Artikel 16 Groenvoorzieningen
(G)
1. De gronden met de bestemming
groenvoorzieningen mogen uitsluitend worden gebruikt voor plantsoenen,
waterpartijen, bermbeplantingen en andere groenvoorzieningen en in samenhang
daarmee voor wandel‑ en fietspaden, kinderspeelplaatsen en geluidwerende
voorzieningen.
2. Op deze gronden mogen geen gebouwen doch
uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd, welke qua aard bij het in lid 1
toegestane gebruik passen en niet hoger zijn dan 3,00 meter.