Artikel 12. Natuurgebied (N)
1. Bestemming
De gronden die op de kaart zijn
aangewezen voor natuurgebied zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
● de bestrijding van bodemerosie en de
beheersing van oppervlaktewater;
● behoud, herstel en ontwikkeling van de
aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische
waarden;
● voor zover als
waterwingebied/grondwaterbeschermingsgebied aangegeven op de kaart, tevens voor
de waterwinning.
2. Beschrijving in hoofdlijnen
In dit lid wordt, in aanvulling op
artikel 8 in hoofdlijnen beschreven op welke wijze met het plan de doeleinden,
die ingevolge lid 1 aan de gronden zijn toegekend, worden nagestreefd.
1.
Verhouding tussen de belangrijkste
doeleinden.
De bestrijding van de bodemerosie en
de oppervlaktewaterbeheersing zijn de meest zwaarwegende doelstellingen van de
bestemming. Dit betekent dat bij de beoordeling van een aanvraag om
aanlegvergunning aan het realiseren van deze doelstellingen een groter gewicht
zal worden toegekend dan aan het realiseren van enige andere genoemde doelstelling.
2.
Bescherming lijnvormige elementen
De lijnvormige elementen, zoals
omschreven in artikel 1 van deze voorschriften, moeten worden behouden of
hersteld ten behoeve van de bestrijding van de bodemerosie en de
oppervlaktewaterbeheersing. Ten behoeve van de bescherming van deze elementen
is een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Bij de beoordeling van een aanvraag
om aanlegvergunning zal aan het belang van deze elementen in het kader van de
bestrijding van de bodemerosie en oppervlaktewaterbeheersing een
doorslaggevende rol worden toegekend.
3.
Algemeen
De bestaande voor het natuurgebied
karakteristieke, natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en
archeologische waarden moeten worden behouden.
De karakteristiek van het
Scharnerbosje als hellingbos moet behouden blijven. Dit bosje heeft een
belangrijke natuurlijke en ecologische functie. Deze functie moet behouden
blijven; de productfunctie is hieraan ondergeschikt. Met het oog op de
bescherming van de waarden en belangen is een aantal activiteiten verboden en
is voor het verrichten van diverse werken en werkzaamheden aanlegvergunning
vereist.
3. Bebouwing
Op deze gronden mag geen bebouwing
worden opgericht.
4. Strijdig gebruik van gronden
Onder verboden gebruik van gronden als
bedoeld in artikel 30, wordt tenminste verstaan het gebruik van gronden:
1.
als standplaats of ligplaats voor
onderkomens, behoudens voor zover en voor zolang de aanwezigheid van
onderkomens nodig is in verband met in het natuurgebied uit te voeren werken of
werkzaamheden;
2.
als sport- of wedstrijdterreinen,
kampeer- of caravanterreinen, dagcampings, parkeerterreinen, als lig- of
speelweiden; als zwemgelegenheden;
3
. voor het beproeven van voertuigen;
voor de uitoefening van de motorsport en de modelvliegsport, voor het houden
van wedstrijden met motorrijtuigen of bromfietsen;
4.
voor het racen of crossen met
motorrijtuigen en/of (brom)fietsen;
5.
in de vorm van het draineren van de
bodem;
6.
voor het winnen van bosstrooisel of
mos;
7.
als staanplaats voor wagens, geschikt
en bestemd voor de uitoefening van handel;
8.
voor agrarische doeleinden, behoudens
indien zodanig gebruik reeds plaatsvond ten tijde van het van kracht worden van
dit plan.
5. Werken en werkzaamheden
1.
Het is verboden op of in de tot
natuurgebied bestemde gronden, zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende
werken, niet zijnde bouwwerken of werkzaamheden uit te voeren:
a.
het bebossen van gronden die op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan niet als bos konden worden
aangemerkt;
b.
het vellen, rooien of beschadigen van
houtgewas behoudens bij wijze van verzorging;
c.
het verrichten van werkzaamheden die
de dood of ernstige beschadiging van waardevolle vegetatie kan veroorzaken;
d.
het aanleggen, het verharden of het
amoveren van wegen, paden of parkeergelegenheden;
e.
het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
f.
het aanbrengen van onder- en
bovengrondse leidingconstructies, tenzij deze verband houden met het op de
bestemming gerichte gebruik;
g.
het ontginnen, bodemverlagen,
afgraven, diepploegen, ophogen en egaliseren;
h.
het verrichten van exploratie- en
exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen.
2.
Het onder 1. van dit lid bepaalde is
niet van toepassing voor:
a.
werkzaamheden, normale
onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b.
werken of werkzaamheden van
ondergeschikte betekenis.
3.
De werken of werkzaamheden als
bedoeld onder 1. van dit lid zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of
werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te
verwachten gevolgen de in lid 1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig
worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel
van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
een en ander zal worden beoordeeld aan de hand van de artikelen 8, 12 lid 2 en
24.