Gemeente
Maastricht
Toelichting
deel uitmakende
van het bestemmingsplan
Pietersplas Noord
1994
Maastricht,
oktober 1994;
gewijzigd
november 1994;
gewijzigd
juni 1995;
gewijzigd
maart 1996
INHOUD
HOOFDSTUK
4. Economische
en maatschappelijke uitvoerbaarheid
Bijlage 1: Besluit
Gedeputeerde Staten d.d. 26.04.1994
Bijlage 2: Brief RWS,
directie Limburg d.d. 08.07.1994
In juli 1994 heeft Samenwerkende Adviseurs Maastricht b.v. (S.A.M.) van het gemeentebestuur van Maastricht de
opdracht gekregen om voor het gedeelte van het bestemmingsplan Randwyck, dat
door B. en W. was uitgewerkt conform artikel 11 W.R.O. (onder de naam uitwerkings- en wijzigingsplan Pietersplas), maar dat
volgens Gedeputeerde Staten niet voor goedkeuring in aanmerking kwam (besluit
d.d. 26.04.1994; zie bijlage 1) een nieuw bestemmingsplan op te stellen.
Om pragmatische redenen is als naam voor dit bestemmingsplan Pietersplas
Noord 1994 gekozen. Voor de begrenzing wordt verwezen naar kaart 1. Hierbij
moet worden opgemerkt dat met het oog op een goede ontsluiting de grens naar
het zuiden t.o.v. het gedeelte waaraan goedkeuring is onthouden iets is
verruimd. Dit wil zeggen dat een klein deel van het goedgekeurde uitgewerkte
plan in dit voorliggende plan is betrokken.
De ontwikkelingen in het gebied Pietersplas zijn al enige jaren geleden
gestart; op dit ogenblik zijn de resultaten o.m. in de vorm van een jachthaven
en horeca-accommodatie duidelijk zichtbaar. De activiteiten hebben
plaatsgevonden op grond van het vigerende bestemmingsplan Randwyck (met
gedoogsituaties tot het uitwerkings- en
wijzigingsplan Pietersplas gedeeltelijk was goedgekeurd), en verleende ontgrondingsvergunningen.
In het eerder genoemd besluit van Gedeputeerde Staten van 26 april 1994
staat vermeld: "Voorop wordt gesteld dat het plan inhoudelijk overeenkomt
met de gedachten die op provinciaal niveau leven over de inrichting van het in
het bovenvermeld plan begrepen gebied. Zoals u bekend is, hebben Provinciale
Staten daartoe in december 1992 de nota "Het inrichtingen van de
grindwinningsgebieden in Limburg" alsmede de begrenzing van het Structuurvisiegebied gewijzigd".
De door Gedeputeerde Staten bedoelde wijzigingen houden een verandering
in van het noordelijk deel van het WRC Eijsden en de Structuurvisiegrens. Tevens is de verkoopovereenkomst voor
het noordelijk deel W.R.C.-Eijsden met b.v. Pietersplas in december 1992 door de Provinciale
Staten goedgekeurd. De verkoop van bedoelde gronden sluit aan bij de
provinciale doelstellingen ten aanzien van de economische herstructurering van
grindwinningsgebieden. Deze zijn gelegen in de ontwikkeling van recreatie en
toerisme, in het bijzonder de waterrecreatie, met als oogmerk de verruiming van
de regionale werkgelegenheid en de verhoging van het regionale inkomen.
Het voorliggende plan, dat primair gericht is op een goede regeling ter
plaatse van de Pietersplas (n.a.v. bovengenoemde onthouding van goedkeuring
door G.S.), is een juridische vertaling van het inrichtingsplan, dat is
opgesteld in opdracht van Pietersplas b.v. door
Groenplanning Maastricht b.v. De provincie Limburg,
Bureau Inrichting Grindwinningsgebieden en de gemeente Maastricht, Afdeling
Stedelijke Inrichting hebben de randvoorwaarden voor het inrichtingsplan
opgesteld en zijn met het voorstel akkoord gegaan. Het inrichtingsplan is bij
de stukken gevoegd.
Waar mogelijk is aangesloten op de terminologie en gebruikte grafische
weergave in het bestemmingsplan Randwyck, uitwerkings-
en wijzigingsplan Pietersplas.
Aan het inrichtingsplan zijn, zoals in voorgaand hoofdstuk aangegeven,
randvoorwaarden gesteld. Hierbij is een aantal belanghebbenden betrokken. De
gestelde randvoorwaarden zijn naast elkaar gelegd, bij strijdigheid is een
keuze gemaakt en op basis hiervan is het inrichtingsplan opgesteld.
Als algemene randvoorwaarde voor het inrichtingsplan van het onderhavige
bestemmingsplan geldt, dat dient te worden aangesloten bij de goedgekeurde
onderdelen van het bestemmingsplan Randwyck, uitwerkings-
en wijzigingsplan Pietersplas. Als hoofdelement van dit plan geldt o.a., dat
ongeacht de inrichting van het 'binnengebied", de lengterichting van de
Maas dient te worden geaccentueerd. Met name tot uitdrukking komend in de
ligging van de strekdam. Bij de inrichting van het binnengebied dient bovendien
zoveel mogelijk te worden uitgegaan van waterstaatkundige randvoorwaarden. Zo
mag beplanting alleen in de stroomrichting worden aangelegd en dient een
eventuele ophoging van de bodem te worden gecompenseerd, om de ongehinderde
afvoer bij hoogwater zoveel mogelijk te garanderen. Het dijkprofiel van de Hoge
Weerd, die fungeert als winterdijk, dient intact te worden gehouden.
Vanuit de watersportverenigingen Randwyck en Maasvogels is een aantal
verlangens op tafel gelegd. Laatstgenoemde vereniging ziet haar behoefte aan
uitbreiding van de kampeerruimte uitgedrukt in een vergroting van de bestaande
capaciteit. Hierbij is sprake van een terrasvormige aanleg van het terrein,
waarbij het zuidelijk deel is gelegen op een hoogte van ± 45.50 m. + N.A.P. en
het noordelijk deel op een hoogte van ± 47.00 m. + N.A.P. Het zuidelijk, lager
gelegen deel zal in eerste instantie worden ontgrind en in een latere fase met
grond uit het depot worden opgehoogd tot 45,50 m. + N.A.P. Het terrein van
watersportvereniging Randwyck ligt op een hoogte van 47,00 m. + N.A.P.
Uitdrukkelijk is gevraagd om een duidelijke ruimtelijke scheiding van de
terreinen van de twee watersportverenigingen en bescherming van de privacy.
Een en ander vindt plaats door afzonderlijke parkeerlocaties voor beide
verenigingen door voor zover mogelijk beplanting aan te brengen. De parkeerlocaties
van beide verenigingen zijn via afzonderlijke ingangen vanaf de Lage Weerd
bereikbaar. De parkeerlocatie voor beide verenigingen is ten opzichte van de
huidige situatie uitgebreid.
Langs de oostzijde van het kampeerterrein van watersportvereniging
Randwyck is door middel van een groenafscheiding in noord-zuidrichting
de begrenzing van het terrein weergegeven. Beide verenigingen beheren elk een
deel van de jachthaven; Randwyck de aanlegsteigers in het westelijk deel van
de ontgrindingsplan, langs de streekdam en de
Maasvogels het oostelijk deel. De insteekhaven van de watersportvereniging
Randwyck zal voor vaarbewegingen worden afgesloten. Er resteert slechts één in-
en uitvaart van de plas op de Maas.
In relatie tot de hoogwaterproblematiek is ervoor gekozen om de beperkte
nieuwbouwmogelijkheden voor de verenigingen op hun terrein zodanig te regelen
dat bij realisering de schade aan de nieuwe bebouwing bij een eventuele hoogwaterperiode
zoveel mogelijk voorkomen kan worden. Hiertoe is in de voorschriften bepaald
dat het peil van de gebouwen op minimaal 47,72 m. +N.A.P. moet zijn gelegen.
Een andere mogelijkheid is het zodanig realiseren van gebouwen dat deze
in perioden van hoogwater op het water blijven drijven, terwijl zij via een verankeringspaal niet kunnen wegdrijven.
Daarnaast is in het plan geregeld dat de kampeermiddelen uitsluitend in
de periode 1 maart tot 1 november benut mogen worden.
Op deze wijze is getracht een zo optimaal mogelijk compromis te bereiken
tussen enerzijds een activiteit die aan het water thuishoort en anderzijds de
beperking van schade ten gevolgen van eventuele overstromingen.
Als inrichtingsvoorstel voor het noordelijk deel van het plangebied was
in het Bestemmingsplan Randwyck, uitwerkings- en
wijzigingsplan Pietersplas de ruimte voor te verplaatsen volkstuinen opgenomen.
In haar argumentatie voor onthouding van goedkeuring heeft het College
van Gedeputeerde Staten o.a. aangegeven, dat er in het verleden overstroming
van dit terrein heeft plaatsgevonden, waardoor de locatie als milieuhygiënisch
verdacht dient te worden beschouwd. Bovendien vindt zij, dat de locatie voor de
vestiging van volkstuinen hoogwatervrij dient te zijn. Dit echter vanwege de
invloed op het stroomvoerende deel van de Maas (m.n. het waterbergend vermogen
van de uiterwaarden) zonder compensatie (volgens de Rivierenwet) niet mogelijk.
Desgevraagd is door Rijkswaterstaat, directie Limburg bij brief van 08.07.1994
(zie bijlage 2) medegedeeld dat hij niet akkoord gaat met deze ophoging, tenzij
elders in het gebied compensatie plaatsvindt. Omdat deze compensatie niet kan
worden gegeven, betekent het standpunt van Rijkswaterstaat dat niet voldaan kan
worden aan de door Gedeputeerde Staten, in het belang van de volksgezondheid
gestelde eis van ophoging. Daarnaast is ophoging ook vanuit landschappelijke
overwegingen ongewenst. Tenslotte gaat het om een niet onaanzienlijk
financiële consequentie (f. 175.000,-) waarvoor geen middelen aanwezig zijn.
Bovendien kan men zich afvragen of dit in verhouding staat tot het te dienen
belang van een relatief gering aantal volkstuinders.
Een en ander betekent derhalve dat door deze nieuwe ontwikkeling
verplaatsing binnen het plangebied in redelijkheid niet mogelijk is; de
volkstuinders elders in Heugem zo mogelijk in het bestaande volkstuinencomplex
worden ondergebracht.
In het onderhavige bestemmingsplan is voor het noordelijk deel van het
plangebied daarom een natuurontwikkelingszone met
moerasachtige ontwikkeling opgenomen. Deze zone sluit via een smalle verbinding
aan bij de brede rietzone tussen de Hoge Weerd en de jachthaven van de
Maasvogels en het gebied van de Kleine Weerd waarvoor momenteel door het WNF
een natuurontwikkelingsplan wordt opgesteld. Beide gebieden samen vormen
derhalve als passief recreatiegebied een aanzienlijke potentie voor zowel de
naastgelegen woonbuurten, als voor een ruimere omgeving.
Wordt er op de gronden gebouwd, dan zal eerst inzicht dienen te worden
verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een
in te stellen bodemonderzoek.
Dit is als zodanig geregeld in de voorschriften. Daarnaast is in de
voorschriften opgenomen dat de gronden zullen worden gesaneerd als de
milieuhygiënische kwaliteit van de bodem dit vereist.
In de voorschriften van het onderhavige plan is waar mogelijk
aangesloten op de terminologie en opzet van het bestemmingsplan Randwyck, uitwerkings- en wijzigingsplan Pietersplas. De voorschriften
bevatten regels omtrent het gebruik van de in het plan begrepen gronden en de
zich daarop bevindende opstallen.
De hoofdbestemming is recreatieve doeleinden. Met behulp van
differentiaties zijn gebieden aangegeven binnen deze bestemming waar bepaalde ontwikkelingen
zich kunnen afspelen. In de differentiatie natuurontwikkeling is recreatief
medegebruik, anders dan intensieve recreatie, toegestaan. Verblijfsrecreatie
dient plaats te vinden in de differentiatie verblijfsrecreatie. Er mogen
maximaal 185 kampeermiddelen worden opgesteld waarvan maximaal 135 bij de
vereniging Randwyck en maximaal 50 bij de vereniging Maasvogels.
Parkeerplaatsen mogen binnen deze bestemming slechts worden aangelegd op de
gronden aangegeven met de differentiatie parkeren. Het gaat om maximaal 250
plaatsen waarvan maximaal 75 voor de vereniging Maasvogels. De parkeerplaatsen
zijn zowel bestemd voor gebruikers van de verblijfsrecreatie als voor
dagrecreanten resp. bezoekers. De gronden waarvoor geen specifieke
differentiatie geldt mogen worden gebruikt voor recreatief gebruik anders dan
van intensieve aard. Diverse voorzieningen mogen binnen de bestemming
recreatieve doeleinden worden gerealiseerd. Horeca-activiteiten, anders dan kantine-activiteiten ten behoeve van de aldaar gevestigde
verenigingen zijn binnen deze bestemming niet toegelaten. Detailhandel is ook
niet toegestaan. Alleen op de gronden die op de bestemmingskaart zijn
aangegeven met een bepaalde begrenzing, mogen gebouwen worden opgericht ten
behoeve van kantine/verenigingsgebouw. Deze begrenzing is, op de plaats waar
het verenigingsgebouw van watersportvereniging Randwyck is gelegen, enigszins
uitgebreid. De watersportvereniging heeft een bouwvergunning voor een groter
verenigingsgebouw dan zijn momenteel heeft.
De bestemming water omvat de insteek van de Maas (onbenoemd) die in open
verbinding staat met de Maas, het Heugemmer water en de huidige jachthaven van
Randwyck die zodra de nieuwe havenaccommodatie voor deze vereniging zal zijn
gerealiseerd zal worden afgesloten van de Maas en wel zodanig dat er geen
vaarbewegingen meer mogelijk zijn.
Om de realisering van aanlegsteigers mogelijk te maken is op een deel
van gronden van deze bestemming een passende differentiatie (jachthaven)
gelegd. Er zijn maximaal 150 ligplaatsen mogelijk, waarvan maximaal 80 voor
Randwyck en maximaal 70 voor Maasvogels.
De bestemming rivier omvat de bedding van de Maas met de daarbij
behorende oevers.
De bestemming verkeersdoeleinden (Lage Weerd) dient voor de ontsluiting
van de watersportverenigingen en aansluiting op het wegennet (Hoge Weerd).
De dubbele bestemming, gebied met stroomvoerende/waterbergende functie,
dient de waterstaatsbelangen te beschermen. Er geldt een bouwverbod waarvan
Burgemeester en Wethouders, gehoord de H.I.D. Rijkswaterstaat, directie
Limburg, vrijstelling kunnen verlenen.
De dubbele bestemming, beschermingszone, omvat regels voor de
bescherming en onderhoud van een hogedruk
gastransportleiding en een hoogspanningskabel die beide over de gronden bestemd
tot rivier lopen.
Om het plan optimaal te laten functioneren zijn in de laatste artikelen
van de voorschriften binnen een strikte begrenzing de afwijkingsmogelijkheden
van het plan aangegeven. Het betreft vrijstellingsmogelijkheden van
Burgemeester en Wethouders die in de meeste tot op heden gebruikte
bestemmingsplanvormen voorkomen. De bedoeling is hiermee voldoende
flexibiliteit aan het plan te geven.
4. ECONOMISCHE EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
De uitvoering van het inrichtingsplan voor het gebied Pietersplas Noord
zal voor de gemeente budgettair neutraal verlopen. Kosten voor de inrichting en
de toekomstige exploitatie van het gebied worden gedragen door de
initiatiefnemers van het project.
Het onderhavige plan zal de normale bestemmingsplanprocedure doorlopen.
Aan belanghebbenden zijn inspraakmogelijkheden geboden in het kader van de
gemeentelijke inspraakverordening. Bovendien staan voor de belanghebbenden
voldoende mogelijkheden open, zoals in de Wet op de ruimtelijke ordening
aangegeven, om eventuele bezwaren tegen het plan tot uitdrukking te laten
komen.
Over het ontwerp-bestemmingsplan Pietersplas
Noord 1994 is schriftelijke inspraak georganiseerd in de periode van 1 maart
1995 tot en met 20 maart 1995. Aankondiging hiervan heeft plaatsgevonden door
middel van een publicatie in het huis-aanhuis-blad
de Maaspost. Een uitgebreid overzicht van de reacties en de beantwoording
daarvan is opgenomen in de losse bijlage.
In aansluiting op de reeds bij de voorgaande gelegenheid
(bestemmingsplan Randwyck, uitwerkings- en
wijzigingsplan Pietersplas) gevoerde gesprekken met de betrokken
watersportverenigingen Randwyck en Maasvogels is in oktober 1994 met hen
overleg gevoerd over het nu voorliggende inrichtingsplan. De betrokken
verenigingen hebben zich positief uitgelaten over het inrichtingsplan.
De provincie Limburg Bureau Inrichting Grindwinningsgebieden heeft,
gelet op de belangen die zij heeft in het voorliggende plan, er kennis van
genomen en geen bezwaren gemaakt.
Gelet op de in deze toelichting vermelde onmogelijkheid tot het opnemen
van volkstuinen in het bestemmingsplan is op 3 december 1994 in aanwezigheid
van de wethouder WSMP gesproken met het bestuur van de volkstuinvereniging.
Tijdens dit gesprek is hen een alternatieve locatie aan de Molensingel
aangeboden. Er werd tijdens dit gesprek echter door hen vastgehouden aan de locatie
in de Pietersplas.
Naast inzending in de Provinciale Planologische Commissie voor de
vergadering van 12 april 1995 is het plan in de week van 9 januari 1995 in het
kader van het overleg ex art. 10 B.r.o. toegezonden
aan de volgende instanties:
1. Ministerie van Economische Zaken,
Rijksconsulentschap Limburg.
2. Ministerie van Verkeer en Waterstaat,
Directoraat-generaal Rijkswaterstaat, Directie Limburg.
3. Waterschap Roer en Overmaas.
4. Ministerie van Defensie.
Het Ministerie van Economische Zaken, Rijksconsulentschap Limburg en het
Ministerie van Defensie gaven te kennen geen opmerkingen te hebben. De reacties
en de beantwoording van de andere twee geadresseerden zijn opgenomen in de
losse bijlage.