Gemeente
Maastricht
Toelichting
deel uitmakende
van het bestemmingsplan Randwyck
Uitwerkings- en
wijzigingsplan
Pietersplas
Maastricht,
september 1992;
gewijzigd
december 1992;
gewijzigd
april 1993;
gewijzigd
mei 1993;
gewijzigd
september 1993;
gewijzigd
september 1993*;
gewijzigd
november 1993
INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK
3.1. Geomorfologie
en landschap
3.5. Civieltechnische
aspecten
3.8. Bezoekerscapaciteit en
gevolgen voor verkeer en parkeren
4.1. Uitgangspunten
en randvoorwaarden
4.2. Toelichting
inrichtingsontwerp Pietersplas
5. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
6. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
Losse
bijlage 1: Voorschriften (ged.)
vigerend bestemmingsplan Randwyck
Losse
bijlage 2: Mondelinge en schriftelijke
inspraakreacties
Losse
bijlage 3: Evaluatie van de
inspraakreacties
Losse
bijlage 4: Toelichting van bezwaren in
de Raadscommissie VSR d.d. 29.06.1993, d.d. 31.08.1993, d.d. 13.09.1993
- Algemeen
Voor de gronden die in het onderhavige plan betrokken zijn, geldt het
bestemmingsplan Randwyck (vastgesteld 01.07.1980; gedeeltelijk goedgekeurd 16.12.1980
en het K.B. nr. 124 van 16.12.1982).
De huidige regeling voor de betrokken gronden is: recreatiegebied (1 en
2) en agrarische doeleinden.
In artikel 13 en 13 A van de voorschriften van het bestemmingsplan
Randwyck is aangegeven, welke de regels zijn, waarbinnen de bestemming
recreatiegebied 1 en 2 conform artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening, door Burgemeester en Wethouders moeten worden uitgewerkt. Dit dient
plaats te vinden volgens de in artikel 21 onder X (recreatiegebied 1) en XA
(recreatiegebied 2) gegeven regels en de onder XII (uitwerking) aangegeven
procedure.
In artikel 18 van de voorschriften zijn de bepalingen m.b.t. agrarische
doeleinden opgenomen. Op deze gronden is de wijzigingsbevoegdheid (artikel 25)
van toepassing (zie bijlage 1).
- Planbegrenzing
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de insteekhaven
vanaf de Maas, aan de oostzijde door de Hoge Weerd; aan de zuidzijde vormt de
gemeentegrens met Eijsden de begrenzing en aan de westzijde de oever van de rivier
de Maas aan de zijde van de wijk St. Pieter.
- Verloop
van de gebeurtenissen
Middels de geëigende vergunningen is in de loop van de jaren een deel
van de gronden binnen het plangebied ontgrond. Er is voor het meest noordelijke
gedeelte nog een betreffende vergunningsaanvraag in behandeling.
Het grootste deel van de gronden dat oorspronkelijk in eigendom bij de
provincie Limburg was, is door haar, na aanbieding aan de gemeente Maastricht
die om haar moverende redenen van de koop heeft afgezien, verkocht aan
Pietersplas b.v. Een deel van de gronden aan de noordzijde van het plangebied
is in eigendom van derden.
Pietersplas b.v. heeft, gelet op de in het bestemmingsplan Randwyck gegeven
regels, in eerste instantie voor het gebied een plan ontworpen met het oogmerk
ter plaatse een zakelijk verantwoord project in de recreatieve sfeer mogelijk
te maken en meerwaarde aan het gebied te geven t.b.v. de passieve recreatie. De
gemeente Maastricht heeft zich in deze fase bij Pietersplas b.v., de koper van
de gronden, sterk gemaakt voor de belangen van de reeds aan de plas gevestigde
verenigingen, te weten de watersportverenigingen Randwyck en Maasvogels, de
naturistenvereniging en de studentenroeivereniging Saurus. In een later stadium
heeft dit zich beperkt tot de eerste drie verenigingen, daar Saurus een
accommodatie buiten de plas heeft betrokken.
Over het door Pietersplas b.v. gepresenteerde inrichtingsplan is, naast
overleg met de bedoelde verenigingen, eveneens overleg gevoerd met de gemeente
Maastricht. Door de gemeente is, toen bleek, dat de eerder genoemde
verenigingen waren ondergebracht, nu sterk de nadruk gelegd op de
betreedbaarheid en de openbaarheid van het gebied. Tevens is van de zijde van
de gemeente aangedrongen op wijzigingen qua landschappelijke inrichting. De
uitkomst van alle overleg heeft geleid tot bijstelling van de plannen van
Pietersplas b.v.
Het uiteindelijke gepresenteerde inrichtingsplan is door de
belanghebbende verenigingen (Randwyck, Maasvogels, naturistenvereniging) en de
gemeente Maastricht in principe aanvaard, in die zin dat bij W.S.V. Randwyck
alleen sprake is van een intentieverklaring. Op 10 december 1992 heeft er over
dit inrichtingsplan een informatieavond plaatsgevonden georganiseerd door de
provincie Limburg.
Naar aanleiding van deze bijeenkomst is het inrichtingsplan nogmaals op
onderdelen bijgesteld.
Als belangrijkste bijstelling kan de projectie van volkstuinen aan de
noordzijde van het plan worden genoemd.
- Huidige
regeling
Voor het voorliggende uitwerkings- resp. wijzigingsplan Pietersplas is
het geformuleerde in het vigerende bestemmingsplan Randwyck uitgangspunt.
De begrenzing van dit plan ex artikel 11 W.R.O. is aangegeven op kaart
1. De noordgrens ligt zuidelijker dan in het plan van de initiatiefnemers.
Dit is het gevolg van de begrenzing van het op korte termijn in de
officiële procedure te brengen bestemmingsplan Randwyck Noord. De betreffende
gronden zijn in dit ontwerp-plan geregeld als groenvoorziening 1. De door de
initiatiefnemers gewenste activiteiten zijn binnen de concept-voorschriften
mogelijk, maar aan een aanlegvergunning gebonden (artikel 14 W.R.O.). Dit geldt
overigens ook voor de gronden gelegen in het vigerende plan Randwyck (artikel
23 van de voorschriften).
De Vierde Nota over de
Ruimtelijke Ordening is in Nederland de belangrijkste nota voor het facet
ruimtelijke ordening. In deel III:
Kabinetsstandpunt van de Vierde Nota Extra (1991) worden de standpunten ten
aanzien van de te volgen koers en de ecologische hoofdstructuur die in deel I: Ontwerp-planologische
Kernbeslissing zijn gevolgd, in grote lijnen overgenomen. De Maasoevers
(behalve in de steden) behoren daarin tot de ecologische hoofdstructuur van
Nederland, waarin de zogenaamde groene koers wordt nagestreefd.
Binnen gebieden met een groene koers is het beleid gericht op behoud en
ontwikkeling van natuurlijke ecosystemen en op het herstel van ecologische
relaties. Andere functies (bijv. recreatie) worden door zonering zo goed
mogelijk ingepast. De watersport moet naar aard en vorm worden afgestemd op de
capaciteit van de wateren, rekening houdend met de draagkracht van het
natuurlijk milieu. Provincies en gemeenten wordt gevraagd om in de ruimtelijke
plannen te voorzien in een zonering van de recreatiewateren voor het gebruik
van verschillende typen vaartuigen, waarbij op bepaalde wateren de
recreatievaart wordt beperkt, of stille zones worden ingesteld. Het voorstel
van de provincie Limburg voor de toekomst van het grensmaasgebied heeft in deel
III van de Vierde Nota geleid tot verruiming van de groene koers om ruimte te
bieden aan de natuurontwikkelingsplannen voor dit gebied. "Dit staat op
gespannen voet met de positie van het ontgrondingenbeleid in de groene koers.
Omdat de nog resterende grindwinningen voortkomen uit een overeenkomst over de
afbouw van de grindwinning met het oog op natuur en landschap van Limburg, én
omdat uitdrukkelijk is afgesproken dat het gebied een nabestemming zal krijgen
met veel natuurontwikkeling, wordt de keuze voor de groene koers hier als
uitzondering verantwoord geacht.[1]
De Derde
Nota Waterhuishouding (1989) doet onder andere uitspraken over oevers en
buitendijkse gebieden. Het einddoel van de beleidsmaatregelen die in de nota
zijn genoemd is dat de oevers van waterhuishoudkundige systemen mogelijkheden
bieden voor ontplooiing en duurzaam functioneren van die systemen en voor
diverse gebruiksfuncties; de oeverinrichting is afgestemd op de functies van de
oever, het aangrenzende water en land. De rivieren, inclusief de uiterwaarden,
zijn hoofdassen door Nederland voor transport, recreatie, migratie van dieren
en natuur.
De Rijksoverheid stelt voor om vóór 1995 een actieplan op te stellen
voor de ontwikkeling van het rivierengebied, inclusief de uiterwaarden (hiermee
is reeds een aanvang gemaakt) en delen van de ecologische hoofdstructuur te
ontwikkelen.
Het Natuurbeleidsplan (1990)
stelt dat de natuurlijke dynamiek in het rivierengebied, waartoe ook het
plangebied behoort, door menselijk ingrijpen sterk is beperkt. Desondanks zijn er
goede perspectieven voor het natuurbeleid in het uiterwaardengebied omdat de
functies scheepvaart (zowel beroeps- als pleziervaart), waterafvoer en
delfstofwinning onder voorwaarden goed zijn te combineren met de natuurfunctie.
Door de genoemde dynamiek van de rivieren kunnen verdwenen waarden relatief
eenvoudig weer worden hersteld. Het uiterwaardengebied kan voor een groot deel
als natuurontwikkelingsgebied worden beschouwd waarbij het beheer wordt gericht
op zelfordening door onder andere erosie en sedimentatieprocessen.
In het Structuurschema Groene
Ruimte (1992) dat na parlementaire goedkeuring de drie "groene"
Structuurschema's Natuur- en Landschapsbehoud, Openluchtrecreatie en
Landinrichting zal vervangen wordt het in de Vierde Nota en het Natuurbeleidsplan
opgenomen Grensmaasproject nader uitgewerkt. In dit project zal de ongestuwde
Maas tussen Maastricht en Stevensweert in een gebied met een oppervlakte van
ca. 1.000 ha. door natuurontwikkeling worden getransformeerd tot een
grindsysteemrivier, deel uitmakende van de ecologische hoofdstructuur. Ca. 550
ha. van dit natuurontwikkelingsgebied zal worden gerealiseerd in combinatie met
grindwinning.
Toekomstbeeld in het structuurschema is de Maas als vrij afstromende
grindrivier, met grind- en zandbanken, ooibossen en pioniervegetaties, ruimte
voor planteneters, otters, reigers, grote roofvogels, etc.
De mogelijkheden voor natuurlijke vismigratie zijn hersteld. De
hoogwaterproblematiek rond een aantal dorpen in het Maasdal is opgelost. Door
het aanbrengen van kleischermen zijn er slechts minimale grondwaterdalingen
opgetreden.
Ofschoon de Maas tussen Eijsden en Maastricht geen ongestuwd verloop
heeft, zoals de Grensmaas tussen Maastricht en Stevensweert, kunnen de
doelstellingen met betrekking tot de natuurontwikkeling in de uiterwaarden voor
het gebied ten zuiden van Maastricht worden overgenomen. In het structuurschema
wordt aangegeven dat het rijk als uitwerking van de Vierde Nota en aansluitend
op het Natuurbeleidsplan in de Nadere Uitwerking Rivierengebied, een
samenhangende ruimtelijke visie heeft geformuleerd voor dit gebied. Voor de
realisering hiervan zijn 6 programmapunten aangegeven:
- "versterking van de differentiatie
in functiecombinaties van de verschillende rivierarmen;
- recreatief-toeristische routes langs de
rivieren ontwikkelen;
- diversiteit en samenhang van
waterfronten ontwikkelen;
- ecologische gradiënten ontwikkelen;
- landbouw binnen- en buitendijks in
onderlinge samenhang ontwikkelen;
- doorgaande vaarroutes dwars op de
rivieren verbeteren".
De Maas wordt tevens als belangrijk onderdeel beschouwd van het
recreatiebeleid. De dode armen, ontgrondingsplassen en uiterwaarden bieden
goede mogelijkheden voor natuurontwikkeling en recreatie.
Het Meerjarenprogramma Natuur en
Landschap 1991-1995 (1990) heeft natuurontwikkeling in de uiterwaarden als
één van de projecten opgenomen. Het plangebied maakt in het meerjarenprogramma
deel uit van de eenheid waartoe ook het Maasplassengebied behoort. De projecten
die in de huidige situatie elders in den lande gerealiseerd zijn bieden het
kader waarbinnen een bundeling en uitwisseling van ervaringen met
natuurontwikkeling in het uiterwaardengebied kan plaatsvinden.
In de Visie Landschap (1991)
wordt onderkend dat er in het Maasgebied duidelijke potenties aanwezig zijn.
Het eigen karakter van de Maas is daarbij een belangrijk aanknopingspunt. Zo is
de stroomsnelheid groter dan bij andere grote rivieren, bestaat de bodem uit
grind en ontbreken rivierdijken. Er zijn daardoor goede mogelijkheden voor
natuurontwikkeling, zowel wat betreft het ontwikkelen van waarden als het
herstellen van samenhang. De ontgrindingen kunnen daarbij een belangrijke rol
spelen.
Het Streekplan Zuid-Limburg, plan
(1987) geeft aan, dat in het gebied van het onderhavige plan een recreatieve
ontwikkeling wordt voorgestaan. In het noordelijk deel hiervan, aansluitend aan
het stedelijk gebied van Maastricht, moeten zoveel mogelijk de intensieve
attractiepunten en het merendeel van de bebouwing (onder andere
vakantiebungalows) worden gerealiseerd. In het zuidelijker gelegen deel ligt de
nadruk meer op extensieve vormen van openluchtrecreatie, die meer past bij het
landelijk karakter. Het gebied van het watersportcentrum wordt aangeduid als
toeristisch-recreatief aandachtsgebied (TRAG). De vraag naar watergebonden
recreatie in Zuid-Limburg blijkt groter te zijn dan het aanbod. Ten behoeve van
verblijfs- en dagrecreanten wordt in het kader van het totale streekplanbeleid
daarom gestreefd naar ontwikkeling van watersportcentrum in combinatie met
intensieve verblijfsrecreatie. De deelname aan watersportactiviteiten zal naar
verwachting nog wel blijven stijgen maar dan wel op een veel minder explosieve
manier dan in de afgelopen jaren. Het gebruik van strandbaden, met name in
grindwinningsgebieden, als vorm van amfibische recreatie, zal naar verwachting
in de pas lopen met de groei van het aanbod.
In het Provinciaal
Waterhuishoudingsplan 1991-1995 (1990) wordt een aantal maatregelen
voorgesteld dat van invloed (kan) zijn op het plangebied, zoals de inrichting
van watersystemen/wateren (inrichtingsmaatregelen hebben betrekking op de
fysische en biologische eigenschappen van het watersysteem, zoals de vorm van
het materiaal van bodem en oevers, diepte, helderheid en stroomsnelheid en de
aan- of afwezigheid van planten en dieren). In de planperiode wordt het beheer
en onderhoud van oppervlaktewateren beter afgestemd op de ecologische potenties
van de watersystemen. In de watersystemen met een specifiek ecologische functie
zullen beheers- en onderhoudsmaatregelen moeten leiden tot het behoud en
herstel ervan. Voor systemen met een algemeen ecologische functie dienen de
beheers- en onderhoudsmaatregelen beter afgestemd te worden op de aanwezige
natuurwaarden.
In opdracht van het Provinciaal Bestuur van Limburg is er in 1990 een
studie verricht naar de mogelijkheden voor natuurontwikkeling in relatie tot
grindwinning langs de Limburgse Maas tussen Eijsden en Kessel (Toekomst voor een grindrivier, 1991).
De Limburgse verplichting om, naast 20 miljoen grind uit het zogenaamde
structuurvisiegebied en 25 miljoen uit het Stevolgebied, nog 35 miljoen ton
grind uit andere, nieuwe, locaties te leveren kan aldus aangegrepen worden om
het Maasdal, zowel ecologisch als economisch, een nieuwe basis te geven. In deel 1: Locatiestudie Stadsmaas 1991 is
onder andere een inrichtingsschets gemaakt voor de zogenaamde Tricter OHE (ten
westen van de Hoge Weerd, tussen het Gouvernementsgebouw en de volkstuintjes nabij
Heugem) en de Hoogweerd (ten westen van de Hoge Weerd/Oosterweg tussen de
genoemde volkstuintjes en de ingang van het WRC). Het gebied krijgt in de
toekomst deels een natuurfunctie met 31 ha. beweid natuurgebied, 16 ha. riet en
moeras, deels een recreatieve functie met een jachthaven/camping, volkstuintjes
en de buitenplaats Huize Hoogenweerth. De noordzijde van de grote recreatieplas
biedt mogelijkheden voor zwemmen en surfen.
De Beleidsnota Natuur en
Landschap in de provincie Limburg 1989-1993 (1989) stelt dat de ruimtelijke
afweging van locaties voor voorzieningen ten behoeve van recreatie en toerisme
plaatsvindt in het kader van de ruimtelijke ordening. "De feitelijke
inrichting van eenmaal gekozen locaties vindt plaats in de vorm van projectplannen.
Versterking van de positie van natuur en landschap bij de ontwikkeling
van de projectplannen wordt door de provincie nagestreefd door gerichte
advisering vanuit deze sector. Afhankelijk van de locatie kan dit gebeuren door
het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de ecologische infrastructuur
en door landschapsbouw. Er bestaat een grote correlatie tussen de gebieden die
landinrichtingsbehoeftig zijn vanuit recreatie en toerisme en vanuit natuur en
landschap."[2].
Wat betreft de relatie tussen ontgrondingen, recreatie en toerisme en
natuur en landschap wordt in de beleidsnota vastgesteld dat bij de toedeling
van functies aan de verschillende plassen op basis van het Toeristisch
Recreatief Overall Plan (TROP) een sterke nadruk ligt op de toeristische
recreatiefunctie. De ontwikkeling van de economisch zwakke functies landschap
en natuur staan bij herinrichting onder druk.
"Om de natuurfunctie tot ontwikkeling te laten komen zou volgens de
huidige inzichten meer scheiding dan verweving van veel functies binnen een
projectgebied de nadruk moeten krijgen. De kleinschalige verweving van de
natuurfunctie met de intensieve (water)recreatiefuncties en de huidige
intensieve landbouwfunctie heeft tot gevolg dat de natuurfunctie beperkt tot
ontwikkeling kan komen.'
In het kader van de uitbreiding van de recreatieve voorzieningen in en
nabij de stadsrandzone ten behoeve van de eigen bewoners dient volgens het Regionaal Ontwikkelingsplan Heuvelland (1989)
een inrichtingsplan te worden opgesteld voor het Waterrecreatiecentrum Eijsden.
In dit plan zal een ruim aanbod aan zowel dag- als verblijfrecreatieve
voorzieningen een geïntegreerd geheel vormen. De reeds bestaande voorzieningen
dienen in het plan meegenomen te worden. De inrichting van de noordelijke plas
dient afgestemd te worden op de behoefte aan watergebonden recreatievormen van
de bevolking van Maastricht.
Het Deelplan Maasdal 1989 van
het Samenwerkingsverband Heuvelland (1989) geeft een uitwerking voor de
oostelijke Maasdalhelft tussen Itteren en Eijsden. Het deelplan bevat een op
het landschap gebaseerde visie ten aanzien van de ruimtelijke en
toeristisch-recreatieve ontwikkelingen. Natuurwaarden, visueel-landschappelijke
en cultuurhistorische waarden vormen hierbij een belangrijke grondslag. Voor
het gebied Pietersplas/WRC Eijsden is een inrichtingsmodel ontwikkeld waarbij
zowel wordt recht gedaan aan de mogelijkheden van openluchtrecreatie
(watersport, kamperen, wandelen, fietsen, paardrijden, etc.) als aan het behoud
van natuurlijke en landschappelijke waarden.
De Structuurvisie Maastricht
1990-2000 (1989) geeft aan dat het overgangsgebied
Randwyck-Zuid/waterrecreatiecentrum als stadsrandzone een wezenlijk onderdeel
vormt van de ruimtelijke hoofdstructuur.
"Door ontwikkelingen van het bedrijfsterrein in Gronsveld en door
de concentratiegedachte van de watersport en oeverrecreatie, alsmede door de
geplande aanleg van de verbinding A2-Hoge Weerd, zal het gebied ingrijpende
veranderingen ondergaan. Uitgangspunt blijft het bestaande landschap als drager
van de ontwikkelingen in dit gebied, waarbij recreatieve en ecologische
verbindingen gehandhaafd en tot stand moeten worden gebracht. Hierbinnen past
een bijzondere recreatieve voorziening ten noorden van de nieuwe verbindingsweg
en de Hoge Weerd. In afwijking van het deelplan Maasdal wordt voor het
Waterrecreatiecentrum Eijsden voorgesteld uitsluitend recreatieve
voorzieningen, zoals café-restaurants en watersportpaviljoens, hierlangs te
situeren. De behoefte aan verblijfsaccommodatie zal vooral in de bestaande
kernen moeten worden opgevangen. Hierover zal bestuurlijk overleg met de
gemeente Eijsden en de provincie Limburg noodzakelijk zijn.[3]
In de Raadsbeslissing m.b.t. de structuurvisie, weergegeven in de notitie
"Stad in evenwicht, balans in beweging" wordt deze ontwikkeling
onderschreven.
Het Landschapsbeleidsplan van de
gemeente Maastricht kan worden gezien als een nadere uitwerking van de Structuurvisie
1990-2000 ten aanzien van natuur en landschap. De rivierzone van de Maas vormt
volgens het plan een onderdeel van de nationale ecologische hoofdstructuur.
Visueel-ruimtelijk wordt in deze rivierzone naar eenheid gestreefd. In bredere
gedeelten en verbrede stroomgeulen kan de dynamiek van de rivier worden
teruggebracht en het ontstaan van opgaande begroeiingen worden toegelaten. Ten
aanzien van het recreatieaanbod wordt gestreefd naar optimalisatie van het WRC
Eijsden-Maastricht.
"In het gebied tussen het provinciehuis en het WRC
Eijsden-Maastricht ligt bij de verdere planuitwerking een zwaar accent op
natuurontwikkeling van deze oeverzone van de Maas. Het is wenselijk Huize
Hoogenweerth te renoveren en dat de directe omgeving van het huis zal worden
ingericht in overeenstemming met de cultuurhistorische waarden van de plek. Ten
aanzien van de watersportcamping in het noordelijk deel van het gebied wordt in
overweging gegeven een zonering naar gebruiksintensiteit toe te passen. De
zonering houdt in dat langs de weg een intensieve vorm van inrichting beter
past dan in de zone direct aan de Maas. De aanwezigheid van een oude Maasgeul
kan positief bijdragen aan de herinrichting van dit gedeelte. De inrichting van
de oeverzone van de ontgrindingsplas is in uitvoering. Hierbij is expliciete
aandacht voor natuurontwikkeling gewenst.
De wegbeplanting langs de Hoge Weerd wordt gezien als een markering
tussen de oeverzone van de Maas en de stedelijke woonbebouwing van Heugem.
Duurzaam beheer en, waar nodig, herstel is noodzakelijk."[4]
3.1. Geomorfologie en landschap
Geomorfologisch gezien maakt het plangebied deel uit van het zgn. laagterras
van de Maas. De hoogteligging van dit laagterras varieert van ca. 46 tot 48+
N.A.P. Het maaiveld is overwegend vlak en open.
Aan de westzijde wordt het Maasdal scherp begrensd door de steile
helling van het plateau van de St. Pietersberg. Aan de oostzijde is een meer
geleidelijke overgang via het middenterras naar de eveneens steile hellingen
van het heuvel-landplateau, het hoogterras, waar te nemen.
De oostelijke dalwand wordt doorsneden door een aantal zeer
geprononceerde droogdalen; dit zijn geleidelijk oplopende toegangen tot het
plateau. In deze droogdalen bevinden zich grubben en holle wegen, ontstaan door
het cumulerend effect van erosie en menselijk verkeer.
Hydrologisch zijn de droogdalen van belang als afvoer van tot ver op het
plateau reikende afwateringsgebieden, die onder extreme omstandigheden
10.000den m3 water per uur in het Maasdal kunnen brengen.
In het lagere deel van het Maasdal gaan de droogdalen over in beekjes,
zoals de Zeep, waarop, vaak zijdelings, drassige gebieden en oude Maasmeanders
aansluiten. De karakteristieke waarden van de natuur en het landschap in het
Maasdal zijn veelal in de loop der eeuwen onder invloed van de rivier ontstaan.
De specifieke botanische, ornitologische en geomorfologische waarden
zijn veelal direct afhankelijk van de natuurlijke dynamiek van het
riviersysteem (regelmatig onderlopen van het winterbed, aanzandingen,
uitschuringen e.d.).
De meanderende rivier heeft in het winterbedgebied een grillig
microreliëf gevormd van oeverwallen, oude stroomgeulen, oude armen, periodiek
overstroomde laagten (de uiterwaarden) en terraswanden.
Het landschap in het plangebied is de resultante van de wisselwerking
tussen de natuurlijke omstandigheden en het menselijk gebruik waarbij zowel
landschapsecologische, cultuurhistorische als visueel-ruimtelijke aspecten
onderscheiden kunnen worden.
In de ontwikkeling van het landschap in het plangebied sinds de
aanwezigheid van de mens zijn globaal drie fasen te onderscheiden:
- de
eerste fase wordt gekenmerkt door occupatie, gebaseerd op natuurlijke
omstandigheden. Op de grens tussen de hoge (bouwland)gronden en lage
(weiland)gronden ontstonden langgerekte nederzettingen, geïntegreerd in het
gegeven van de alluviale Maasvallei.
- de
tweede fase wordt gekenmerkt door extensieve landbouw en aanzetten van
stedelijke ontwikkeling. Hoewel het grootste deel van de rivier zelf van
normalisatie gespaard is gebleven (door de aanleg van kanalen) hebben er in het
winterbed grote veranderingen plaatsgevonden. Vele natuurlijke elementen,
karakteristiek voor deze rivier, zijn in de loop der tijd verdwenen of
vervaagd, zoals oude stroomgeulen, meanders, eilanden, kwelzones, steilranden,
nevengeulen, rivierbegeleidend bos, rietmoeras e.d. In deze gebieden was veelal
sprake van een halfopen landschap met rivierbegeleidend bos en met diverse
typen ooibos en struwelen;
- de
derde fase wordt bepaald door verdergaande verstedelijking,
industrialisatie en de daarmee samenhangende grindwinning.
Vanaf WO-II, en de laatste jaren in versneld tempo,
wordt er grind gewonnen. De grindgaten veranderen het aanzien en het gebruik
van het Maasdal ingrij-pend. De oever- en waterrecreatie vormt een nieuw
gebruik van het steeds waterrijker wordende dal.
Bepalend voor het plangebied is de aanwezigheid van de rivier de Maas.
Vanaf de Belgisch-Nederlandse grens stroomt de rivier met sterk wisselende
waterstanden op een overwegend grof, grindig substraat. De afvoer varieert van
10 m3/s in extreme droogte tot maximaal 2.500-3.000 m3/s
in regenperiodes en heeft daarmee het karakter van een regenrivier. De Maas
inundeert relatief weinig (niet elke winter, zelden 's zomers) als gevolg van de
diepe insnijding van de rivier, mede door ontgrinding in de bedding. Zowel in
de ontstaanswijze, de natuurontwikkeling als in het menselijk gebruik komt de
vervlechting van water- en landsysteem tot uitdrukking.
De Maas aan de westzijde van het plangebied maakt deel uit van het
stuwpand Borgharen en wordt benut voor vrachtvervoer.
Tot 1974 fungeerde het gebied ten oosten van Heugem nog als
overlaatgebied van de Maas. In dat jaar kwam de zgn. waterkerende dijk gereed, waardoor
het winterbed van de Maas zijn huidige vorm heeft gekregen.
Met uitzondering van Huize Hoogenweerth en directe omgeving, behoort het
onderwerpelijk plangebied alleen tot het stroomvoerend winterbed van de Maas.
Zowel in het bergend als in het stroomvoerend gebied van de Maas is de
Rivierenwet van toepassing.
Ingrepen, funderingen en bebouwingen in deze gebieden zijn op grond van
deze wet alleen mogelijk na overleg met, c.q. ontheffing door, Rijkswaterstaat.
In het bergend gebied wordt over het algemeen een soepel beleid gevoerd.
Ophogingen zijn daar in beginsel mogelijk mits compensatie plaatsvindt, dat wil
zeggen het bergend volume niet wordt aangetast. Ook in het stroomvoerend gebied
zijn activiteiten mogelijk maar moet naast volumecompensatie ook compensatie
plaatsvinden voor de ontstane stroombelemmering.
Op korte termijn (naar alle waarschijnlijkheid per juli 1993) wordt
echter de nieuwe Rivierenwet van kracht, waarin alleen nog een stroomvoerend
gebied zal zijn opgenomen. Rijkswaterstaat adviseert, om anticiperend op deze
nieuwe wet, reeds uit te gaan van de nieuwe begrenzingen (kaart 2). In de
voorschriften en op de plankaart zijn deze daarom reeds opgenomen.
De diepere ondergrond, onder de uit het Kwartair daterende bovenlaag,
bestaat in Heugem en omgeving uit Tertiair krijt, in dit geval betreft het
Gulpener kalk.
In het Kwartair heeft de Maas veel grindrijk materiaal afgezet op de
krijtlaag. Door bodemstijging en de daarmee samenhangende verlaging van de
erosiebasis sneed de rivier zich in haar eigen sedimenten en het daaronder
liggende krijt in en vormde op een lager niveau een nieuw stroomdal waarin
zand, grind en leem werden afgezet. Dit verschijnsel heeft zich enkele malen
herhaald waardoor drie terrassen werden gevormd met als aanduiding: hoog-,
midden- en laagterras.
Het lössdek dat deze terrassen bedekt, is tijdens het Würmglaciaal door
de wind (eolisch) afgezet en verschilt in dikte, als gevolg van erosie.
In het laagste Maasterras liggen jonge riviergronden. Ze overstromen op
gezette tijden waardoor kalkhoudende, chemische en humusrijke sedimenten worden
afgezet. De structuur in deze zogenaamde ooivaaggronden is niet of nauwelijks
ontwikkeld. De meer kalkrijke jonge riviergronden zijn echter goed gedraineerd.
De oudere riviergronden hebben matig tot goed ontwikkelde bodems. Ze
zijn volledig ontkalkt met plaatselijke kleiinspoeling of inspoeling met silt
en organisch materiaal. De oudere riviergronden zijn chemisch armer dan de
jongere gronden. De drainage is veelal slechter.
- Oppervlaktewater
De behandeling blijft in dit kader beperkt tot een korte beschouwing
over de kwaliteit van het oppervlaktewater van de Maas en de zwemwaterkwaliteit
van het WRC en het dagstrand.
Het kwaliteitsbeheer van de Maas ressorteert onder het rijk
(Rijkswaterstaat). Over de kwaliteit van het Maaswater werd in 1981 een rapport
uitgebracht door het Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater (RIZA).
Gegevens werden ontleend aan het routineonderzoekprogramma der
Rijkswateren.
Dit programma omvat de Maas van Eijsden tot Keizersveer. Het zal duidelijk
zijn dat een aanzienlijk deel van de vervuiling van de Maas in het buitenland
plaatsvindt. Voor deze situatie zijn de gegevens van het meetpunt te Eijsden
indicatief. Zoals bij veel oppervlaktewateren is de kwaliteit van het Maaswater
tot de jaren rond 1970 voortdurend verslechterd. Na 1970 worden de gevolgen van
milieubewust denken en handelen merkbaar. Op een aantal punten trad een
verbetering, c.q. stabilisering, van de situatie op.
De verontreinigingen van het Maaswater zijn voor het grootste gedeelte
anorganisch. Naast zware metalen vormen eutrofiërende stoffen (fosfaat,
ammoniak en nitraat) en licht-radioactieve stoffen (tritium, afkomstig van de
kerncentrale bij Tihange) een probleem. Voor de bodems in het winterbed van de
Maas wordt de verontreiniging van het oppervlaktewater met zware metalen echter
als het grootste probleem gezien. Zware metalen zijn in belangrijke mate aan
het in het water aanwezige zwevende slib geadsorbeerd.
Afhankelijk van de afvoer en de gehalten aan het zwevende slib in het
water zal de totale vracht van de zware metalen variëren. Zo zal het zwevende
slib bij een lage afvoer en stroomsnelheid kunnen bezinken, waardoor een
kleinere vracht aan zware metalen gemeten wordt.
Deze schijnbare kwaliteitsverbetering hoeft geenszins te betekenen dat
deze metalen ook daadwerkelijk uit het aquatisch milieu zijn verdwenen. Bij
hoge stroomsnelheden zal het slib weer opgenomen en verder getransporteerd
worden, zodat een grotere vracht gemeten zal worden. Bij gelijkblijvende
emissies kunnen dus grote fluctuaties in het totaalgehalte aan zware metalen in
het rivierwater gemeten worden. Sinds 1974 is het gehalte aan zware metalen
sterk teruggelopen en voor enkele metalen met een factor 10 verminderd.
Getoetst aan de normen van het I.M.P. werd in 1984 door geen van de gemeten
zware metalen de norm overschreden.
Tabel
Overzicht van de resultaten van de toetsing van de waterkwaliteitsgegeyens te
Eijsden t.a.v. een aantal zware metalen
metalen |
1979 |
1980 |
1981 |
1982 |
1983 |
Zn |
- |
- |
- |
+ |
+ |
Pb |
- |
+ |
+ |
+ |
+ |
Cd |
- |
+ |
+ |
+ |
+ |
Cu |
+ |
- |
+ |
+ |
+ |
Cr |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
Ni |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ |
+ : voldoet aan de norm
- : norm overschreden
Bron: Milieueffecten van het ruimtegebrek in het Streekgebied,
deel A, Utrecht (1988)
Jaarlijks wordt door de provincie onderzoek verricht naar de kwaliteit
en veiligheid van de zwemgelegenheden in oppervlaktewateren van de provincie
Limburg. Wat betreft het onderhavige plangebied doet het onderzoek alleen
uitspraken over het W.R.C.-Eijsden en het Dagstrand. Men mag veronderstellen
dat uitspraken over de zwemwaterkwaliteit van de zuidelijke plas ook van
toepassing zijn op het aansluitende noordelijke deel.
De hygiëne en veiligheid van het dagstrand worden als voldoende
gekwalificeerd. De kwaliteit van het zwemwater blijkt sterk afhankelijk te zijn
van de stijghoogte van het Maaswater. Bacteriologisch blijkt het zwemwater in
het algemeen redelijk te zijn. Fysisch-chemisch en estetisch (kleur) laat de
kwaliteit soms enigszins te wensen over.
- Grondwaterkwaliteit
Het zuidelijk Maasdal omvat de middenterrassen ten westen van de Maas en
het huidige Maasdal. De noordelijke grens is de plaats waar de Geul uitmondt in
de Maas.
De kalksteen is het belangrijkste watervoerende pakket in dit gebied.
Dit pakket is 80,00 m. tot 120,00 m. dik en helt naar het noorden. De
bovengrens ligt in het zuiden op circa 10,00 m. tot 25,00 m. beneden het
maaiveld.
Aan de onderzijde wordt deze aquifer begrensd door de Formaties van
Vaals en Aken. Verontreinigingen kunnen daar in het percolerende water in de
kalksteen doordringen.
De stromingsrichting van het water in de kalksteen is voornamelijk naar
het noorden gericht. De watervoerende terrasgrinden in dit gebied hebben een
dikte van ongeveer 10,00 m. De grote doorlaatbaarheid van de aanwezige
grind-zandlaag en het feit dat deze laag in open verbinding staat met het
Maaswater, brengt mee, dat het grondwater in het plangebied de waterspiegel van
de Maas volgt. Deze waterspiegel blijft onder normale omstandigheden beperkt
tot circa 46,40+ N.A.P., maar kan in extreme omstandigheden oplopen tot bijna
48,50+ N.A.P., hetgeen betekent dat op de oostelijk van het plangebied gelegen
gronden kwelwater vrijkomt. De löss heeft een dikte van minder dan 2,00 m. en
ligt in zijn geheel boven de grondwaterspiegel waardoor alleen verticaal
transport plaatsvindt. De beschermingszones van de drinkwaterwinningen lopen
door tot aan de waterscheiding op het Plateau.
De laatste decennia neemt de grondwaterkwaliteit af ten gevolge van
menselijke activiteiten aan het oppervlak. Deze achteruitgang van de kwaliteit
is te constateren in zowel de bronnen als in het opgepompte water ten behoeve
van de drinkwaterbereiding.
De temporele veranderingen in de kwaliteit van het grondwater worden met
name veroorzaakt door veranderingen in het ruimtegebruik.
Hierbij kan worden gewezen op de gewijzigde agrarische bedrijfsvoering
en de toename van het storten van huishoudelijk - en industrieel afval op of in
de bodem.
De verslechtering van de grondwaterkwaliteit, die zich uit in toenemende
concentraties van verontreinigde stoffen in de bronnen en in het opgepompte
grondwater zal nog geruime tijd doorgaan ook wanneer nu maatregelen worden
genomen om de diffuse verontreiniging te verminderen.
Zwevend slib in de Maas vormt een heterogeen mengsel van minerale en
organische bestanddelen. De organische bestanddelen worden gevormd door resten van
algen, wieren en andere aquatische organismen, welke een veel lagere
soortelijke dichtheid bezitten dan de minerale bestanddelen. Het anorganische
deel van het zwevend slib bestaat gedeeltelijk uit lutumdeeltjes. Daarnaast
bestaat het slib uit fijnkorrelige carbonaten, ijzer- en mangaanhydroxydes,
metaalsulfiden en andere onoplosbare of slecht oplosbare metaalverbindingen. De
samenstelling van deze fractie is van groot belang, omdat de mate en de aard
van de zware metalenadsorptie voor de verschillende componenten varieert [5].
De mate van belasting van de Maasoevers is afhankelijk van de
hoeveelheid getransporteerd materiaal, de samenstelling daarvan en de mate van
sedimentatie. Sedimentatie in het overstromingsgebied zal uiteraard alleen
tijdens inundaties plaatsvinden. Afhankelijk van de ligging ten opzichte van de
rivier zal de overstromingsfrequentie en daarmee de sedimentatiesnelheid sterk
variëren. De mate van sedimentatie wordt niet alleen bepaald door de
overstromingsfrequentie, maar is ook afhankelijk van de optredende
stroomsnelheden, de totale sedimentlast, etc. Op de plaatsen die voornamelijk
een waterbergende functie hebben, zal het water langzaam stromen en kunnen
zelfs de fijnste slibdeeltjes tot bezinking komen. Dit fijne slib is veelal het
meest belast met zware metalen. De aanvoer van materiaal is hier daarentegen
slechts gering. Daar waar de stroomsnelheid hoog is, zoals in gereactiveerde
geulen, is de aanvoer van sedimenten weliswaar groter, maar zal uitsluitend het
grove materiaal tot bezinking kunnen komen. Op vele plaatsen vindt zelfs in het
geheel geen sedimentatie plaats.
Gronden die regelmatig door de Maas overstroomd worden, kunnen, ten
gevolge van de verontreinigingen die zich in het rivierwater bevinden, in meer
of mindere mate belast worden met stoffen die het milieu kunnen schaden. Zware
metalen, zoals cadmium, lood en zink kunnen in hoge concentraties voorkomen. De
verontreiniging van de bodem met deze metalen kan zulke ernstige vormen
aannemen dat het beperkingen stelt aan het bodemgebruik. Ook de organische
microverontreinigingen kunnen het milieu belasten.
In Zuid-Limburg treft men, doordat de Maas slechts plaatselijk door
dijken wordt begeleid, een andere situatie aan dan in het overige Nederlandse
rivierengebied. Bovendien heeft de Maas hier niet het karakter van een langzaam
stromende laaglandrivier maar wordt ze gekenmerkt door hogere stroomsnelheden
en grotere, sneller optredende, fluctuaties in het debiet.
Bij hoge afvoeren, die frequent maar onregelmatig voorkomen, kunnen de
aanliggende gronden soms over een grote breedte inunderen. Op veel plaatsen
valt hierbij een verlegging van de stroomdraad waar te nemen, soms zelfs tot
buiten het zomerbed, gepaard gaande met een tijdelijke reactivering van
verlaten geulen. Afhankelijk van de stroomsnelheid zal ter plaatse sedimentatie
van rivierslib kunnen plaatsvinden. Door de hoge gehaltes aan vervuilende
stoffen in dit slib is sedimentatie hiervan de belangrijkste oorzaak van de
verontreiniging van de bodems.
Alle oevergronden van de Maas met een overstromingsfrequentie van eens
per 250 jaar of vaker zijn in meer of mindere mate verontreinigd.
Hierbij zijn met name de concentraties van zink, cadmium en lood, en in
mindere mate koper, verhoogd. Vooral de gronden die tenminste eens per twee
jaar overstromen, zijn sterk tot zeer sterk verontreinigd. De gehalten van
zink, lood en cadmium overschrijden in ongeveer de helft van de genomen
monsters de B-waarde uit de Leidraad Bodemsanering. In enkele gevallen wordt de
C-waarde door deze metalen overschreden. De relatie tussen
overstromingsfrequentie en het gehalte aan zware metalen blijkt uit de volgende
tabel.
Tabel Mediane
gehalten en de spreiding in de gehalten van vier zware metalen (in mg./kg.) in de bodem en de
Vervuilingsindex, gegroepeerd naar
overstromingsfrequentie
herh.
tijd (jaar) |
Zink |
Cadmium |
Lood |
Koper |
Vervuilingsindex |
|||||
med. |
s.d. |
med. |
s.d. |
med. |
s.d. |
med. |
s.d. |
med. |
s.d. |
|
2 5 10 50 250 |
888 760 332 220 214 |
681 601 350 203 139 |
8.2 5.4 2.2 1.6 1.4 |
4.8 3.9 2.1 1.3 0.5 |
264 270 118 76 71 |
140 130 116 76 58 |
75 54 28 22 20 |
35 47 67 13 12 |
1.5 1.3 0.6 0.4 0.4 |
0.8 0.7 0.5 0.3 0.2 |
Vervuilingsindex |
Omschrijving |
0.0 - 0.5
0.5 - 1.0
1.0 - 1.5
1.5 - 2.0 |
niet of
licht verontreinigd matig
verontreinigd sterk
verontreinigd zeer
sterk verontreinigd |
Bron: Milieueffecten van het Ruimtegebruik in het
Streekplangebied; Utrecht (1988), pagina's 55-56
Gesteld kan worden dat meer dan 75% van de bodems die meer dan eens per
twee jaar en meer dan 50% van de bodems die ten minste eens per vijf jaar
geïnundeerd worden, wat betreft zink, cadmium en lood, de B-norm overschrijden.
Sinds het einde van de vorige eeuw is in Eijsden een zinkverwerkende industrie
aanwezig. Als gevolg van de aanwezigheid van dit bedrijf, dat momenteel bekend
is onder de naam Zinkwit Nederland b.v./Crosfield Chemie b.v., zijn
afvalstoffen in het milieu terechtgekomen door emissies van afvalstoffen naar
de atmosfeer.
Onderzoek wijst uit dat de atmosferische depositie van zware metalen,
veroorzaakt door de Zinkwit Nederland b.v. in het plangebied niet tot een overschrijding
van de B-waarde heeft geleid. Intussen hebben milieumaatregelen bij het bedrijf
tot een dusdanige beperking van de emissies geleid, dat verontreiniging van het
plangebied door atmosferische depositie nauwelijks meer voorkomt.
De gegevens die over de kwaliteit van de lucht beschikbaar zijn, worden
ontleend aan het Nationaal Meetnet voor de Luchtverontreiniging en metingen van
Provinciale Waterstaat Limburg.
In de nabijheid van het plangebied beschikken deze instanties over één
permanent meetpunt in Oost-Maarland en één experimenteel meetpunt. Het vaste
meetpunt (zogenaamde snuffelpaal) onderzoekt de lucht op het voorkomen van
zwaveldioxyde en stikstofoxyden. Het experimentele meetpunt richt zich meer op
de stofconcentraties in de atmosfeer.
De resultaten van de metingen bij deze punten tonen aan dat, voor wat
het zwavel- en stikstofgehalte betreft, sprake is van een variërende
luchtverontreiniging. De verontreiniging is deels afkomstig van de
Cementindustrie in België (C.B.R. Lixhe en Ciments Porlands Liègois in
Haccourt) en voor een beperkt deel van de Zinkwit Nederland b.v./Crosfield
Chemie b.v. De mate van verontreiniging is sterk afhankelijk van de windsterkte
en windrichting.
De emissienormen van de Zinkwit/Crosfield zijn enige tijd geleden
verhoogd. Bovendien hebben de bedrijven maatregelen getroffen waardoor de
milieuhinder sterk is teruggedrongen. Bij zuid-zuidwestenwind is het vooral de
C.B.R. die verantwoordelijk is voor de stofverontreiniging. Net zoals de ENCI
is bij de C.B.R. sprake van een droog - en een nat procedé. Het droge procedé
komt overeen met de normen die ook de ENCI hanteert. Het natte procedé is
echter 3 x ongunstiger dan de ENCI. De ovens zijn voorzien van elektrofilters
die bij een verzadiging met koolmonoxyde uitgeschakeld worden. Dan vindt vrije
uitstoot plaats.
De gefilterde uitstoot bestaat vooral uit stikstof, waterdamp en zeer
fijne stof. Voor voor het natte procedé bestaat een vergunning voor uitstoot
tot maximaal 300 mg. per m3
Door de overheersende zuidwestenwind ligt het plangebied in de
neerslagzone van het fabriekscomplex van de ENCI. Sinds enkele jaren is het
aantal klachten over stofoverlast sterk teruggelopen, deels omdat dit bedrijf
overging tot het gebruik van aardgas, deels ten gevolge van een gewijzigd
productieproces.
De geluidemissie van de ENCI (categorie A-inrichting volgens de Wet
geluidhinder) heeft effecten op het plangebied. Op 14 mei 1990 is door de
Minister van V.R.O.M. de geluidszone rondom de ENCI vastgesteld. Daar er
woningen binnen de 55 dB(A)-contour waren gelegen, is een saneringsonderzoek
gestart. Op 27 april 1993 heeft het College van Gedeputeerde Staten het
programma van maatregelen vastgesteld. Het College van B. en W. van Maastricht
is verzocht de geluidszone rond de ENCI aan te passen. De aangepaste zone is op
de uitwerkings- en wijzigingskaart aangegeven.
De toekomstige bestemmingen binnen het plangebied worden met
uitzondering van de bedrijfswoningen volgens de wet niet als hindergevoelig
aangemerkt. Voor de bedrijfswoningen is de bepaling opgenomen dat zij aan de
oostzijde worden gesitueerd en op deze wijze zijn afgeschermd door de overige
bestaande bebouwing.
De onderzoekszone conform art. 74 Wet geluidhinder met een breedte van
200,00 m. bestrijkt eveneens een relatief groot deel van het plangebied. Ook
ten aanzien hiervan geldt, dat in het plangebied geen geluidgevoelige
bestemmingen zijn opgenomen.
3.5. Civieltechnische aspecten
- Leidingen
Ten behoeve van de energievoorziening van de ENCI is in het plangebied
een leidingstrook gelegen met een hogedruk gastransportleiding van de Gasunie en
een 50 KV. hoogspanningskabel van Mega Limburg. Globaal tussen de bebouwing van
de ENCI en de Observant steekt deze leidingenstrook de Maas over. Aan de
oostelijke oever wordt het verloop van de leidingenstrook over een afstand van
circa 500,00 m. in noordelijke richting voortgezet. Ten zuiden van Huize
Hoogen-weerth buigt de strook in globaal noordoostelijke richting af naar de
zuidrand van de kern Heugem.
- Watergang
Vanaf de zuidzijde van het plangebied, ten westen van de Hoge Weerd,
ligt de gekanaliseerde Zeep. Deze beek zorgt voor de waterafvoer vanaf het
hoogterras, via de Gronsvelder Grubbe, maar draagt tevens zorg voor de afvoer
van het gezuiverde afvalwater van de RWZI-Heugem. Ter hoogte van Huize
Hoogen-weerth buigt de Zeep in westelijke richting af, kruist de
leidingenstrook en mondt ten zuiden van Huize Hoogenweerth uit in de Maas.
Het grootste deel van het onderhavige plangebied is intussen ontgrind.
Vooral in het noordelijk deel van het plangebied zijn verschillende functies
gelokaliseerd. Te noemen zijn het agrarisch gebruik, volkstuinen en de
faciliteiten van de watersportverenigingen De Maasvogels en Randwyck (waaronder
een camping). In het noordelijk deel van het plangebied vindt nog ontgrinding
plaats. De agrarische activiteiten en de volkstuinen zullen hierdoor
verdwijnen. Voor het volkstuincomplex zal een andere locatie worden aangewezen.
Het stuwpand Borgharen heeft, mede gelet op de beroepsvaart, een
beperkte ligplaatsencapaciteit voor de recreatievaart. Door het voornemen van
Burgemeester en Wethouders van Maastricht gebruik te maken van de uitwerkings-
en wijzigingsbevoegdheid in het vigerende bestemmingsplan Randwyck heeft er
meerdere malen overleg plaatsgevonden tussen het directoraat-generaal
Rijkswaterstaat, directie Limburg van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat
en de gemeente Maastricht over het aantal en de verdeling van de ligplaatsencapaciteit
voor de recreatievaart binnen de gemeente.
In het voorliggende plangebied is de volgende verdeling overeengekomen:
Pietersplas 300 ligplaatsen, WSV Randwyck 80 ligplaatsen en WSV Maasvogels 70
ligplaatsen. Elders in de gemeente gaat het om de volgende aantallen:
Watersportclub Treech 100, WSV MCC 100, MWC 35 en bij het ontwikkelen project
Portomaar 80.
In de brief van het College van Burgemeester en Wethouders van
Maastricht aan de rivierbeheerder van 7 juli 1993 wordt tevens vermeld: "Door
de gemeente Maastricht wordt gelet op de huidige inzichten afgezien van een
verdere invulling van het Bassin als jachthaven, hetgeen betekent dat het
aantal vaste ligplaatsen niet meer aan de orde is.
3.8. Bezoekerscapaciteit
en gevolgen voor verkeer en parkeren
Het watersport- en waterrecreatiegebied, dat in het uitwerkings- en
wijzigingsplan Pietersplas van het bestemmingsplan Randwyck een definitieve
regeling zal krijgen, kent de volgende hoofdonderdelen:
- jachthaven Pietersplas (300 ligplaatsen)
- jachthaven W.S.V. Randwyck (80
ligplaatsen)
- jachthaven W.S.V. Maasvogels (70
ligplaatsen)
- openbaar strandbad (1,9 ha.)
- strandbad naturistenvereniging (5.400 m2)
- surfoever (lengte 300,00 m.; oppervlakte
inclusief voorzieningen zoals parkeren 14.500 m2; strand alleen
5.800 m2)
- Huize Hoogenweerth.
Deze onderdelen zijn over land verbonden door gebieden met een bepaalde
natuurwaarde met daarin of daarlangs een padenstructuur. De bovengenoemde jachthavens
zijn aan het zuidelijk resp. het noordelijk deel van de Pietersplas gesitueerd.
De stranden en surfoever zijn aan de zuidelijk van de Pietersplas
gelegen plas gesitueerd. Huize Hoogenweerth vormt mede door de architectonische
en cultuur-historische waarde een opvallend punt tussen beide plassen.
Het karakter van de bedoelde jachthavens is niet in de eerste plaats
door de grootte bepaald, maar door de nadruk die ligt op het beslotene aan de
noordzijde en het opene bij Huize Hoogenweerth. Is er bij de eerste twee sprake
van verenigingsgebouwen; bij de laatste is er o.m. een café en andere publieke
activiteiten.
De accommodaties van de naturistenvereniging en de strandbad- en
surfoeveractiviteiten zijn meer "mooi weer voorzieningen".
Het gebruik in de diverse plandelen is door het jaar geheel
verschillend.
De activiteiten van de watersportverenigingen aan de noordzijde kennen,
mede door het mogelijke verblijfskarakter in de tenten/kampeerwagens een vrij
constante hoogte van voor- tot najaar met uiteraard pieken in de
vakantieperiode en op weekends met (zeer) mooi weer. Het komen en gaan, d.w.z.
het gebruik maken van de openbare weg, is gespreid.
De activiteiten in de zuidelijke haven, die geen verblijfsaccommodatie
op het land voor de bootbezitters kent, zullen meer personen in de ochtend doen
arriveren en zij zullen veelal dezelfde
avond weer huiswaarts keren.
Voor de in Huize Hoogenweerth geconcentreerde accommodaties als café en
andere faciliteiten in de vergader- en restauratieve sfeer zal vooral voor het
café met terrasaccommodaties het zomerseizoen belangrijk zijn.
In de weekends mag meer drukte verwacht worden, echter pas in de loop
van de dag. De tennisaccommodatie in de openlucht is qua omvang zo klein (4
banen), dat er nauwelijks van enige druk gesproken kan worden. In Huize
Hoogenweerth zelf zullen in de loop van de morgen tot 's-avonds laat
activiteiten zijn en waarschijnlijk weinig aan seizoenen gebonden.
Zoals gesteld zijn de accommodaties langs de zuidelijke plas gebonden
aan gunstige weersomstandigheden. Bij mooi weer moet een toeloop in de (vroege)
ochtend en een vertrek tegen de avond worden verwacht. Vooral een zonnig,
warmweer weekend zal voor "drukte" zorgen. Hierbij moet worden
opgemerkt dat de naturistenvereniging geen openbaar terrein ter beschikking
heeft.
Het wandelgebied zal door zowel bezoekers van de horecafaciliteiten bij
Huize Hoogenweerth worden gebruikt als door wandelaars die voor de
"rust" of de activiteiten op de plas of op het land komen.
De laatste groep zal voornamelijk uit de directe omgeving komen.
In het uiterste noorden is het gebied voor de volkstuinen gereserveerd.
De activiteiten zijn gespreid over de dag, met mogelijk een accent op de
avonden. Het aantal bewegingen van personen is beperkt.
Wanneer het bovenstaande wordt geschematiseerd, ontstaat het volgende
beeld:
|
activiteit |
karakter |
wijze
van ontsluiting |
parkeren
(afgerond) |
noord |
W.S.V.
Randwyck W.S.V.
Maasvogels volkstuinen |
vereniging
gesloten vereniging gesloten vereniging gesloten |
eigen
ontsluiting op
Hoge Weerd voor gemotoriseerd verkeer |
totaal
250 p.p. eigen
gebruik |
midden |
Pietersplas Huize
Hoogenweerth café tennis div.
commercieel |
vereniging
open commercieel open commercieel open commercieel open commercieel open |
eigen
ontsluiting op
Hoge Weerd voor gemotoriseerd verkeer |
230
ver. parkeerplaatsen 80
p.p. |
zuid |
naturisten
strandbad
surfoever |
vereniging
gesloten openbaar vereniging
openbaar |
zelfde
ontsluiting als
midden eigen
ontsluiting voor
gemotoriseerd verkeer |
500
p.p. 100
p.p. |
verspreid |
wandelen |
openbaar |
- |
- |
In het kader van mogelijke verkeersproblemen zal eerst aandacht worden besteed
aan de ontsluitingsstructuur van Heugem in een ruimer kader. Op kaart 4 is dit
in beeld gebracht. Hierbij is uitgegaan van de volledige ontsluiting van de A2
op de Hoge Weerd bij Gronsveld. Op zichzelf kan in deze gesproken worden van
een zeer goede ontsluiting op het (inter)nationale wegennet en een goede
ontsluiting op het stedelijke wegennet. Er doet zich op werkdagen op dit
ogenblik echter een bottleneck voor ter hoogte van het provinciehuis.
Door de reeks maatregelen die nu worden genomen (zowel in uitvoering,
als op korte termijn in uitvoering te nemen) zal, overeenkomstig de
verkeersadviezen zoals in het bestemmingsplan Randwyck-Noord uitvoerig aan de
orde zijn gekomen, op korte termijn het probleem aanmerkelijk zijn verkleind.
Hierbij moet nog worden opgemerkt dat zich vooral problemen voordoen op
spitsuren van werkdagen, buiten het vakantieseizoen.
Op kaart 5 zijn de aanhakingen aan de westzijde van de Hoge Weerd
aangegeven die zijn voorzien ten behoeve van de noord-, midden- en zuidontsluiting.
De bedoelde wegen leiden naar parkeerplaatsen.
Het gebruik van deze parkeerplaatsen in het noord-, midden- en zuiddeel
zal verschillend zijn.
Aan de noordzijde moet gerekend worden, gelet op het eerder omschreven
karakter van de activiteiten ter plaatse met een vrij constante bezetting met
pieken in het seizoen op vrijdag- en zondagavond. In het middendeel is de
situatie geheel anders. In een weekend met zeer goede weersomstandigheden is er
zaterdag- en zondagochtend sprake van een groot aanbod naar de parkeerplaatsen
en 's-avonds weer naar de Hoge Weerd. Hetzelfde geldt voor de zuidelijke
ontsluiting, die echter qua ter plaatse geboden mogelijkheden aanmerkelijk
minder druk is.
De eerste vraag die gesteld kan worden is, kan de Hoge Weerd het extra
aanbod op een mooie ochtend in het weekend aan? Gelet op het huidige aantal
verkeersbewegingen (6.600 mvt/etmaal) en de richting van waaruit wordt gekomen
(aangenomen wordt dat 1/4 vanuit het zuiden komt, o.m. via de verbindingsweg
A2-Hoge Weerd) kan de weg nog ruim 3.000 mvt/etmaal opnemen om de
verkeersafwikkeling als goed te kunnen blijven kwalificeren. Het verkeersafwikkelingsniveau
bij een weg met een breedte van de Hoge Weerd en met de vrijliggende fietspaden
wordt het verkeersafwikkelingsniveau nog als redelijk gekwalificieerd als er
tussen de 10.000 en 15.000 mvt/etmaal zijn. Een extra positief punt is de recent
gerealiseerde oprit/afslag naar Huize Hoogenweerth (de middenontsluiting).
De tweede vraag die kan worden gesteld is of de te realiseren
parkeerplaatsen het aanbod aankunnen. In het zuiden noch het noorden zal dat
problemen opleveren. In het middendeel is een totaal aanbod van afgerond 500 +
80 openbare en 230 verenigingsplaatsen. Bij leegstand kunnen plaatsen voor
andere doelbezoekers worden gebruikt. De ruim 800 plaatsen moeten als voldoende
worden beschouwd. Alleen als er een uitzonderlijke drukte zou ontstaan
("topdagen") zal gebruik moeten worden gemaakt van
"noodvoorzieningen" zoals parkeren op gras. Deze situatie zal zich
hooguit een enkele keer per jaar voordoen.
Een echte piekbelasting ontstaat als bij plotseling slecht weer het
strand "leegstroomt". De horecafaciliteiten ter plaatse zullen deze
stroom wel enigszins beperken, maar in feite bepaalt de mogelijkheid om vanaf
het terrein de Hoge Weerd op te rijden de capaciteit.
4.1. Uitgangspunten en randvoorwaarden
Voor de planvorming gelden de volgende uitgangspunten en
randvoorwaarden:
● Er dient te worden uitgegaan
van de zichtbaarheid van het open Maasdal vanaf de Hoge Weerd.
● Vanaf de
Hoge Weerd is de zichtbaarheid van Huize Hoogenweerth als centrum van
activiteiten gewenst.
● Concentratie
van functies en verenigingen rondom Huize Hoogenweerth met een duidelijke
openbare zone vanaf de Hoge Weerd en een meer private zone t.b.v. de
verenigingen.
● Een
optimale afscherming van de ENCI door middel van bomen.
● T.b.v. de
verschillende gebruiksvormen dient voldoende parkeercapaciteit aanwezig te
zijn.
● Het gebied
dient voor zowel langzaam - als gemotoriseerd verkeer goed bereikbaar te zijn.
● De totale
ligplaatscapaciteit mag de maximaal toelaatbare binnen het stuwpand Borgharen
niet overschrijden.
● In- en
uitvaart zal zodanig moeten zijn dat de beroepsvaart geen onevenredige hinder
ondervindt.
● De oevers
aan de Maaszijde en langs de Hoge Weerd dienen zoveel mogelijk openbaar te
zijn.
4.2. Toelichting inrichtingsontwerp
Pietersplas (kaart 6)
- Bebouwing
De kasteelboerderij Huize Hoogenweerth wordt gerestaureerd. Het gebouw
zal in gebruik worden genomen als restaurant, gecombineerd met andere
horeca-activiteiten. Bij het complex zullen vier tennisvelden worden aangelegd.
Op het dagstrand wordt een gebouwtje geplaatst, dat als verkooppunt van
versnaperingen en als sanitair voorzieningspunt zal dienen.
Ook op het surfstrand, noordelijk van Portomaar, zal een dergelijk
gebouwtje geplaatst worden.
Op de terreinen van de verenigingen De Maasvogels en Randwyck zullen de bestaande
voorzieningen gehandhaafd worden. Ten behoeve van de vereniging De Maasvogels
zal een nieuw gebouwtje bij de jachthaven gebouwd worden.
- Ontsluiting
(zie kaart 5 en 6)
Het recreatiegebied rond de Pietersplas wordt ontsloten voor boten,
auto's, fietsers en voetgangers. Zowel de externe als interne ontsluiting zijn
hierbij van belang. Bij externe ontsluiting betreft het de toegangen vanuit het
omringende gebied; bij interne ontsluiting de verbindingen binnen het
recreatiegebied zelf.
● Externe
ontsluiting
De belangrijkste externe ontsluiting van het gebied
voor autoverkeer is de Hoge Weerd, die van Eijsden naar Maastricht loopt. Op
drie punten zal de interne ontsluiting van de recreatieve functies rond de
Pietersplas aantakken aan deze weg.
In het noorden worden de twee
watersportverenigingen De Maasvogels en Randwyck ontsloten vanaf de Hoge Weerd,
in de buitenbocht ter hoogte van de begraafplaats (ten noorden van het
stadsdeel Heugem). De aantakking heeft gevolgen voor de dimensionering van de Hoge
Weerd en de verkeerskundige situatie aldaar.
Ter hoogte van de bebouwing van Heugem wordt een
tweede afslag aangelegd naar de kasteelboerderij Huize Hoogenweerth. Deze
afslag is de belangrijkste en ontsluit het centrale punt van de Pietersplas,
waar het strandbad en de jachthaven aangelegd worden.
De derde afslag ligt ten noorden van het
geprojecteerde recreatiedorp Portomaar. Deze dient om een surfoever en een
tijdelijke locatie voor de vereniging De Maasvogels te ontsluiten.
Alle toegangswegen komen uit op een parkeerplaats,
als eindpunt van de route. Binnen het plangebied worden de autoroutes niet
onderling met elkaar verbonden, om rondrijden tegen te gaan.
Voor het langzaam verkeer (fietsers en voetgangers)
zijn voorzieningen gelegen langs de Hoge Weerd. De ontsluiting door het
openbaar vervoer is in de huidige situatie slecht. Zowel het stads- als het
streekvervoer doen het plangebied niet rechtstreeks aan. Lijn 10 van het
stadsvervoer heeft enkele haltes in het stadsdeel Heugem. Afhankelijk van de
bestemming binnen het plangebied bedraagt de looptijd vanaf deze haltes circa 5
tot 15 minuten. N.S.-station Randwyck ligt op een te grote afstand. Door de
verdere invulling van Randwyck-Zuid, de uitbreiding van het bedrijfsterrein
Gronsveld (bedrijventerrein Maastricht-Eijsden) en de ontwikkelingen rond
Pietersplas, Portomaar en het WRC zal het openbaar vervoersnetwerk in
Maastricht-Zuid worden uitgebreid, waardoor de bereikbaarheid groter wordt.
● Interne
ontsluiting
De interne ontsluiting bestaat uit wegen voor
autoverkeer, een fiets- en een voetpadenstelsel. Westelijk van de Hoge Weerd
ligt een landstrook, die zoveel mogelijk openbaar toegankelijk is voor fietsers
en wandelaars vanuit Maastricht en Eijsden. Voor deze route zullen deels
bestaande ontsluitingen gebruikt worden. Daarnaast worden nieuwe voetpaden
aangelegd, die door lagere moerasachtige gedeelten langs het water getraceerd
zijn.
Het parkeren ten behoeve van de
recreatieactiviteiten vindt plaats binnen het plangebied. Aan het einde van elk
van de drie ontsluitingswegen zijn parkeerplaatsen gelegen, die in de nabijheid
van de recreatieactiviteiten zijn gesitueerd. Zo worden er parkeerplaatsen
gerealiseerd ten behoeve van de surfoever, het strandbad, Huize Hoogenweerth,
de tennisbanen en de jachthaven. De parkeerplaatsen voor de
watersportverenigingen De Maasvogels en Randwyck zijn alleen voor leden.
- Natuur
In hoofdstuk 2 Planologisch kader werd al gewezen op de doelstellingen
in het • Natuurbeleidsplan, waarin het Maasdal als belangrijk
natuurontwikkelingsgebied is aangewezen. De mogelijkheden daarvoor ten zuiden
van Maastricht zijn beperkt: de ontgronding heeft niet primair plaatsgevonden
vanuit de doelstelling natuurbouw. Het gebied wordt ingericht met een recreatieve
bestemming, de recreatieve uitloop vanuit Maastricht is moeilijk te combineren
met een natuurbouwdoelstelling.
Natuurontwikkeling in de zin van natuur op macro of mesoniveau, met
zowel habitat- als corridorfuncties maakt in dit gebied, zo dicht bij de stad
weinig kans. De natuurwaarden, die in het gebied ontwikkeld kunnen worden,
moeten meer op microniveau ingeschat worden, waarbij de nadruk vooral ligt op
de habitatfunctie en in mindere mate op de corridorfurictie.
In het openbaar-toegankelijke strook, langs de Hoge Weerd, worden
moerasachtige rietvegetaties ontwikkeld, zowel langs de noordelijke als de
zuidelijke plas. Verder worden langs de landtong ten zuiden van Huize
Hoogenweerth parallel aan de Maas kleinere eilandjes aangelegd waarop zich spontane
vegetatie kan ontwikkelen. Tussen de eilandjes en de dam zal een
plas-dras-milieu ontstaan, als micro-habitat voor met name in Limburg
voorkomende amfibieën. De strekdam zal (eventueel door begrazing) extensief
beheerd worden. Ter plekke zal een ruiger terrein ontstaan waar zich een
kruidachtige vegetatie zal ontwikkelen. Overigens zullen zich langs de oevers,
door de slechte kwaliteit van het Maaswater, niet alle planten- en diersoorten
vestigen, die er zich zouden kúnnen vestigen.
- Recreatie
In recreatief opzicht zijn drie doelgroepen van belang: de
niet-betalende wandelaar of fietser uit Maastricht en omgeving, de betalende
bezoeker, die gebruik maakt van voorzieningen in particulier beheer en de
bezoeker, die lid is van een recreatievereniging. Sommige delen van het terrein
zijn slechts voor leden van zo'n vereniging toegankelijk.
In de volgende tabel is weergegeven welke voorzieningen voor bepaalde
bezoekers aanwezig zijn.
Tabel: voorzieningenpakket voor verschillende bezoekers
niet-betalend |
betalend |
lid van
vereniging |
wandelpaden |
strandbad |
jachthaven |
fietspaden |
surfoever |
kampeerterrein |
|
|
surfoever |
● Voorzieningen
voor niet-betalende bezoekers
De strook langs de Hoge Weerd is openbaar toegankelijk
en zal beheerd worden door de gemeente Maastricht. De inrichting is met name
afgestemd op toegankelijkheid voor wandelaars. Voor fietsers is het gebied te
drassig.
De landtong is openbaar toegankelijk, men kan tot
aan het eind wandelen. De dam is uitstekend geschikt voor bijvoorbeeld een
periodieke beeldenroute.
Aan het einde van de landtong is het voor passanten
met de boot mogelijk (door de aanleg van een vlonder), tijdelijk af te meren.
Het is niet mogelijk om vanaf de vlonder op de landtong te komen.
● Voorzieningen
voor betalende bezoekers
Ten zuiden van Huize Hoogenweerth zal een dagstrand
aangelegd worden. Dit strand zal tegen betaling toegankelijk zijn. Dit geldt
eveneens voor de surfoever.
● Voorzieningen
voor leden van een vereniging
Ten noorden van Portomaar ligt een surfoever. Langs
de landtong is een langgerekt eiland geprojecteerd, dat bestemd is voor een
naturistenvereniging. Vanaf het hoge gedeelte van de landtong zal dit gebied
afgeschermd worden d.m.v. beplanting.
Ten noord-oosten van het gerestaureerde gebouw
Huize Hogenweerth zal een jachthaven worden aangelegd. Deze jachthaven heeft
een capaciteit van ongeveer 300 boten, van verschillende categorieën. De
jachthaven maakt deel uit van de vereniging, maar is openbaar toegankelijk.
De havencapaciteit van de twee Maastrichtse
verenigingen De Maasvogels en Randwyck zal eveneens uitgebreid worden. Het
betreft hier jachthavens van besloten verenigingen.
● Het volkstuinencomplex,
dat door het noordelijk deel van de Pietersplas zal worden geoccupeerd, wordt
verplaatst naar het noordelijk deel van het plangebied.
- Landschapsstructuur
In de architectuur van het gebied moet de opbouw van het landschap tot
uitdrukking komen. In het plan is daarom voorgesteld om de landtong langs de
Maas te beplanten met een bomenrij. Deze bomenrij loopt door tot aan de
insteekhaven ten noorden van de twee recreatieverenigingen. Bijkomend voordeel
is, dat het industriecomplex van de ENCI aan de westkant van de Maas, vanaf de
surfplas en de jachthaven gezien, achter een soort 'vitrage' van bomen is
geplaatst.
Het industriecomplex is daarmee niet 'weggemoffeld', maar minder
dominant aanwezig in het recreatiegebied. Surfplas en jachthaven krijgen
daardoor een besloten karakter.
Langs de Hoge Weerd is voorgesteld een bomenrij te plaatsen tot aan
Portomaar. Het recreatiegebied is daarmee ook aan de oostkant begrensd.
Vanaf de Hoge Weerd moet Huize Hoogenweerth zichtbaar zijn. Daarom komt
in het plan tussen de kasteelboerderij en de weg geen beplanting voor. Enkele
oude bomen rond Huize Hoogenweerth en een oude beuk langs de Hoge Weerd worden
gehandhaafd.
Op de parkeerplaatsen bij de jachthaven en het strandbad worden bomen
geplaatst.
In het vigerend bestemmingsplan Randwyck zijn de regelingen waarbinnen
het plan mag worden gewijzigd c.q. uitgewerkt opgenomen. De relevante artikelen
zijn: 13, 13A, 21 de leden X, XA en XII, 23 en 25; deze zijn als bijlage
opgenomen.
Ten behoeve van de uitwerking zijn de volgende stappen genomen:
a. verschuiving van de grens agrarische
doeleinden 50,00 m. naar het noorden (conform artikel 13 lid 5); het
recreatiegebied 1 wordt hierdoor groter;
b. wijzigen van agrarische doeleinden
(geregeld in artikel 18), voor zover nog resterend na stap a. en vallend binnen
het voorliggende plan, conform artikel 25 in recreatiegebied 1 en
recreatiegebied 2.
De belangrijkste regels van recreatiegebied 1 zijn (artikel 21,
sub X):
- minimaal 50% en maximaal 70% water;
- minimaal 30% en maximaal 50% land.
Van de minimaal 30% land moet minimaal 40% en maximaal 60% natuurgebied
en idem minimaal 40% en maximaal 60% dagrecreatie. Onder natuurgebied wordt volgens
artikel 13 lid 1 sub c ook doeleinden van extensieve recreatie verstaan.
Volgens artikel 1 lid m wordt onder dagrecreatie verstaan: het tussen
zonsopgang en zonsondergang bezetten van voor de recreatie bestemde c.q.
ingerichte gronden en voorzieningen.
Voor recreatiegebied 2 zijn volgens artikel 21 sub XA de belangrijkste
regels:
- maximaal 4.000 m2 mag worden
benut als jachthaven;
- maximaal 29.080 m2 mag worden
benut voor verblijfsrecreatieve doeleinden.
Binnen de regels van het vigerende bestemmingsplan Randwyck zijn voor
het voorliggende uitwerkings- en wijzigingsplan de volgende bestemmingen
gebruikt: recreatieve doeleinden, bijzondere doeleinden, water,
watergang/-gerioleerd.
Over een deel van deze bestemmingen liggen de zgn. dubbel bestemmingen
gebied met stroomwerende functie, beschermingszone a (t.b.v. de watergang) en
beschermingszone b (hoge druk gastransportleiding en hoogspanningskabel).
Met behulp van zgn. differentiaties zijn gebieden aangegeven binnen de
bestemming recreatieve doeleinden waar zich de omschreven ontwikkelingen zullen
afspelen: natuurontwikkeling, verblijfsrecreatie, dagrecreatie, parkeren en
volkstuinen.
Het meest duidelijke voorbeeld van de differentiatie is
natuurontwikkeling. Activiteiten die de natuurontwikkeling tegengaan zijn
hierbinnen niet toegestaan. Recreatief medegebruik is hier, anders dan
intensieve recreatie, wel toegestaan. Waar meer intensieve recreatie is
geoorloofd is het differentiatievlak verblijfsrecreatie of dagrecreatie
toegevoegd. Dagrecreatie dient met name te worden geconcentreerd op de daartoe
aangegeven vlakken. Openbare parkeerplaatsen mogen slecht worden aangelegd op
die gronden aangegeven met de differentiatie parkeren. Die gronden waarvoor
geen specifieke differentiatie geldt mogen worden gebruikt voor recreatief
gebruik anders dan van intensieve aard; het gebruik voor parkeerplaatsen is
hier bijv. niet toegestaan.
Diverse voorzieningen mogen binnen de bestemming recreatieve doeleinden
worden gerealiseerd. Horeca-activiteiten, anders dan kantine-activiteiten ten
behoeve van een aldaar gevestigde vereniging, zijn binnen deze bestemming niet
toegelaten. Detailhandel anders dan verkoop van een assortiment ten behoeve van
de recreanten met een oppervlakte van maximaal 25 m2 per kiosk resp.
uitgiftepunt, is ook niet toegestaan.
De bestemming bijzondere doeleinden laat horeca-activiteiten wel toe
evenals sport- en speldoeleinden. Deze bestemming is qua strekking ook een bestemming
met recreatieve doeleinden doch anders dan de bestemming recreatieve doeleinden
zijn de activiteiten hier van zeer specifieke aard.
Voor de Maas en de daarmee in verbinding staande wateren is gekozen voor
de bestemming water. Het karakter van de Maas is immers aanzienlijk ruimer dan
de hieronder genoemde Zeep, naast waterafvoer speelt scheepvaart (beroeps- en
pleziervaart) en recreatief medegebruik een belangrijke rol.
Om de realisering van aanlegsteigers mogelijk te maken is in deze
bestemming water een passende differentiatie (ligplaatsen jachthaven) gelegd op
een deel van de gronden bestemd tot water. De bestemming watergang is gelegd op
de Zeep. Thans heeft de Zeep een iets andere loop dan op de uitwerkings- en
wijzigingskaart is aangegeven. De bestemming heeft betrekking op de loop die de
Zeep na herinrichting zal volgen.
De dubbele bestemmingen beogen een bepaald belang te beschermen.
De gebieden met een stroomvoerenden functie dienen de
waterstaatsbelangen te beschermen, in concreto betekent dit dat een bouwverbod
geldt waarvan Burgemeester en Wethouders, gehoord de H.I.D. Rijkswaterstaat,
directie Limburg, vrijstelling kunnen verlenen. Dit planologisch kader komt in
aangrenzende bestemmingsplannen eveneens voor (b.v. Randwyck Noord). De beschermingszone
ten behoeve van de watergang beoogt de bereikbaarheid van de watergang te
beschermen.
Naast de uitwerkings- en wijzigingskaart met de belangrijkste
bestemmingen en differentiaties kent dit plan nog een aanwijzingskaart. In de
voorschriften is mede een relatie gelegd met deze aanwijzingskaart. Er is voor
deze aparte kaart gekozen in verband met de leesbaarheid van het geheel.
5. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
De uitvoering van het inrichtingsplan voor het gebied Pietersplas zal
voor de gemeente budgettair neutraal verlopen. Kosten voor de inrichting en de
toekomstige exploitatie van het gebied worden gedragen door de initiatiefnemers
van het project.
6. MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
Op 10 december 1992 is door de provincie een informatieavond
georganiseerd voor direct belanghebbenden bij de toekomstige inrichting van het
plangebied. Het betreft daarbij enerzijds de huidige en toekomstige gebruikers
van het plangebied zelf, zoals de volkstuinders en de watersportverenigingen De
Maasvogels en Randwyck. Anderzijds zijn dit de omwonenden van het gebied,
m.a.w. de inwoners van het stadsdeel Heugem.
Naar aanleiding van deze bijeenkomst is het inrichtingsplan bijgesteld;
als belangrijkste bijstelling geldt de projectie van volkstuinen aan de
noordzijde.
Op 28 april 1993 heeft het College van B. en W. van de gemeente
Maastricht een brief ontvangen betreffende: "protest tegen het plan Pietersplas,
met name wat betreft de verdere ontgronding van de Höaf" met bijlagen
waaronder 1.150 handtekeningen. Als essentie van deze brief wordt het slot
opgevat, dat luidt: "Wij allen verzoeken uw College de vigerende
bestemming agrarische doeleinden te respecteren, zodat de verdere vernietiging
van de Höaf ons allen bespaard blijft". Burgemeester en Wethouders hebben
op 1 juni 1993 aan de bewoners van Heugem een brief gestuurd over het
watersportrecreatiecentrum als reactie op de als "petitie" opgevatte
brief in het kader van en parallel aan de inspraakprocedure van het
bestemmingsplan Randwyck, uitwerkings- en wijzigingsplan Pietersplas.
Op 10 juni 1993 is er een in het kader van artikel 6a van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening bedoelde inspraakbijeenkomst gehouden. Deze bijeenkomst is
op de gebruikelijke wijze aangekondigd in de Maaspost van 2 juni 1993 en
middels ruim verspreide uitnodigingen. De organisatie was, zoals gebruikelijk,
in handen van het bureau Inspraak en Ondersteuning.
Volgens de presentielijst hebben 93 personen aan de inspraakbijeenkomst
deelgenomen. De insprekers zijn 3 weken in de gelegenheid gesteld om
schriftelijk te reageren op het bestemmingsplan Randwyck, uitwerkings- en
wijzigingsplan Pietersplas. Het plan heeft op de gebruikelijke wijze vanaf 2
juni tot 20 juni ter inzage gelegen. Het bureau Inspraak en Ondersteuning heeft
een rapportage gemaakt van de inspraak m.b.t. het bestemmingsplan Randwyck,
uitwerkings- en wijzigingsplan Pietersplas (bijlage 2).
Op 29 juni 1993 zijn de insprekers in de gelegenheid gesteld hun
bezwaren kenbaar te maken in de Raadscommissie V.S.R. Een beperkt aantal
personen heeft hier gebruik van gemaakt. In bedoelde raadscommissie is bij
Burgemeester en Wethouders aangedrongen op overleg met de verenigingen met name
via de Pietersplas b.v. en de dienst Publieke Werken en Sport.
De brief (petitie) van de belangenvereniging De Höaf van 28 april 1993
is formeel geen reactie op het voorliggende plan. De reactie van B. en W. op
deze brief aan alle inwoners van Heugem van 1 juni j.l. gaat op alle gestelde
vragen in en verklaart ook de wijze waarop met de belangenvereniging De Höaf is
gehandeld zoals feitelijk is gebeurd.
De tijdens de inspraakbijeenkomst gestelde vragen en gemaakte
opmerkingen zullen voor zover zij niet zijn herhaald middels de schriftelijke
reacties apart worden behandeld.
Schriftelijke reacties zijn binnen gekomen van:
1. Koninklijke Schippersvereniging
Schuttevaer, afdeling Maasbracht/Brabant m.o., postbus 7062, 6050 AB
Maasbracht; d.d. 14.06.1993 gericht aan het gemeentebestuur van Maastricht,
afdeling Inspraak en Ondersteuning.
2. Watersportvereniging Randwyck, postbus
5094, 6202 WE Maastricht; d.d. 17.06.1993 gericht aan de gemeente Maastricht,
buro Inspraak en Ondersteuning.
3. De heer C.A.T. Pulles en mevrouw dr. C.F.M.
Pulles-Heintzberger, Meidoorn 129, 6226 WH Maastricht; d.d. 19.06.1993, gericht
aan bureau Inspraak en Ondersteuning.
4. De vereniging tot behoud van de Höaf, p.a.
Heerderweg 64E, 6224 LH Maastricht;
a. vragen gericht aan het bureau Inspraak en
Ondersteuning; d.d. 18.06.1993;
b. een verzoek aan het College van B. en W.;
d.d. 18.06.1993;
c. een bezwaarschrift aan het College van B.
en W.; d.d. 18.06.1993.
5. Th. J. Hoogenboom, Heugemerpastoorstraat 5,
6229 AG Maastricht, mede namens een groep inwoners van Heugem e.o.;
bezwaarschrift aan het College van B. en W. en de leden van de gemeenteraad
d.d. 16.06.1993.
6. P.M.A., postbus 36, 6400 AA Heerlen, namens
de heer M.G.J. Rompelberg te Oost-Maarland, gemeente Eijsden, gericht aan het
gemeentebestuur van de gemeente Maastricht;
7. Van der Reyden, Pfeil en Van der Heyden,
advocaten en procureurs St. Annalaan 36, 6217 KB Maastricht namens J.H. Sondagh
te Eijsden; bezwaarschrift aan het College van B. en W. d.d. 18.06.1993.
8. Ministerie van Verkeer en Waterstaat,
Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, directie Limburg, postbus 25, 6200 MA
Maastricht; aan het College van B. en W. d.d. 17.06.1993.
9. Platform "Toegankelijk"
Maastricht, Raccordement 123D, 6221 HA Maastricht; aan de leden van de
raadscommissie VSR, d.d. 29.06.1993.
Hoewel nadrukkelijk bedoeld als mogelijkheid om te reageren in het kader
van een artikel 6a W.R.O.-procedure (inspreken op beleidsvoornemens), zoals
deze in de inspraakverordening van de gemeente Maastricht nader is geregeld,
blijkt uit diverse schriftelijke reacties dat in dit opzicht geen helder beeld
is geschapen voor resp. geen helder beeld bestaat bij de insprekers. Het scala
van de binnengekomen reacties varieert van vragen tot formeel gestelde
bezwaarschriften; ook de adressering is zeer verschillend.
Voor de mondelinge en schriftelijke inspraakreacties wordt verwezen naar
bijlage 2. Voor de evaluatie hiervan wordt verwezen naar bijlage 3.
Op 31.08.1993 en 13.09.1993 is het ontwerp-bestemmingsplan Pietersplas
nogmaals aan de orde gekomen tijdens de vergadering van de Raadscommissie
V.S.R. Tijdens deze vergadering hebben mevrouw dr. C.F.M. Pulles-Heintzberger
(31.08.1993) en de heer Th.J. Hoogenboom (13.09.1993) hun bezwaren tegen het plan
toegelicht. De opmerkingen van insprekers zijn in bijlage 4 opgenomen.
De Raadscommissie heeft met het ontwerp-plan, zoals door Burgemeester en
Wethouders voorgedragen, ingestemd.
In een vroeg stadium is m.b.t. de toekomstige inrichting van het
plangebied overleg gevoerd.
Overleg heeft plaatsgevonden met:
Instanties
- Rijkswaterstaat, Dienstkring
Maastricht-Maas;
- Zuiveringschap Limburg (ZL); .
- Waterschap Roer en Overmaas;
- Provincie Limburg, Bureau Ontgrondingen;
- Provincie Limburg, Hoofdafdeling
Gemeentelijke Zaken;
- Gemeente Maastricht, Dienst
Stadsontwikkeling en Grondzaken.
Initiatiefnemers/uitvoerders
- Pietersplas b.v. (initiatiefnemer);
- ABL/Grandia;
- De Maasoever b.v.;
- Fase 2 b.v..
Verenigingen
- Watersportvereniging De Maasvogels;
- Watersportvereniging Randwyck;
- Naturistenvereniging.
[1] Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening, deel III: Kabinetsstandpunt (1991), pagina 83
[2] Provincie Limburg, Beleidsnota Natuur en Landschap in de provincie Limburg, 1989-1993, Maastricht (1989), pagina's 76 en 83
[3] Gemeente
Maastricht, Structuurvisie Maastricht 1990-2000, Maastricht (1989), pagina 85
[4] Taken Landschapsplanning b.v., Landschapsbeleidsplan gemeente Maastricht, samenvatting Roermond (1990), pagina 20
[5] Milieueffecten van het Ruimtegebruik in Streekplangebied Zuid-Limburg
deel A: zware metalen in de bodem, Instituut voor Ruimtelijk onderzoek, R.U.-
Utrecht (1988)