logo gemMtr klrArtikel 3        Algemene bepalingen

 

I.        1.      Indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het uitwerkings- en wijzigingsplan.

 

2.      Bij gebruik van de gronden als bedoeld in de artikelen 4 t/m 7 voor bebouwing en anders dan voor bebouwing, voor zover deze gronden tevens bestemd zijn als gebied met stroomvoerende functie (artikel 8), beschermingszone a (artikel 9) en/of beschermingszone b (artikel 10) geldt primair het bepaalde met betrekking tot de betreffende samengestelde bestemmingen in die zin dat primair gelden de bepalingen van gebied met stroomvoerende functie, secundair die van beschermingszone b en tertiair die van beschermingszone a.

 

3.      Het is niet toegestaan de op het uitwerkings- en wijzigingsplan aangege­ven bestemmingsgrenzen bij het oprichten van gebouwen overeenkomstig de respectievelijke bestemmingen te overschrijden, tenzij in deze voor­schriften uitdrukkelijk anders is bepaald.

 

II.       1.      Het is verboden op of in de gronden van dit plan, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

 

a.      het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met dien verstande, dat maximaal 1% der gronden voor oppervlaktever­hardingen mag worden gebruikt;

b.      oevers te verlagen of op te hogen;

c.      het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren; behoudens voor zover ter zake een vergunning ingevolge de provin­ciale verordening op de ontgrondingen vereist is;

d.      het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

e.      het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas ten gevolge kunnen hebben, voor zover de Boswet, alsmede de daarop gebaseerde voorschriften niet van toepassing zijn;

f.       het deponeren, lozen of storten van al dan niet afgedankte of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten.

 

2.      Het onder 1. van dit lid bepaalde is niet van toepassing:

 

a.      voor werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b.      voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

c.      voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;

d.      voor afrasteringen tot een maximale hoogte van 1,00 m.;

e.      voor werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van de tervisielegging van het plan in uitvoering zijn;

f.       voor het rooien, vellen en/of snoeien van houtgewas bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;

g.      voor het periodiek kappen van griendhout en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan bestaande bodemgebruik;

h.      voor werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van de bestemming.

 

3.      De werken of werkzaamheden, als bedoeld onder 1. van dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden van deze gronden niet worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijk­heden voor het herstel van die waarden niet worden of kunnen worden verkleind.