Artikel 12 Groenvoorzieningen (G)
1. Doeleindenomschrijving
De op de bestemmingskaart voor
Groenvoorzieningen aangewezen gronden zijn bestemd voor de navolgende
doeleinden:
a. groenvoorzieningen inclusief speelvoorzieningen;
b. waterpartijen;
c. voorzieningen
voor het langzaam verkeer, zoals wandel en fietspaden;
d. doeleinden
van openbaar nut;
e. agrarische
doeleinden;
f. tuinen;
g. bescherming van het primaire oppervlaktewater (waar als zodanig aangeduid);
h. additionele voorzieningen,
zulks met behoud c.q. ter versterking
van de aan deze gronden eigen cultuurhistorische en/of landschappelijke
waarde.
2. Beschrijving
in hoofdlijnen
De wijze waarop de in het plan de toegekende doeleinden worden nagestreefd, is in hoofdlijnen beschreven in artikel 4; ter uitvoering en met inachtneming van die beschrijving wordt de wijze waarop de hiervoor omschreven doeleinden worden nagestreefd als volgt gespecificeerd:
In het droogdal
tussen Wolder en Campagne vindt ten dele agrarisch gebruik plaats in de vorm
van beweiding. Dit bestaande agrarische gebruik mag worden voortgezet. De
openheid van het droogdal zal worden gewaarborgd, zowel ten aanzien van
bebouwing, als ten aanzien van het planten van bomen. Beplanting met bomen kan
alleen worden toegelaten als dit voortvloeit uit de Bomennota.
3. Bebouwingsbepalingen
Op of in deze gronden mogen, behoudens
het bepaalde in artikel 3, lid 12, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen
zijnde worden gebouwd, die qua aard bij deze bestemming passen en waarvan de
hoogte maximaal 3 meter bedraagt. Dit geldt niet voor de gronden binnen het
bestemmingsvlak met deze bestemming, gelegen tussen de deelgebieden Wolder en
Campagne en die op de bestemmingskaart Deelgebied Wolder zijn aangeduid met
G*. Op deze gronden mag geen bebouwing worden opgericht.
4. Aanlegvergunningen
a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
1. het verwijderen, aanleggen of verharden
van wegen of paden en het aanbrengen van eventuele andere
oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
2. het aanbrengen van boven en/of
ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee
verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
3. het ontginnen, verlagen, afgraven,
ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem waaronder begrepen het uit- of
weggraven van holle weggedeelten;
4. het planten van bomen, c.q. het vellen of
rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
5. het, al dan niet tijdelijk, opslaan en/of
storten van bouw- en afvalmaterialen.
b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. noodzakelijk zijn in verband met het op de
bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
3. op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd;
4. vallen onder de Boswet of krachtens die
wet gestelde voorschriften.
c. De onder a bedoelde vergunning kan
slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling
van de landschappelijke, -cultuurhistorische en/of ecologische waarden van de
gronden;
2. het gestelde in de beschrijving in
hoofdlijnen.
Aan bedoelde vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden ter bescherming van de onder 1 bedoelde waarden.
5. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en
wethouders zijn bevoegd de bestemming Groenvoorzieningen, aansluitend aan het
bejaardenzorgcentrum Campagne te wijzigen in Maatschappelijke doeleinden ten
behoeve van de bouw van aanleunwoningen bij dat bejaardenzorgcentrum, mits:
a. de nieuwbouw dient qua bebouwingsbeeld aan
te sluiten aan het bestaande bebouwingsbeeld (namelijk aflopende bouwmassa van
de Maconlaan naar het binnengebied);
b. de bebouwing op de kop aan de Aramislaan
mag uit maximaal 3 bouwlagen bestaan;
c. de bestaande parkstructuur met de
aanwezige bomen en het aanwezige padenstelsel dienen zoveel mogelijk intact te
blijven;
d. het parkeren mag niet ten koste gaan van
de onbebouwde groene ruimte, hetgeen betekent dat het parkeren
inpandig/ondergronds dient te worden opgelost.