logo gemMtr klr

 

_Pic1

 

 

 

 

 

TOELICHTING DEEL UITMAKENDE VAN HET
BESTEMMINGSPLAN SCHARN - HET KERKSKEN/IN DEN DRINK

 

 

 

 

 

 

Maastricht,

januari 1987.

Gewijzigd september 1987.

 

 

 

 

INHOUDSOPGAVE

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

Hoofdstuk 2 Programma

2.1. Beschrijving plangebied

2.2. Verschillen tussen de geldende- en de herzie­ningsregeling

2.3. Verkeersstructuur

2.4. Overige programmapunten

 

Hoofdstuk 3 Het bestemmingsplan

3.1. Keuze planvorm

3.2. Juridische regeling

3.3. Toelichting op de artikelen

 

Hoofdstuk 4 Maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid

4.1. Overleg

4.2. Inspraak

4.3. Economische uitvoerbaarheid

 

Kaart 1           Oude juridische regelingen en plangrens

Kaart 2           Nieuwe verkeersstructuur

Kaart 3           Nieuwe situaties wet geluidhinder

 

 

 

1.         INLEIDING

 

Het plangebied Scharn-Het Kerksken/In den Drink is gelegen in het oostelijk gedeelte van de gemeente Maastricht. In het gebied waren vijf juridisch/planologische regelingen van kracht (zie kaart 1).

Er is besloten tot het opstellen van het onderhavige bestemmings­plan ter vervanging van de vigerende regelingen vanwege:

-        nieuwe inzichten met betrekking tot de bebouwingsmogelijkheden op enkele locaties en

-        de noodzaak tot wijziging van het bestaande verkeersstructuur.

 

Het plangebied wordt globaal begrensd door:

-        de Bergerstraat in het noorden;

-        de Vijverdalseweg in het oosten;

-        de Akersteenweg in het zuiden;

-        de Laan in den Drink, de Adelbert van Scharnlaan en de Burgemees­ter Cortenstraat in het westen.

 

Op kaart 1 is de exacte plangrens aangegeven.

 

 

 

1

 

 

 

2.         PROGRAMMA

 

2.1. Beschrijving plangebied

 

Het plangebied is onderdeel van de voormalige gemeenten Amby en Heer. Over het algemeen dateert de bebouwing van na 1945.

In het gebied zijn globaal genomen de volgende zones te onderschei­den:

-           een gemengde zone woningbouw/bedrijvigheid langs de Bergerstraat;

-           een woonzone ten noorden van de Watergrubbe;

-           een scholenzone tussen de Watergrubbe en de Bemelerweg;

-           een woonzone tussen de Bemelerweg en de Adelbert van Scharnlaan en

-           een recreatieve zone ten zuiden van de Adelbert van Scharnlaan, waarin gelegen het bejaardentehuis "In den Drinck".

 

In bijlage 1 is de analyse van de bestaande situatie opgenomen.

 

Het bestemmingsplan is voor het grootste deel konserverend van aard. In de volgende paragrafen zal worden aangegeven op welke pun­ten het onderhavige plan afwijkt van de oude bestemmingsregelingen.

 

2.2. Verschillen tussen de geldende en de herzieningsregeling.  

 

De belangrijkste afwijkingen betreffen de volgende punten.

 

a.      In het bestemmingsplan Het Kerksken waren de gronden ten oosten van de Burgemeester Cortenstraat en ten noorden van de Watergrubbe bestemd tot bijzondere doeleinden en openbaar groen. In het onderhavige plan is ter plaatse woningbouw mogelijk gemaakt, conform het door de gemeenteraad genomen voorbereidingsbesluit. Een bouwplan is inmiddels gerealiseerd.

 

b.      De gronden ten westen van de Vijverdalseweg ter plaatse van de Watergrubbe waren in het bestemmingsplan Het Kerksken groten­deels bestemd tot bijzondere doeleinden en openbaar groen. In het onderhavige plan is de bestemming tuin- en verkeersdoelein­den opgenomen (door toepassing van de ontwikkelingsregeling is woningbouw als stedebouwkundige afronding mogelijk).

 

c.       Het gebied begrensd door de Akersteenweg, Laan in den Drink en het tracé Vijverdalseweg was in het partieel uitbreidingsplan in onderdelen Scharn bestemd voor bedrijfsgebouwen. In afwijking daarvan is een zwembad, een school en een sportcomplex gereali­seerd. Deze bebouwing is in het onderhavige plan opgenomen.

 

d.      Het gebied ten noorden van de Akersteenweg en ten oosten van de verlengde Vijverdalseweg was in het uitbreidingsplan in hoofd­zaak Heer voor het grootste gedeelte bestemd voor agrarische doeleinden II.

In het onderhavige plan is het mogelijk gemaakt bebouwing te realiseren voor woon- of maatschappelijke doeleinden.

 

2.3. Verkeersstructuur

 

De verkeersstructuur van het plangebied hangt nauw samen met die van het gehele gebied Heer.

Het verdient dan ook aanbeveling om - voorzover hier van be­lang - in te gaan op de verkeersproblematiek van Heer in het alge­meen omdat deze voor een niet onbelangrijk deel de basis vormt van de in het plan "Scharn - Het Kerksken/In den Drink" geplande infra­structuur.

De verkeersproblemen in dit stadsdeel manifesteren zich met name op het kruispunt "Heer" en de toeleidende wegen Akersteenweg, Dorpstraat en Burg. Cortenstraat. De huidige verkeersintensiteiten op de Akersteenweg (11.000 mvt. oostelijk van het kruispunt en 25.000 mvt./etmaal westelijk van het kruispunt), de Dorpstraat (12.000 mvt./etmaal) en de Burg. Cortenstraat (14.000 mvt./etmaal) leiden tot overbelasting van het kruispunt, terwijl de winkelfunctie op de toeleidende wegen in het gedrang komt.

 

De Burg. Cortenstraat met zijn 8 á 10 meter breed profiel wordt tevens gebruikt voor parkeren. De parkeercapaciteit is, gegeven in relatie tot de aanliggende functies, beperkt. Langs de Akersteenweg ontbreekt eveneens een adequate parkeervoorziening, ditzelfde geldt voor de Dorpstraat. De verkeersintensiteiten, het gebrek aan par­keervoorzieningen, de aanwezigheid van het openbaar vervoer en de intensieve menging van snelverkeer en langzaam verkeer leiden tot een chaotisch verkeersbeeld, waarbij de doorstroming op bepaalde tijden vrijwel volledig stagneert. Dit komt ook de verkeersvei­ligheid niet ten goede.

Overigens is met name de laatste jaren een toenemende druk te con­stateren als gevolg van de stedebouwkundige ontwikkelingen in dit gebied, te denken valt hierbij aan het plan "Keerderstraatje" en de scholenzone oost.

Er zijn tot op heden geen aanvullende verkeersvoorzieningen ten behoeve van de ontsluiting van deze gebieden gerealiseerd.

 

Bij de aanpak van de verkeersproblematiek moet rekening gehouden worden met de functie van de Akersteenweg, "stedelijke hoofdweg eerste orde" (zie structuurplan 1979), die maatregelen, die de ca­paciteit en de doorstroming drastisch reduceren, niet toelaten.

Anderzijds levert de aanwezigheid van een aantal winkels, vooral aan de zuidzijde een intensieve en gevaarlijke confrontatie op tus­sen verkeersbelangen en verblijfsbelangen ofwel tussen stroomfunc­tie en erffunctie.

Aangezien geen van beide functies elimineerbaar wordt geacht, zal een redelijk en vooral duidelijk compromis gevonden moeten worden.

 

Uit verkeersonderzoek blijkt dat, voor wat betreft de Burg. Corten­straat, het aandeel van het doorgaand verkeer (ten opzichte van Heer ten noorden van de Akersteenweg) ligt tussen de 50 en 60%, waarbij aangetekend dat dit cijfer in werkelijkheid waarschijnlijk nog hoger ligt.

(Als gevolg van het niet geheel gesloten zijn van het onder­zoek-kordon en als gevolg van foutieve waarnemingen wordt het aan­deel van het bestemmingsverkeer hoger berekend ten kosten van het doorgaand verkeer.)

In de Dorpstraat en Burg. Cortenstraat prevaleert zoals reeds geme­moreerd de verkeersfunctie. Dit ten nadele van de winkelfunctie, die meer gebaat zou zijn bij uitbreiding c.q. invoering van parkeermogelijkheden. Ook hier zijn intensiteits-verlagende maatregelen gewenst.

Het kruispunt waar de drie genoemde wegen elkaar ontmoeten heeft een te geringe capaciteit. Fietsvoorzieningen ontbreken, er treedt filevorming op en er is een permanent conflict met de parkeerbe­hoefte bij de winkels, terwijl de trottoirruimte te gering is. Ver­breding van het kruispunt is enerzijds uit financiële overwegingen (verwerving winkel- en horecapanden) niet haalbaar en anderzijds uit stedebouwkundige overwegingen (sloop winkelpanden) niet gewenst. Derhalve moet de oplossing van de problemen gezocht worden in een vermindering van de omvang van het verkeer respectievelijk vermin­dering van de toegestane bewegingen op het kruispunt.

Om aan de hiervoor gesignaleerde problematiek tegemoet te kunnen komen bestaat theoretisch een tweetal mogelijkheden:

1.      de aanleg van een nieuwe verbinding tussen de Akersteenweg en de Bergerstraat; de Vijverdalseweg;

2.      de aanleg van een oostelijke randweg.

 

Met het recent gereed gekomen verkeersprognosemodel is het mogelijk verschillende verkeersvarianten op hun consequenties te toetsen.

Om duidelijkheid te krijgen over met name de effectiviteit van de Vijverdalseweg en het (theoretische) alternatief, de oostelijke randweg heeft voor beide modellen een doorrekening plaatsgevonden. Dit op basis van de verwachte bevolkingsomvang, werkgelegenheid en autobezit/-gebruik voor het jaar 1991.

 

De belangrijkste wijzigingen in het wegennet ten opzichte van de huidige situatie betreffen een uitbreiding met de Terblijterweg en de Oostermaasweg, een aansluiting van de Mockstraat aan de Aker­steenweg en de verlenging van de Sibemaweg tot de Scharnerweg. Ver­der is uitgegaan van een verbod van afslaande bewegingen op het kruispunt Heer en een winkelfunctie op de Burg. Cortenstraat en Dorpstraat vanaf de Adelbert v. Scharnlaan tot de Einsteinstraat.

 

Uit de belasting van het wegennet volgens het model met Vijverdal­seweg blijkt dat de Vijverdalseweg belast wordt met, in het gun­stigste geval, maximaal circa 700 motorvoertuigen, de intensiteiten op de Burg. Cortenstraat worden teruggebracht tot circa 250 motor­voertuigen in het avondspitsuur. Het overige noord-zuidverkeer, dat in het basismodel nog aanwezig was op de Burg. Cortenstraat, blijkt af te vloeien via de Sibemaweg en de aansluiting van de Mockstraat op de Akersteenweg.

De belastingen van het wegennet in geval van realisering van de oostelijke randweg zijn als volgt.

Deze weg blijkt maximaal met circa 440 motorvoertuigen belast te worden, de Burg. Cortenstraat blijkt in dit model nog steeds 660 motorvoertuigen in het avondspitsuur te moeten verwerken.

 

Uit het bovenstaande mogen we concluderen dat met name de Vijver­dalseweg een positief effect heeft op de verkeersbelasting van de Burg. Cortenstraat. Er vindt een verschuiving plaats naar de Vij­verdalseweg zodanig dat realisering van winkelerf in de Burg. Cor­tenstraat tot de mogelijkheden gaat behoren. De overige noord-zuid­verbindingen krijgen als gevolg van deze ingrepen niet overmatig meer verkeer te verwerken. De aanleg van de Vijverdalseweg betekent tevens dat de woonbuurt "Keerderstraatje", de scholenzone en het psycho-medisch centrum Vijverdal op een adequate manier ontsloten, terwijl de Oude Molenweg en de Keerderstraat ontlast worden van autoverkeer, zodat deze als langzaam verkeersroutes meer gestalte kunnen krijgen.

De aanleg van een oostelijke randweg heeft vanwege zijn perifere ligging aanzienlijk minder effect op de verkeersbelastingen op de overige wegen. De randweg trekt te weinig verkeer, terwijl de Burg.

 Cortenstraat met circa 660 motorvoertuigen per uur te zwaar belast blijft.

Bovendien zal de Sibemaweg/Mockstraat als alternatieve noord-zuid­verbinding te aantrekkelijk worden.

 

Op kaart 2 staat de nieuwe structuur aangegeven.

 

 

 

2

 

 

De Vijverdalseweg wordt 7.00 meter breed, met verbredingen nabij de aansluitingen ten behoeve van het creëren van de benodigde opstel­stroken. De weg is uitsluitend bestemd voor gemotoriseerd verkeer. Op de Vijverdalseweg, die zich uitstrekt vanaf de Akersteenweg tot de Bergerstraat, sluiten de volgende wegen aan: de Meidoorn, de Adelbert van Scharnlaan, de Doornlaan en Vijverdal. De kruisingen met de Keerderstraat en de Bemelerweg worden ongelijkvloers uitge­voerd, zij het dat de doorrijhoogte beperkt is tot 2.50 meter, zo­dat de verkeersfunctie van beide wegen aanzienlijk gereduceerd wordt. Beide wegen behouden wel hun functie als langzaam verkeers­voorzieningen. Ten noorden van de Keerderstraat is langs de Vijver­dalseweg een fiets-/voetgangersverbinding geprojecteerd. Deze is van de hoofdrijbaan gescheiden door een berm met een breedte van ± 2.00 meter. Ten zuiden van de Keerderstraat zal in samenhang met de daar te ontwikkelen bebouwing worden gezocht, naar een tracé voor een fiets-/voetgangersverbinding tussen Vijverdalseweg, Keerder­straat en Meidoorn enerzijds en Akersteenweg anderzijds, waardoor enige sociale controle op die verbinding mogelijk is.

De Vijverdalseweg en de Doornlaan worden conform het openbaar ver­voersplan beide benut door stads- en streekbuslijnen zulks ter ont­lasting van de Bemelerweg (ten westen van de Molenweg) en de Burg. Cortenstraat.

 

2.4. Overige programmapunten

 

In afwijking van het oude bestemmingsplan Het Kerksken zijn twee parkeerterreinen gerealiseerd ten behoeve van de parkeerbehoefte van het woongebouw Vijverdal en de scholen. Een en ander is in het onderhavige plan conform de nieuwe situatie opgenomen.

 

In het zuidelijk plandeel treedt nu reeds regelmatig overlast op ten gevolge van parkeerproblemen rond de daar gelegen recreatie-in­richtingen (zwembad en met name voetbalveld S.V. Heer). In het plan is de mogelijkheid voor parkeerruimte gereserveerd.

 

 

 

3.         HET BESTEMMINGSPLAN

 

3.1. Keuze planvorm

 

Sinds de wijziging van de wet op de ruimtelijke ordening (W.R.O.) en de gehele herziening van het besluit op de ruimtelijke ordening (B.R.O.) heeft de gemeente de gelegenheid om de planvorm af te stemmen op het gebied waarvoor het plan wordt gemaakt. De keuze wordt niet alleen bepaald door de aard van het plangebied, maar vooral door de tegenstelde behoefte aan rechtszekerheid en flexibi­liteit. In dit bestemmingsplan is getracht daartussen een evenwicht te vinden via het zogenaamde mengkraanmodel. Dit houdt in dat de bestaande toestand gedetailleerd is bestemd waardoor een relatief grote rechtszekerheid wordt gegeven (materiële rechtszekerheid). Aan nieuwe ontwikkelingen of gewenste activiteiten kan tegemoet worden gekomen door een stelsel van vrijstellings- en wijzigingsbe­palingen, waardoor er flexibiliteit ontstaat en er ten aanzien van de rechtsbescherming een accentverschuiving plaatsvindt naar de procedurele rechtszekerheid.

 

Er is gekozen voor een systeem waarbij:

a.      voorzienbare ontwikkelingen, waartegen geen enkel bezwaar be­staat zijn geregeld door middel van een rechtstreekse, eventueel gecombineerde bestemming (artikel 10 W.R.O.);

b.      andere ontwikkelingen dan in het plan voorzien kunnen worden toegelaten door middel van een vrijstellings- (artikel 15 W.R.O.) of wijzigingsbevoegdheid (artikel 11 W.R.O.).

 

3.2. Juridische regeling

 

Alvorens in te gaan op de inhoud van het plan, lijkt het zinvol de gehanteerde systematiek van de voorschriften nader uiteen te zetten. De voorschriften bestaan uit vier hoofdstukken: [1]

I.        inleidende bepalingen;

II.       bepalingen in verband met de bestemmingen;

III.      overige bepalingen;

IV.     overgangsbepalingen - strafbepalingen.

 

Ad I       De inleidende bepalingen bevatten meer algemene zaken zoals de omschrijving van begrippen, aanwijzingen over de manier van meten en over de manier van de bepaling van hoogten en dergelijke.

 

Ad II      De bepalingen in verband met de bestemmingen vormen de kern van de voorschriften. Er zijn diverse soorten bestemmingen te onderscheiden.

De bestemmingen zijn zowel in de voorschriften als op de plankaart met hoofdletters aangegeven (bijvoorbeeld de be­stemming woondoeleinden: W). Uitzondering hierop is de be­stemming tuin die op een grafische manier is aangegeven ( ). Indien meerdere bestemmingen naast elkaar voorkomen is dit aangegeven met meerdere hoofdletters. Dit zijn zogenaamde combinaties van bestemmingen. Indien de bestemming per bouw­laag verschillend is, zijn deze bestemmingen onder elkaar aangegeven in een zogenaamde matrix. Subbestemmingen worden op de plankaart aangegeven met kleine letters.

 Deze dienen om - waar nodig - de bestemmingen nader te spe­cificeren (bijvoorbeeld: bedrijfsdoeleinden-ambachtelijke bedrijven wordt aangegeven als Ba).

De maximaal toegestane goothoogte van gebouwen (in meters) is op de plankaart aangegeven met een cijfer (bijvoorbeeld W6 houdt in: woondoeleinden, goothoogte maximaal 6.00 meter). Het verschil tussen de goothoogte en de nokhoogte mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.

Nadere aanwijzingen met betrekking tot het bouwen zijn aan­gegeven met een kleine letter die tussen haakjes is ge­plaatst (bijvoorbeeld E (o) houdt in erf, onbebouwd).

De samengestelde bestemmingen komen altijd voor gelijktijdig met een andere bestemming. Voor de duidelijkheid zijn de samengestelde bestemmingen op een aparte bestemmingsplankaart aangegeven. In feite voegt de samengestelde bestemming extra bepalingen toe.

Welke bestemming bij eventuele strijdigheid tengevolge van de extra bepalingen prioriteit verkrijgt is voor zover nodig aangegeven in de voorschriften van de betreffende samenge­stelde bestemming.

Ook de voorschriftenkaarten zijn onderdeel van de voor­schriften. Deze dienen om redactioneel moeilijk te omschrij­ven zaken, inzichtelijk te maken en om de plankaart niet overvol te laten raken met informaties.

 

Ad III     Het hoofdstuk "afwijkingsbevoegdheden" houdt een algemene vrijstellingsbevoegdheid en een ontwikkelingsregeling in. De vrijstellingsbevoegdheid is bedoeld voor aanpassingen in het terrein en voor geringe afwijkingen van de opgenomen maten. Teneinde aan het plan de benodigde flexibiliteit te geven is een ontwikkelingsregeling opgenomen. Deze regeling is een samenstel van vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden, ge­bonden aan een toetsingskader per zone binnen het plange­bied, ook wel "mengkraanmodel" genoemd. Hiermee kan worden ingespeeld op ontwikkelingen waartegen geen bezwaren be­staan, maar waarin in het bestemmingsplan niet expliciet is of kan worden voorzien.

 

Ad IV     In hoofdstuk IV zijn de overgangs- en strafbepalingen opge­nomen.

 

3.3. Toelichting op de artikelen

 

In deze paragraaf wordt een nadere toelichting op de afzonderlijke artikelen van de planvoorschriften gegeven. Dit met name wanneer uit het gevoerde overleg met externe instanties of uit de Kroonju­risprudentie is gebleken, dat een verschil van mening kan ontstaan omtrent de wet- of doelmatigheid van het voorschrift. In die geval­len wordt op de betekenis en formulering van het artikel dieper ingegaan.

 

Inleidende bepalingen (artikelen 1 tot en met 7)

 

In artikel 1 worden de begrippen die in de voorschriften worden gehanteerd gedefinieerd. Dit om verschil van interpretatie zoveel mogelijk te vermijden.

De tot nu toe gehanteerde definitie van detailhandel wordt gepre­fereerd, mede gelet op het streven tot uniformering van de bestem­mingsvoorschriften binnen de gemeente. Te meer daar onder het te koop aanbieden tevens het ten verkoop uitstallen van goederen valt. Het ten verkoop uitstallen behoeft derhalve niet in de omschrijving te worden opgenomen. Anderzijds heeft het uitstallen (showrooms) een engere betekenis en kan toelaatbaar worden geacht in situaties waarin detailhandel niet gewenst is. Wel is "de consument" vervan­gen door "de particulier", teneinde bedrijfsmatige consumenten uit te sluiten. Verkoop aan dat soort consumenten kan onder groothandel vallen.

 

In artikel 2, wijze van meten, is de inhoud van een bouwwerk gere­lateerd aan het begrip "peil", omdat dit relatiepunt in de begrips­omschrijving is vastgelegd en derhalve als objectief criterium kan worden aangemerkt. In samenhang met de hoogtematen welke eveneens aan het begrip "peil" zijn gerelateerd, kan de inhoud objectief worden vastgesteld. Ook bij de omschrijving van de inhoud van een equivalente woning is het begrip "peil" gehanteerd. Daarmee is in de meetbepalingen een consistentie bereikt ten aanzien van het re­latiepunt. Om genoemde redenen is afgezien van de introductie van "begane grondvloer" in plaats van "peil".

 

Bepalingen in verband met de bestemmingen (artikelen 8 tot en met  23)

 

Artikel 8 bevat (voor zover noodzakelijk) een regeling omtrent de onderlinge verhouding van de combinaties van bestemmingen en van de samengestelde bestemmingen met de (andere) bestemmingen.

Daar waar (combinaties van) bestemmingen en uit te werken bestem­mingen te zamen met samengestelde bestemmingen voorkomen, is waar nodig in de samengestelde bestemming de voorrangsregel opgenomen.

 

Bij alle bestemmingen, omschreven in paragraaf A (artikelen 9 tot en met 19), is bepaald dat op de gronden andere bouwwerken mogen worden opgericht, welke qua aard bij het toegestane gebruik passen. De maximale hoogte is bepaald op 3 meter, uitgezonderd bij ver­keersdoeleinden om lantaarnpalen en bewegwijzeringsborden mogelijk te houden.

De bestemming woondoeleinden laat het gebruik van een gedeelte van de woning voor de uitoefening van een beroep aan huis mogelijk. Met dien verstande dat het gedeelte dat voor de uitoefening van het beroep wordt gebruikt niet groter mag zijn dan 30% van de vloerop­pervlakte van het pand. Dit om het verlies of de bovenmatige aan­tasting van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig met de woonbestemming aan te merken.

 

Tot maatschappelijke doeleinden zijn bestemd de terreinen, die op dit moment grotendeels zijn bebouwd met gebouwen ten behoeve van onderwijsvoorzieningen; ze zijn geconcentreerd in de scholenzone. Een uitzondering hierop maakt het terrein van de m.a.v.o. ten zui­den van het zwembad. Via de ontwikkelingsregeling kunnen deze laat­ste terreinen de recreatieve functie krijgen. De bedoeling hiervan is een mogelijkheid te bieden tot uitbreiding van de ten noorden van dit schoolgebouw gelegen zwemaccommodatie of anderszins de re­creatieve zone te completeren.

Bestaande - niet storende - bedrijven zijn in het plan gehandhaafd. Opsomming van de bedrijfsfuncties, voorkomend in of overeenkomend met de categorieën 1 en 2 van de lijst van bedrijven, opgesteld door de vereniging van Nederlandse Gemeenten in het rapport "be­drijven en milieuzonering" binnen de bestemming bedrijfsdoeleinden, betekent dat deze bedrijven zonder meer toelaatbaar zijn.

De zinsnede "danwel qua aard en afmetingen hiermee overeenkomend" biedt de mogelijkheid, de acceptabele functies die niet uitdrukke­lijk zijn opgesomd, via de SBI-code te herleiden tot de toelaatbare milieucategorieën.

De zwaardere, tevens problematische bestaande bedrijven worden, zo­als voorheen, door middel van de subbestemming gespecificeerd en vastgelegd op de bestaande situatie.

Het toelaten van bedrijven of het wijzigen van de bedrijfsfunctie naar de categorieën 3 en meer is mogelijk via de ontwikkelingsrege­ling, waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat zij geen onevenredi­ge hinder mogen veroorzaken voor het woon- en leefmilieu, blijkens een advies van de inspecteur belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu. Deze procedure is nu dus alleen nog maar nodig, voor nieuwe c.q. wijziging van bestaande bedrijfsvestigingen, waar­bij niet bij voorbaat duidelijk is, in hoeverre aan bovenstaande criteria kan worden voldaan.

De systematiek is dus gebaseerd op de staat van inrichtingen van de V.N.G. Deze dient meer ter illustratie of indicatie dan om dwingend te regelen. De betreffende lijst is derhalve niet aan voorschriften of toelichting toegevoegd.

 

Voor recreatieve doeleinden zijn bestemd de terreinen tussen Laan in de Drink, de (verlengde) Adelbert van Scharnlaan, de aan te leg­gen Vijverdalseweg en de Akersteenweg. Deze terreinen zijn momen­teel reeds nagenoeg geheel voor deze doeleinden in gebruik. Zij zijn bestemd voor sportdoeleinden (veldsport en zwembad).

De geprojecteerde Vijverdalseweg en de aantakking daarop van de Adelbert van Scharnlaan hebben de bestemming verkeersdoeleinden. Voor de Vijverdalseweg is op de plankaart het wegprofiel aangegeven.

 

De bestemming tuin ligt op terreinen die thans reeds als zodanig zijn ingericht en bovendien een bepaalde groenkwaliteit bezitten. Bebouwing of verharding van deze terreinen is strijdig met deze kwaliteit.

 

De bestemming erf regelt de bebouwde en/of onbebouwde ruimten bij de hoofdbebouwing. De gebruiksmogelijkheden zijn zodanig dat zij aansluiten op het gebruik van de hoofdbebouwing.

Ten einde te voorkomen, dat hele binnenterreinen worden volgebouwd is bepaald, dat de bebouwingdichtheid van de gronden met de bestem­ming "erf" de 40% niet mag overschrijden.

De bij de bestemming erf opgenomen vrijstellingsbevoegdheid om de afstand tussen een vrijstaand gebouw en een ander gebouw te ver­kleinen van 3 tot 0 meter houdt een voldoende objectief begrensd criterium in.

Bovendien is aangegeven dat de bepaling slechts van toepassing is in situaties waarin een vrijstaand gebouw niet achter een ander gebouw is gelegen.

 

Bepalingen omtrent de uit te werken bestemmingen (artikel 21)

 

Artikel 11 van de wet op de ruimtelijke ordening biedt de mogelijk­heid om in een bestemmingsplan slechts globaal aan te geven wat de bedoelingen zijn met gronden die in de naaste toekomst voor bebou­wing in aanmerking komen. Het betreft hier een terrein ten oosten van de Vijverdalseweg, dat bestemd is voor wonen en maatschappelij­ke doeleinden. In de voorschriften zijn diverse regels opgenomen, waarbinnen burgemeester en wethouders de bestemmingen zullen uit­werken.

In de uitwerkingsregels zijn geen parkeernormen of -bepalingen om­trent parkeervoorzieningen opgenomen, omdat uit recente jurispru­dentie blijkt dat anders de normering van artikel 258 bouwverorde­ning buiten toepassing wordt gelaten. Dit artikel bevat voldoende parkeernormen, die uniform voor het bestemmingsplangebied gelden.

 

Leidingstrook en waterloop (artikelen 22 en 22a).

 

Ter bescherming van de hoofdnetriolering respectievelijk waterloop zijn hier bepalingen opgenomen welke overeenkomen met de richtlij­nen, welke van kracht zijn met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden in de nabijheid van of op leidingen respectievelijk bouwwerken en werkzaamheden in de nabijheid van waterlopen. Door het horen van de betreffende beheerder ingeval van een voorgenomen aanlegvergunning voor bepaalde werkzaamheden of vrijstelling voor bouwwerken wordt de bedrijfsveiligheid van de leidingen respectie­velijk waterloop voldoende gegarandeerd. Met deze regeling in de voorschriften wordt de prioriteitsstelling van de bestemmingen en het daarvan afgeleid gebruik zodanig geregeld dat geen onderlinge conflicten kunnen ontstaan.

 

Algemene bepalingen omtrent het gebruik (artikel 23)

 

Van de verbodsbepalingen om gronden en opstallen te gebruiken strijdig met het toegestane gebruik kan ontheffing wonen verleend door toepassing van de "toverformule", verwoord in lid 2.

 

Afwijkingsbevoegdheden (artikelen 24 en 25)

 

Voor de toepassing van de ontwikkelingsregeling is het plangebied in vier zones ingedeeld. Voor elk van deze vier zones zijn beleids­doelstellingen geformuleerd. Deze zones hebben ieder hun eigen functionele en karakteristieke structuur, die als algemeen toet­singskader dient. Daarnaast is voor elke zone een beschrijving in hoofdlijnen opgesteld. Deze hoofdlijnen specificeren en nuanceren het algemeen toetsingskader en geven samen daarmee de begrenzingen of voorwaarden aan voor het verlenen van de vrijstellings- en wij­zigingsbevoegdheden van burgemeester en wethouders. Na de toetsing kan de toe te passen procedure worden afgelezen van het bij het artikel behorend schema.

 

De procedurele waarborgen worden hierin gerelateerd aan de omvang van de afwijking (uitgedrukt in kubieke meters bouwmassa) en in de zwaarte van de functieverandering. Daarbij is voorts onderscheiden of er uitsluitend sprake is van

-        een functiewijziging van bestaande bebouwing of terreinen, of

-        een verbouwing of uitbreiding van bestaande bebouwing, of

-        volledige nieuwbouw, al dan niet met functiewijziging.

 

Er zijn drie procedures die naar zwaarte kunnen worden onderschei­den, indien er geen strijdigheid is met de doelstellingen van de betreffende zone:

a.      vrijstelling kan worden verleend door burgemeester en wethou­ders, na voorafgaande publicatie en tervisielegging gedurende 14 dagen (X);

b.      burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen; het wijzi­gingsplan wordt gepubliceerd en gedurende 14 dagen ter visie gelegd; als er geen bezwaren inkomen wordt een vrijstelling ver­leend (0);

c.       burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen; het wijzi­gingsplan wordt gepubliceerd en gedurende 14 dagen ter visie gelegd (*).

In alle drie de gevallen moeten burgemeester en wethouders beslis­sen binnen één maand na het verstrijken van de termijn van tervi­sielegging. Een weigering tot het verlenen van vrijstelling of het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid kan, in het kader van de wet A.R.O.B., zo nodig door de afdeling rechtspraak van de Raad van State worden getoetst.

Uitgangspunt voor het toepassen van de ontwikkelingsregeling is de bestaande situatie van het pand (qua omvang en functiesamenstel­ling) op het moment van tervisielegging zoals vastgelegd op de be­stemmingsplankaart.

 

 

 

4.         MAATSCHAPPELIJKE EN ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

 

 

4.1. Overleg

 

4.1.1. Provinciale Planologische Commissie

 

Het voorliggend plan is op 13 mei 1986 door de subcommissie ge­meentelijke plannen behandeld in het kader van de vergaderronde 4/1986 van de Provinciale Planologische Commissie, ten behoeve van het overleg als bedoeld in artikel 10 B.R.O.

De PPC-behandeling heeft geresulteerd in een aantal opmerkingen, zie bijlage 1, welke hieronder puntsgewijs worden verwerkt.

 

Brief Provinciale Planologische Commissie van 26 juni 1986.

 

4.1.1.1. Infrastructuur

 

1.1.   Bij beantwoording van de vraag of de Vijverdalseweg recht­streeks op de Burgemeester Kessensingel moet worden aange­sloten dan wel via een bajonetaansluiting, verdient de laatstgenoemde oplossing zonder meer de voorkeur en wel om de volgende redenen:

 

financieel:

-        er behoeft zowel voor de weg als voor het (brom)fiets­pad geen eigendom van huize "In den Drinck" verworven te worden;

-        het grondverzet voor het nu voorliggend plan (inclu­sief langzaam verkeersvoorziening) is aanzienlijk minder dan bij een volledige kruising, hetgeen uiter­aard ook consequenties heeft voor de totale aanleg­kosten;

 

milieutechnisch:

-        de afstand tot de woonbebouwing in het Keerderstraat­je is groter, hetgeen een gunstig effect zal hebben op het geluidsniveau;

-        aan de bezwaren van de bewoners van de Burg. Kessen­singel tegen een volledige kruising, met name de vrees voor een negatieve invloed op de snelheid, wordt tege­moet gekomen;

 

verkeerstechnisch:

de geplande bajonetoplossing Burgemeester Kessensin­gel -Akersteenweg - Vijverdalseweg verdient de voorkeur uitgaande van de volgende randvoorwaarden:

a.      de aansluiting van de Burgemeester Kessensingel dient ter ontsluiting van Heer - Zuid - Oost;

de Vijverdalseweg dient als ontsluiting van het "Keer­derstraatje", Heer - Noordoost, Scharn, scholenzone en Vijverdal, alsmede als verbindingsweg tussen de Aker­steenweg en de Bergerstraat en in een later stadium de Terblijterweg, waardoor de Burg. Cortenstraat in be­langrijke mate ontlast zal worden. Er is dus duidelijk een functieonderscheid tussen beide wegen;

b.      het doorgaande verkeer dient opgevangen te worden door de E-9. In dit licht bezien past een bajonetoplossing, omdat hierdoor het langgerekte en doorgaande karakter van het tracé Vijverdalseweg - Burg. Kessensingel wordt onderbroken;

c.       verkeersregeltechnisch is de bajonet weliswaar pro­blematischer doch met de geprojecteerde lay-out en de verwachte intensiteiten is een adequate en vlotte verkeersregeling mogelijk, waarbij zelfs de instel­ling van een groene golf op de Akersteenweg tussen de bajonetaansluiting en het kruispunt mogelijk is. Het ontbreken van langzaamverkeer regelelementen op het westelijk deel komt hier zeer goed uit.

 

1.2.   De beschrijving van de conflictsituatie op het kruispunt Akersteenweg -Burgemeester Cortenstraat - Dorpstraat is opge­nomen onder paragraaf 2.3. verkeersstructuur.

 

1.3.   Een rechtstreekse aansluiting van het aan de oostzijde van de Vijverdalseweg geprojecteerde fietspad op de Bemelerweg is niet nodig. De relatie Vijverdalseweg - Bemelerweg voor fietsers is namelijk voldoende verzekerd via het Keerder­straatje en de Doornlaan.

 

1.4.   De leidingstrook is in de voorschriften bij het bestem­mingsplan toegespitst op het transport van afvalwater.

 

4.1.1.2. Aspecten van milieu

 

2.1.   De bestemming van het bedrijf Dazon b.v. is nader toe­gespitst door hieraan de subbestemming cb: constructie­bedrijf te geven.

Daarnaast zijn mede ter tegemoetkoming aan de kroonju­risprudentie de mogelijkheden voor deze bestemming ver­ruimd. Dit is enerzijds gebeurd bij de bestemming "be­drijfsdoeleinden" en anderzijds door middel van de ont­wikkelingsregeling.

2.2.   Het verzoek van burgemeester en wethouders van 19 november 1986 om vaststelling van hogere grenswaarden is door gede­puteerde staten bij hun beschikking van 17 maart 1987 in­gewilligd.

 

4.1.1.3. Economische uitvoerbaarheid

 

De betreffende passage is inmiddels achterhaald door de brief van de PPC, van 8 juli 1986, waarin geconcludeerd wordt dat het plan economisch uitvoerbaar kan worden geacht.

 

4.1.1.4. Voorschriften

 

a.      De opmerkingen zijn, waar nodig verwerkt in de voorschriften.

b.      De ontwikkelingsregeling, artikel 24, is aangepast aan de opmerkingen, vanuit het overleg op ambtelijk niveau. De toegepaste terminologie is hierdoor ook veranderd.

 

Brief PPC van 21 juli 1986.

 

1.1.   Zone I.

De bestemmingsplankaart dient, ten behoeve van de juridische vastlegging, als functiekaart van de bestaande situatie van het plangebied. Het bestaan van de diverse vestigingen is hiermee vastgelegd.

1.2.   Zone II.

Voor de zonering is inmiddels een zodanige oplossing gekozen dat aan de gemaakte opmerkingen wordt tegemoet gekomen.

 

4.1.2. Ministerie van economische zaken-rijksconsulent

 

Aan de gemaakte opmerkingen met betrekking tot Bergerstraat 45 en 37 is door middel van een adequate regeling in het bestem­mingsplan tegemoet gekomen.

 

4.1.3. Overig overleg

 

Het ministerie van defensie vond geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

 

4.2. Inspraak

 

Over de planologische regeling, zoals die in het onderhavige be­stemmingsplan is opgenomen, is in twee kaders inspraak gehouden.

In 1978 is over de voorontwerpherziening van het bestemmingsplan Het Kerksken een inspraakprocedure gevoerd. Dit voorontwerp is on­derdeel van voorliggend bestemmingsplan.

In 1981 is bij de behandeling van de structuurschets Maastricht - Noordoost een aantal inspraakreacties naar voren gekomen die be­trekking hebben op ontwikkelingen in het plangebied Het Kerksken - In den Drink.

In bijlage 3 wordt daarvan een overzicht gegeven.

De opmerking vanuit de inspraak ten aanzien van zaken, die in het onderhavige bestemmingsplan zijn opgenomen, hebben met name betrek­king op:

a.      het projecteren van woningen langs de Burgemeester Cortenstraat en het verloren gaan van een speelterrein ten gevolge daarvan;

b.      het projecteren van de Vijverdalseweg.

 

Ad a.     Reeds in het vigerend bestemmingsplan was deze locatie be­stemd om te worden bebouwd (zij het ten behoeve van een ande­re bestemming dan voor woondoeleinden). Toen het terrein in het verleden toegankelijk werd gemaakt en provisorisch werd ingericht is uitdrukkelijk gesteld dat een en ander een tij­delijk karakter zou hebben.

Het woningbouwplan is inmiddels gerealiseerd.

 

Ad b.     Vanuit de inspraak zijn diverse alternatieven aangedragen voor de aanleg van de Vijverdalseweg. In bijlage 3 komen deze aan de orde. Eén van de alternatieven die naar voren is ge­bracht is overgenomen in voorliggend plan. De aansluiting van de Vijverdalseweg op de Akersteenweg is nu geprojecteerd ten westen van Huize In den Drinck (in plaats van ten oosten hiervan).

 

Bij brief van 3 oktober 1986 werd ons door tussenkomst van de com­missie inspraak en ondersteuning door het Bewonersoverleg bestem­mingsplannen Heer - Scharn verzocht met betrekking tot het voorlig­gend ontwerpbestemmingsplan inspraak te organiseren. Uit het hier­boven gestelde en gelet op de bijlagen 3 en 4, waarnaar daarbij verwezen wordt, is evenwel geconcludeerd dat inspraak voor het plangebied - zij het in gedeelten - in voldoende mate heeft plaats­gevonden. Een nieuwe inspraakronde is derhalve weinig zinvol en kan er bovendien toe leiden dat wederom op reeds uitgesproken punten wordt teruggekomen. Onnodige planvertraging zal daarvan het gevolg zijn. Een uitzondering wordt hierbij gemaakt voor een tweetal nieu­we elementen in het ontwerpplan ten opzichte van de eerdere ontwer­pen te weten:

a.      de mogelijkheid om via de wijzingsbevoegdheid woningen te reali­seren op de parkeerplaats rondom de vijver bij de verpleegsters­flat van Vijverdal;

b.      de mogelijkheid om woningbouw te realiseren door middel van de uitwerkingsbevoegdheid op een terrein ten noorden van Huize In den Drinck.

Voor de onder a en b genoemde nieuwe elementen zal bij toepassing van de betreffende bevoegdheid afzonderlijk inspraak worden georga­niseerd.

Wij menen dat op bovenomschreven wijze in voldoende mate inspraak is/wordt verleend.

De raadscommissie volkshuisvesting, stadsvernieuwing en ruimtelijke ordening kan zich met bovenstaande zienswijze verenigen.

 

Tenslotte.

Op 15 september 1986 is over het ontwerp bestemmingsplan "Scharn - Het Kerksken/In den Drink" een voorlichtingsavond gehouden waarbij de bevolking met betrekking tot de stand van zaken uitvoerig is geïnformeerd. Alhoewel het hier geen officiële inspraakavond betrof werd toch inhoudelijk over bepaalde planonderdelen van gedachten gewisseld. Daarbij kwam vanuit de bevolking de wens naar voren om het ten oosten van Huize In den Drinck geprojecteerde fietspad di­rect langs de oostzijde van de Vijverdalseweg aan te leggen.

Omdat men zulks een meer logische oplossing vond en zo bovendien het fietsverkeer niet langs de oostkant van Huize In den Drinck behoeft te worden geleid.

 

Hiertegen bestaan evenwel de volgende bezwaren.

a.      Er wordt een omweg geïntroduceerd voor vrijwel alle fiets/voet­gangers van circa 100 m. Het overgrote deel van het aanbod aan langzaam verkeer zal willen oversteken naar de Burg. Kessensin­gel. Van een relatie in westelijke richting is nabij de aanslui­ting aan de Akersteenweg nauwelijks sprake vanwege de alterna­tieven in de vorm van de Bemelerweg en de Keerderstraat.

b.      Een extra oversteek over de Akersteenweg voor het langzaam ver­keer werkt frustrerend in de verkeersregeling. De koppeling met het kruispunt Heer wordt problematisch, terwijl er onverantwoor­de capaciteitsverliezen ontstaan.

c.       De fysieke ruimte voor een fiets- en voetpad tussen Huize in den Drinck en de Vijverdalseweg ontbreekt, inclusief berm is een strook van ten minste 6.00 a 7.00 meter gewenst. Dit ruimtege­brek is, indertijd, één van de redenen geweest de splitsing van weg en langzaam verkeersvoorziening uit te werken.

d.      Als gevolg van onder andere ontgraving moeten aanzienlijke meer­kosten worden gemaakt.

e.      Er is behoefte aan een verbinding tussen de buurt Keerderstraat en bijvoorbeeld de voorzieningen (winkels Einsteinstraat "Jop­penhof") ten zuiden van de Akersteenweg. Als het gebiedje ten noorden van Huize in den Drinck wordt ontwikkeld zal zich deze behoefte nog sterker manifesteren. Een adequate voorziening voor het langzaam verkeer ter plekke is dan ook een vereiste.

 

4.3. Economische uitvoerbaarheid

 

Het voorliggende bestemmingsplan is grotendeels konserverend van aard; dat wil zeggen een planologische vastlegging van de huidige situatie. Ten aanzien van de aspecten waar nieuwbouw en/of herin­richting van de openbare ruimte mogelijk is gemaakt, is de finan­ciële economische uitvoerbaarheid als volgt.

a.      De terreinen ten noorden van Huize "In den Drinck" zijn bestemd ten behoeve van woondoeleinden c.q. maatschappelijke doeleinden. Bij aanwending voor woningbouw is een rendabele grondexploitatie uitgangspunt. Indien de terreinen worden aangewend voor uitbrei­ding van het tehuis geldt als uitgangspunt dat gronduitgifte plaatsvindt tegen minimaal de boekwaarde plus een bijdrage in de macro-structuur op basis van het programma van eisen.

b.      In het plan is de verlenging van de Vijverdalseweg opgenomen en de aansluiting daarop van de Adelbert van Scharnlaan. In het meerjarenplan rendabele en onrendabele investeringen van de ge­meente Maastricht 1987-1991 is daarvoor een bedrag van f. 5.940.000,-- (voor de jaren 1988-1989) opgenomen. Voorts kan gewezen worden op de te verwachten rijksbijdragen in het kader van de verkeersafwikkeling Heer en het fonds sanering wegver­keerslawaai.



[1]    zie voorschriften behorende bij het bestemmingsplan Scharn-Het Kerksken/In den Drink.