HOOFDSTUK IV. OVERGANGS-, STRAF- EN
SLOTBEPALING
Artikel 32 Overgangsbepalingen omtrent bebouwing
1. De
op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp-plan bestaande
bouwwerken, alsmede bouwwerken, welke in aanbouw zijn op het tijdstip van de
in-ontwerp-terinzagelegging, dan wel kunnen worden gebouwd krachtens een eerder
aangevraagde bouwvergunning, welke in strijd zijn met het bestemmingsplan,
mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk worden veranderd, mits de
afwijkingen van het plan, zowel naar de aard als naar de omvang, niet worden
vergroot en behoudens onteigening krachtens de wet.
2. Voor
het geheel vernieuwen, geheel veranderen of in beperkte mate uitbreiden van
bedoelde bouwwerken kunnen Burgemeester en Wethouders vrijstelling verlenen
van de bepalingen van dit plan, met dien verstande dat:
a. bij
gehele vernieuwing of gehele verandering de bestaande afwijkingen van het
plan, zowel naar de aard als naar de omvang, niet mogen worden vergroot;
b. het
"in beperkte mate uitbreiden" niet verder mag gaan dan 20% van de
inhoud van de ten tijde van de terinzagelegging
van het ontwerp-plan bestaande bebouwing, mits de bestaande afwijking naar
de aard niet wordt vergroot.
Met
geheel vernieuwen of geheel veranderen wordt gelijkgesteld het systematisch
gedeeltelijk vernieuwen of gedeeltelijk veranderen met het kennelijk doel om
zodoende uiteindelijk tot een gehele vernieuwing of gehele verandering te
komen.
3. In
geval van verwoesting door calamiteit mogen de in lid 1. van dit artikel
bedoelde bouwwerken worden herbouwd - behoudens onteigening overeenkomstig de
wet - mits:
a. de
afwijkingen van het plan niet naar aard of omvang worden vergroot;
b. zo
mogelijk de bebouwingsgrens in acht wordt genomen;
c. een
aanvraag om een vergunning tot herbouw binnen 2 jaar na tenietgaan is
ingediend.