logo gemMtr klrArtikel 11 Bijzondere doeleinden

 

1.      Doeleindenomschrijving  

De op de plankaart A als bijzondere doeleinden aangegeven gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in arti­kel 3 lid 7., bestemd voor:

 

-        openbare bestuursdoeleinden;

-        kantoordoeleinden;

-        verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingsstraten, fiets- en voet­paden en pleinen;

-        parkeerdoeleinden;

-        doeleinden van openbaar nut;

-        groenvoorzieningen.

 

2.      Beschrijving in hoofdlijnen

De in lid 1. omschreven doeleinden worden met inachtneming van artikel 6 als volgt nagestreefd:

 

a.      er wordt tenminste een oriëntatie­punt gerealiseerd op de op plankaart B aangegeven plaats;

b.      er wordt tenminste een pleinvormige ruimte gerealiseerd op de op plan­kaart B aangegeven plaats;

c.       er is uitsluitend bestemmingsver­keer;

d.      in parkeergelegenheid voor bedrijfs­verkeer, ter plaatse werkzame per­sonen en bezoekers zal in voldoende mate worden voorzien; de parkeerge­legenheid zal ten minste voor 75% als overdekt worden gerealiseerd;

e.      de doeleinden van openbaar nut die qua volume een ondergeschikte rol spelen, kunnen in de gehele bestem­ming voorkomen;

f.       de op de plankaart B aangegeven groenvoorziening wordt gerealiseerd.

 

3.      Bouwvoorschriften

a.      Op de tot bijzondere doeleinden 1 bestemde gronden zijn uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken toege­staan die in overeenstemming zijn met het in dit artikel bepaalde;

b.      de bebouwing wordt opgericht over­eenkomstig de op de plankaart B aan­gegeven bouwrichting;

c.       de goothoogte van gebouwen mag maxi­maal 25 m. zijn;

d.      de hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 10,00 m. bedragen met uit­zondering van erfafscheidingen die maximaal 2,00 m. hoog mogen zijn;

e.      het bebouwingspercentage mag maxi­maal 40 bedragen;

f.       de parkeervoorzieningen moeten vol­doen aan de in de bijlage 1 van deze voorschriften gegeven normen.

 

4.      Vrijstelling

Burgemeester en Wethouders kunnen vrij­stelling verlenen tot vermindering van het aantal parkeervoorzieningen tot maximaal 10% van de in bijlage 1 gege­ven norm.

 

5.      Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd met inachtneming van het bepaalde in de leden 2. en 3. nadere eisen te stellen:

-        ten aanzien van de situering en de afmetingen van gebouwen en bouwwer­ken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzen­de gronden en bouwwerken;

-        ten behoeve van de ruimtelijke kwali­teit en/of het stedebouwkundige beeld ter plaatse;

-        aan de situering van parkeervoorzie­ningen.