logo gemMtr klrHOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

het plan

de bestemmingskaart, de kaart ruimtelijke karakteristiek, de voorschriften en de bijlagen bij de voorschriften, welke deel uitmaken van het bestemmingsplan Biesland-Campagne-Wolder van de gemeente Maastricht;

 

aan- en of uitbouw

een aan een hoofdgebouw vastgebouwd bouwwerk, dat architectonisch onderge­schikt is aan het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze voorschriften wordt een aan- of uitbouw gelijkgesteld met een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw;

 

aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep dat in een woning, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat behoort tot de categorie vrije beroepen of daar­mee qua aard, omvang en intensiteit vergelijkbare beroepen; hiervan kan alleen sprake zijn indien deze functie wordt uitgeoefend door de feitelijke bewoner van het pand, dit in tegenstelling tot een praktijkruimte;

 

additionele voorzieningen

die voorzieningen, die direct of indirect samenhangen met de bestemmingen; hierin zijn in ieder geval begrepen gebouwde en ongebouwde parkeervoorzie­ningen, plastieken, standbeelden of andere kunstwerken in het openbaar gebied, kiosken, abri's, telefooncellen, nutsgebouwtjes, straatmeubilair, straatvoorzie­ningen voor de gescheiden inzameling van afval, ondergrondse infrastructurele voorzieningen, speelvoorzieningen of daarmee vergelijkbare voorzieningen;

 

ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

atelier

een werkplaats van een beeldend kunstenaar, waarbij detailhandel van ter plaatse vervaardigde producten als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan;

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of één of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

bebouwingspercentage

een op de bestemmingskaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat, per bouwperceel, maximaal mag worden bebouwd;


 

bebouwingstypologie

het bebouwingstype, bepaald door de navolgende kenmerken:

·                  grondgebonden of gestapeld

·                  vrijstaand, halfvrijstaand, geschakeld of aaneengesloten

·                  plat afgedekt of met een bepaalde dakvorm of -opbouw

·                  met, al dan niet aangebouwde, bijgebouwen, of als alleenstaand object op een bouwperceel

·                  het, eventueel, hebben van een karakteristieke grondvorm (carréboerderij, Teppichsiedlung etc.)

 

bebouwingsvlak

een op de bestemmingskaart door bebouwingsgrenzen omgeven vlak, waarop gebouwen zijn toegelaten;

 

bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte;

 

bestaande situatie (bebouwing en gebruik)

a.      bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

b.      het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

 

bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3 meter voor woningen en 4,50 meter voor andere gebouwen; indien een set-back c.q. een bouwlaag wordt geprojec­teerd binnen de contouren van een denkbeeldig zadeldak dat ingevolge deze voorschriften is toegestaan, dan wordt deze bouwlaag niet meegeteld bij de bepaling van de goothoogte;

 

bouwperceel

de aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond, behorende bij bestaan­de of op te richten bebouwing;

 

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

 

bijgebouw

een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht onderge­schikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw; voor de toepassing van deze voorschriften wordt een aan- en/of uitbouw aangemerkt als een bijgebouw;


 

carport

een met niet meer dan twee wanden omsloten bouwwerk voor de stalling van motorvoertuigen;

 

consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, anders dan in de zin van een aan huis gebonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activitei­ten zodanig is dat, als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;

 

cultuurhistorische waarde

de waarde die een gebied ontleent aan zijn door vroegere cultuur-, bodembewer­kings- of levenspatronen ontstane verschijningsvorm of eigenschappen, of in of op de bodem voorkomende overblijfselen van die patronen.

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, ten verhuur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

dienstwoning of bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw, dan wel op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;

 

galerie

tentoonstellings- en verkoopruimte voor kunst;

 

gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeelte­lijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

gestapelde woningen

twee of meer, geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen;

 

grondgebonden woning

een hoofdgebouw dat uitsluitend één woning omvat en waarbij op het bijbeho­rende bouwperceel geen andere woningen voorkomen;

 

hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;


 

horecabedrijf

bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt.

 

inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder

bedrijven en/of inrichtingen welke zijn benoemd in artikel 2.4. van het Inrichtin­gen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (Staatsblad 1993, 50);

 

kantoor met baliefunctie

een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau e.d.;

 

landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

 

onderbouw

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,50 meter boven peil is gelegen;

 

peil

1.      voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

2.      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

praktijkruimte

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder worden niet begrepen de uitoefening van am­bachten, alsmede detailhandel; in tegenstelling tot een aan huis gebonden beroep kan deze functie worden uitgeoefend door een ander dan de feitelijke bewoner van het pand;

 

publiekverzorgend ambacht en dienstverlening

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten recht­streeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek, wasserette, stomerij, apotheek e.d., met dien verstande dat de detail­handelsfunctie ondergeschikt dient te zijn;

 

ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevings­waarde en de toekomstwaarde van die ruimte;


 

seks- en/of pornobedrijf

een voor publiek toegankelijk gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden;

hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel, zijnde een gebouw of een ge­deelte van een gebouw dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verko­pen, verhuren en/of leveren van seksartikelen;

ook een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen.

Seks- en/of pornobedrijf is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden, c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

 

stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

 

straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimten bevindend voertuig be­schikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

straatprostitutie is een aparte functie en valt derhalve op geen enkele wijze onder enige andere functie c.q. doeleinden, c.q. bestemming zoals bedoeld dan wel omschreven in dit bestemmingsplan.

 

supermarkt

een zelfbedieningswinkel met een grote verscheidenheid van artikelen en goede­ren die voor de dagelijkse levensbehoefte nodig zijn, vooral voedings- en genotmiddelen;

 

verkoopvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkel­ruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

 

voorgevelrooilijn

a.      daar waar op de kaart ruimtelijke karakteristiek een als zodanig aangege­ven lijn is opgenomen:

de op die kaart aangegeven voorgevelrooilijn;

b.      daar waar op de kaart ruimtelijke karakteristiek geen voorgevelrooilijn is opgenomen:

1.      langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel moge­lijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg aangeeft; langs weggedeelten waaraan uitsluitend zijgevels zijn gelegen gelden de naar de weg gekeerde zijgevels als voorgevels;

2.      langs een wegzijde, waarlangs geen regelmatige bebouwing aanwe­zig is en waarlangs, al dan niet met vrijstelling, mag worden ge­bouwd:

bij een wegbreedte van tenminste 10 meter: de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;

bij een wegbreedte geringer dan 10 meter: de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;

3.      bij hoekbebouwing is sprake van twee voorgevelrooilijnen;

 

woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

 

zolder

een gedeelte van een gebouw, waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en de onderkant van de dakschilden op het laagste punt nergens meer dan 1,20 meter bedraagt;

 

zij- en achtererf

onder (zij- en achter) erf wordt verstaan de gronden welke gelegen zijn in het gebied 3 meter vanaf de aan de weg gelegen perceelsgrens(zen) tot aan de achterperceelsgrens.