4. Overgangs-,
straf- en slotbepalingen
Artikel 36. Overgangsbepalingen met betrekking tot bebouwing
1.
De bestaande bebouwing, welke in
strijd is met het bestemmingsplan, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of
gedeeltelijk worden veranderd, mits de afwijkingen van het plan, zowel naar de
aard als naar de omvang, niet worden vergroot en behoudens onteigening
krachtens de wet.
2.
Voor het geheel vernieuwen, geheel
veranderen of in beperkte mate uitbreiden van bedoelde bouwwerken kunnen
burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van de bepalingen van dit
plan, met dien verstande dat:
a.
bij gehele vernieuwing of gehele
verandering de bestaande afwijkingen van het plan, zowel naar de aard als naar
de omvang, niet mogen worden vergroot;
b.
het ‘in beperkte mate uitbreiden’
niet verder mag gaan dan 15% van de inhoud van de ten tijde van de ter
inzagelegging van het ontwerpplan bestaande bebouwing, mits de bestaande afwijking
naar de aard niet wordt vergroot.
Met geheel vernieuwen of geheel
veranderen wordt gelijkgesteld het systematisch gedeeltelijk vernieuwen of
gedeeltelijk veranderen met het kennelijk doel om zodoende uiteindelijk tot een
gehele vernieuwing of gehele verandering te komen.
3.
In geval van verwoesting door
calamiteit mogen de in lid 1 van dit artikel bedoelde bouwwerken worden
herbouwd - behoudens onteigening overeenkomstig de wet - mits:
a.
de afwijkingen van het plan niet naar
aard of omvang worden vergroot;
b.
een aanvraag om een vergunning tot
herbouw binnen 2 jaar na tenietgaan is ingediend.