Artikel 10. Agrarisch bouwblok (Ab)
1. Bestemming
De gronden die op de kaart zijn
aangewezen voor agrarisch bouwblok zijn bestemd voor de bedrijfsuitoefening van
volwaardige agrarische bedrijven.
2. Beschrijving in hoofdlijnen
In dit lid wordt, in aanvulling op
artikel 8, in hoofdlijnen beschreven op welke wijze met het plan de doeleinden
die ingevolge lid 1 aan de gronden zijn toegekend, worden nagestreefd.
1.
Bebouwing
Binnen het bouwblok mag agrarische
bedrijfsbebouwing (met inbegrip van bijgebouwen, silo's en mestopslagplaatsen)
worden opgericht binnen de in lid 3 aangegeven grenzen, mits deze uit een
oogpunt van grondgebonden agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.
Een bedrijfswoning is toegestaan. Voor
een tweede agrarische bedrijfswoning kan vrijstelling worden verleend, mits
deze uit een oogpunt van grondgebonden agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk
is en mits de doelstellingen vermeld in artikel 8 niet onevenredig worden
aangetast.
Het niet voor bebouwing benutte deel
van het bouwblok mag worden verhard en worden gebruikt voor het inkuilen van
veevoer en het opslaan van mest en meststoffen.
2.
Omschakeling agrarische bedrijven
Bestaande agrarische bedrijven mogen
binnen de mogelijkheden van het bouwblok uitbreiden dan wel omschakelen naar
een andere tak van agrarische bedrijvigheid. Omzetting van een overwegend
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering naar een overwegend niet grondgebonden
agrarische bedrijfsvoering is evenwel niet toegestaan.
3.
Vrijkomende bebouwing
Als dit nodig is om een waardevol
complex in stand te houden, mag aan agrarische bebouwing, die vrijkomt na
bedrijfsbeëindiging, een andere functie worden gegeven. Ook het voorkomen van
kapitaalvernietiging kan hier een (bijkomende) overweging zijn.
Bedrijfactiviteiten die geen functionele binding aan het buitengebied hebben,
zijn over het algemeen niet toelaatbaar.
Voor het toelaten van een andere
functie van vrijkomende agrarische bebouwing is een wijzigingsplan ex artikel
11 W.R.O. nodig, zoals aangegeven in artikel 33.
Een ander gebruik van voormalige
agrarische bebouwing is alleen
toegestaan als aan elk van de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
•
er dient sprake te zijn van een bedrijfscomplex
dat redelijkerwijs niet (meer) bruikbaar is (gebleken) c.q. kan worden gemaakt
voor eigentijdse bedrijfsvoering; een en ander blijkens een deskundigen advies;
● functiewijziging is niet toegestaan
als er door de bedrijfsbeëindiging elders een nieuw agrarisch bedrijf bijkomt
(tenzij in het kader van landschapsinrichting);
● het gaat alleen om bebouwing op
bouwkavels;
● de landschappelijke,
cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex moeten
behouden blijven;
● de bouwmassa mag niet groter worden;
● aangrenzende waarden en functies mogen
niet worden aangetast; er mag bijvoorbeeld geen verzwaring optreden van de
eisen op grond van de Wet milieubeheer;
● het opsplitsen in meer dan twee
woningen is niet toegestaan; het in gebruik nemen van de voormalige
bedrijfswoning is wel toegestaan.
4.
Recreatief medegebruik
Kleinschalig kamperen als bedoeld in
artikel 8 lid 2 onder 1 van de wet op de openluchtrecreatie of
verblijfsrecreatie met gebruikmaking van voorzieningen in de vorm van
kampeerboerderijen of bed en breakfast.
Nadere regeling vindt plaats door
toepassing van de Wet op de openluchtrecreatie.
3. Bebouwing
1.
Op deze gronden mogen, behoudens op
de gronden met de nadere aanwijzingen (o), onbebouwd of (u), uitbreiding,
uitsluitend worden gebouwd:
1.
gebouwen, geen woningen zijnde ten
behoeve van de bestemming;
2.
die andere bouwwerken, welke qua aard
bij de bestemming passen en niet hoger zijn dan 3 m en in het geval van silo's
niet hoger dan 8 m; mestopslagplaatsen mogen een capaciteit hebben van maximaal
2500 m3.
2.
Per bouwblok mag, indien deze niet
aanwezig is, en behoudens op de gronden met de nadere aanwijzingen (I), loods
(o), onbebouwd, en (u), uitbreiding, één bedrijfswoning worden gebouwd, met
dien verstande dat:
a.
op dit bouwblok één of meer
agrarische bedrijfsgebouwen, geen woning zijnde, aanwezig is of zijn;
b.
de inhoud van de woning maximaal 500
m3 bedraagt;
c.
de goothoogte van de woning, in afwijking
van het bepaalde in artikel 3, lid 1, maximaal 6 m bedraagt.
4. Vrijstellingsbevoegdheid
1.
Burgemeester en wethouders kunnen
vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 3 voor de bouw van gebouwen of
andere bouwwerken als bedoeld in lid 3, onder 1 op gronden met de nadere
aanwijzing (u), uitbreiding, mits wordt aangetoond, dat de bebouwing ten
behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is en
nadat gebleken is, dat de noodzakelijke vergunning(en) op basis van de milieuwetgeving
kunnen worden verleend en met inachtneming van het bepaalde in artikel 24
(waterwingebied).
2. a.
Burgemeester en wethouders kunnen,
met inachtneming van het bepaalde in lid 1, vrijstelling verlenen van het
bepaalde in lid 3, onder 2 ten behoeve van een tweede agrarische
bedrijfswoning. Alvorens vrijstelling te verlenen wordt, indien het betreffende
agrarische bouwblok is gelegen binnen de zone van een weg, als bedoeld in
artikel 74 van de Wet Geluidhinder, een akoestisch onderzoek ingesteld.
b.
Bij het verlenen van de vrijstelling
voor de bouw van een tweede bedrijfswoning in een zone, als bedoeld in artikel
74 van de Wet geluidhinder, stellen burgemeester en wethouders zodanige
voorwaarden ten aanzien van de situering van de tweede bedrijfswoning, dan wel
ten aanzien van het treffen van akoestische voorzieningen in het
overdrachtsgebied, dat een hogere gevelbelasting dan 50 dB(A) wordt voorkomen.