Artikel 12 Algemene
vrijstellingsbevoegdheid
1. Burgemeester en Wethouders kunnen
vrijstelling verlenen van het in dit plan bepaalde:
a. ten aanzien van de plaats van de
bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van
andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische
uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de
terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet
onevenredig worden geschaad;
b. van de in de artikelen 4 t/m 7 genoemde
maten, aantallen en percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%
en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
c. van enige bestemming van gronden
uitsluitend ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals
straatvoorzieningen voor afvalstoffen, transformatorhuisjes, telefooncellen en
wachthuisjes, met dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet
meer dan 50 m3 zal bedragen en de goothoogte niet meer dan 3,00 m.
zal bedragen.
2. Bij het verlenen van vrijstelling wordt de
procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 13 lid 1.