Artikel 10 Gemengde doeleinden 4
1.
Doeleindenomschrijving
De
op de plankaart A als gemengde doeleinden 4 aangegeven gronden zijn bestemd
voor:
- bedrijfsdoeleinden;
- kantoordoeleinden;
- verkeersdoeleinden
in de vorm van ontsluitingsstraten en fiets- en voetpaden;
- parkeerdoeleinden;
- doeleinden
van openbaar nut;
- groenvoorzieningen.
2.
Beschrijving in hoofdlijnen
De
in lid 1. omschreven doeleinden worden met inachtneming van artikel 6 als volgt
nagestreefd:
a. er
mag alleen bedrijfsuitoefening plaatsvinden in de milieucategorieën 2, 3 en 4
die in bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) van deze voorschriften nader
zijn bepaald;
b. er
mogen geen inrichtingen als bedoeld in het Besluit categorie A-inrichtingen
Wet geluidhinder van 15.10.1981 (Staatsblad 671) worden opgericht;
c. bedrijfswoningen
zijn niet toegestaan;
d. er
is uitsluitend bestemmingsverkeer;
e. in
parkeergelegenheid voor bedrijfsverkeer, ter plaatse werkzame personen en
bezoekers wordt in voldoende mate voorzien; de parkeergelegenheid zal ten
minste voor 75% als overdekt parkeren worden gerealiseerd;
f. de
doeleinden van openbaar nut die qua volume een ondergeschikte rol spelen, kunnen
in de gehele bestemming voorkomen.
3.
Bouwvoorschriften
a. Op
de tot gemengde doeleinden 4 bestemde gronden zijn uitsluitend gebouwen en
andere bouwwerken toegestaan die in overeenstemming zijn met het in dit
artikel bepaalde;
b. de
bebouwing wordt opgericht overeenkomstig de op de plankaart B aangegeven
bouwrichting;
c. op
de plaatsen op plankaart B waar de lijn staat, moet op deze lijn een gevel van een
gebouw over de volle lengte van de lijn worden geplaatst;
d. de
goothoogte van gebouwen mag maximaal 20 m. zijn;
e. de
hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 10,00 m. bedragen met uitzondering
van erfafscheidingen die maximaal 2,00 m. hoog mogen zijn;
f. het
bebouwingspercentage mag maximaal 60 bedragen;
g. de
parkeervoorzieningen moeten voldoen aan de in de bijlage 1 van deze
voorschriften gegeven normen.
4.
Vrijstelling
Burgemeester
en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen tot vermindering van het aantal
parkeervoorzieningen tot maximaal 10% van de in bijlage 1 gegeven norm.
5.
Nadere eisen
Burgemeester
en Wethouders zijn bevoegd met inachtneming van het bepaalde in de leden 2. en
3. nadere eisen te stellen:
- ten
aanzien van de situering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige
aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en
bouwwerken;
- ten
behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedebouwkundige beeld ter
plaatse;
- aan
de situering van parkeervoorzieningen.