Artikel 19 Overgangsbepalingen
1. Overgangsbepalingen met betrekking tot de
bebouwing
a. De
op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp plan bestaande
bouwwerken, alsmede bouwwerken, welke in aanbouw zijn op dat tijdstip, dan wel
kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de
Woningwet, welke in strijd zijn met het plan, mogen gedeeltelijk worden
vernieuwd of gedeeltelijk worden veranderd, mits de afwijkingen van het plan,
zowel naar de aard als naar de omvang, niet worden vergroot en behoudens
onteigening krachtens de wet.
b. Voor
het geheel vernieuwen, geheel veranderen of in beperkte mate uitbreiden van
bedoelde bouwwerken zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd vrijstelling te
verlenen van de bepalingen van dit plan, met dien verstande dat:
1. bij gehele vernieuwing of gehele verandering de bestaande afwijkingen van het plan, zowel naar de aard als naar de omvang, niet mogen worden vergroot;
2. het 'in beperkte mate uitbreiden' niet
verder mag gaan dan 15% van de inhoud van de ten tijde van de terinzagelegging
van het ontwerp plan bestaande bebouwing, mits de bestaande afwijking naar de
aard niet wordt vergroot.
Met geheel vernieuwen
of geheel veranderen wordt gelijkgesteld het systematisch gedeeltelijk vernieuwen
of gedeeltelijk veranderen met het kennelijk doel om zodoende uiteindelijk tot
een gehele vernieuwing of gehele verandering te komen.
c. In
geval van verwoesting door calamiteit mogen de in lid 1 van dit artikel
bedoelde bouwwerken worden herbouwd - behoudens onteigening overeenkomstig de
wet - mits:
1. de afwijkingen van het plan niet naar aard of omvang worden vergroot;
2. een aanvraag om een vergunning tot herbouw
binnen 2 jaar na tenietgaan is ingediend.
2. Overgangsbepalingen met betrekking tot het
gebruik van gronden en opstallen
a. Indien,
ten tijde van het van kracht worden van het plan, gronden en opstallen worden
gebruikt in afwijking van het plan, mag dat gebruik worden voortgezet.
b. Wijziging
van het met het plan strijdige gebruik van gronden en opstallen is toegestaan,
indien door die wijziging van het gebruik de afwijking van het plan naar de
aard niet wordt vergroot.
3. Uitzonderingen
op het overgangsrecht
a. Lid
1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip
van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in
strijd met voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen in strijd met
de overgangsbepaling van dat plan.
b. Lid
2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen in strijd met de
overgangsbepaling van dat plan.