HOOFDSTUK I INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder:
1. plan:
het bestemmingsplan Randwyck, uitwerkings- en
wijzigingsplan Pietersplas als aangegeven op de uitwerkings- en wijzigingskaart
resp. aanwijzingskaart (tekening nr. 92-1911-09 resp. 204.14.9581) en in deze
voorschriften;
2. ander
bouwwerk
een bouwwerk geen gebouw zijnde;
3. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
4. bebouwingspercentage:
een in de voorschriften aangegeven getal dat
aangeeft het gedeelte van de bestemming dat ten hoogste mag worden bebouwd;
5. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein,
dienende ter huisvesting van een persoon (of diens gezin) wiens huisvesting ter
plaatse noodzakelijk c.q. gewenst is gelet op het feitelijk gebruik van het
gebouw en/of het terrein;
6. beroepsvaart
het beroepsmatig vervoeren van mensen en goederen
over water;
7. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op
gelijke of bij benadering op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is
begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van geheel
of nagenoeg geheel onder een schuin dakvlak gelegen ruimten;
8. bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect steun vindt in of op
de grond, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is;
9. cultuurhistorische
waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde,
gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de
loop der geschiedenis van dat gebouw of gebied heeft gemaakt;
10. dagrecreatie:
het tussen zonsopgang en zonsondergang benutten van
voor de recreatie bestemde c.q. ingerichte gronden en voorzieningen;
11. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden waaronder mede
begrepen het uitstallen ter verkoop, verkopen en/of afleveren van goederen aan
degenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan
in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
12. dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
13. differentiatie:
de op de uitwerkings- en wijzigingskaart als
zodanig aangegeven gronden waarop bestemmingsregelingen van een zelfde aard van
toepassing zijn;
14. extensieve
recreatie:
die vormen van openluchtrecreatie die niet
intensief zijn;
15. intensieve
recreatie:
die vormen van openluchtrecreatie waarbij men
gebruik maakt van een sterk geconcentreerd voorzieningspakket of één grote
voorziening, waarbij het omringende landschap van minder belang is en zich
relatief veel mensen per oppervlakte-eenheid (kunnen) bevinden;
16. kampeermiddelen:
die middelen als bedoeld in artikel 1 van de
Kampeerwet;
17. landschappelijke
waarden:
de in een gebied aanwezige waarde, gekenmerkt door
het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de
onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en de niet-levende natuur;
18. landschapsecologische
waarden:
waarden die verband houden met de samenhang tussen
biotische, a-biotische en landschappelijke hoedanigheden;
19. natuurwetenschappelijke
waarden:
de biotische en a-biotische hoedanigheid van
natuurwetenschappelijk belang;
20. Peil:
het niveau van het hoogste punt van de weg ter
plaatse van het bouwperceel;
21. ruimtelijke
kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte;
22. schermzone:
een strook voorzien van opgaande beplanting ter
visuele afscherming van verblijfsrecreatieve accommodaties;
23. stedebouwkundig
beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de
bouwmassa's bepaald beeld inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de
begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd
beeld;
24. stroomvoerend
winterbed:
de gronden die bij extreem hoge afvoeren van de
rivier de Maas onder water staan en die een stroomvoerende functie moeten
kunnen vervullen.
25. waterbergend
vermogen:
het vermogen tot opvang en/of transport van water;
25. watergang:
al of niet overdekt werk dienend om in het openbaar
belang water te ontvangen, te bergen en af te voeren, de boven water gelegen
taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede te verstaan, dat door het
college van hoofdingelanden in de legger is opgenomen.