logo gemMtr klrHOOFDSTUK IV. OVERGANGS- EN STRAFBEPALINGEN

 

 

Artikel 23 Overgangsbepalingen omtrent bebouwing

 

1.      De op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp­plan bestaande bouwwerken, alsmede bouwwerken welke in aanbouw zijn op het tijdstip van de in ontwerp ter inzage legging dan wel kunnen worden gebouwd krachtens een eerder aangevraagde bouwvergunning, welke in strijd zijn met het bestemmingsplan, mogen gedeeltelijk worden ver­nieuwd of gedeeltelijk worden veranderd, mits de afwij­kin­gen van het plan, zowel naar de aard als naar de omvang niet worden vergroot en behoudens onteige­ning krachtens de wet.

 

2.      Voor het geheel vernieuwen, geheel veranderen of in beperkte mate uitbrei­den van bedoelde bouwwerken kunnen burgemeester en wethou­ders vrijstelling verlenen van de bepalingen van dit plan met dien ver­stan­de, dat:

 

a.      bij gehele vernieuwing of gehele verandering de bestaande afwij­kin­gen van het plan zowel naar de aard als naar de omvang niet mogen worden vergroot;

b.      het "in beperkte mate uitbreiden" niet verder mag gaan dan 20% van de inhoud van de ten tijde van de ter inzage leg­ging van het ontwerp­plan bestaande bebouwing en mits de bestaande afwijking naar de aard niet wordt vergroot.

 

          Met geheel vernieuwen of geheel veranderen wordt gelijk gesteld het syste­matisch gedeeltelijk vernieuwen of gedeeltelijk veran­deren met het kenne­lijk doel om zodoende uiteindelijk tot een gehele vernieu­wing of gehele verandering te komen.

 

3.      In geval van verwoesting door calamiteit mogen de in lid 1 van dit artikel bedoelde bouwwerken worden herbouwd ‑ behoudens onteigening overeenkomstig de wet ‑ mits:

 

a.      de afwijkingen van het plan niet naar aard of omvang worden ver­groot;

b.      zo mogelijk de bebouwingsgrens in acht wordt genomen;

c.       een aanvraag om een vergunning tot herbouw binnen 2 jaar na te­niet gaan is ingediend.