logo gemMtr klrParagraaf 2 Globale eindbestemmingen

 

 

Artikel 5 Woondoeleinden (W)

 

1.      Doeleindenomschrijving

De op de bestemmingskaart voor Woondoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a.      wonen;

b.      aan huis gebonden beroepen;

c.       verkeers- en verblijfsvoorzieningen;

d.      groenvoorzieningen;

e.      bescherming van het primaire oppervlaktewater (waar als zodanig aan­geduid);

f.       parkeervoorzieningen;

g.      speelvoorzieningen;

h.      additionele voorzieningen;

en tevens, voor zover op de bestemmingskaart aangegeven met een letter, voor de in de Lijst van afwijkende functies voor dat pand opgenomen doeleinden.

 

2.      Beschrijving in hoofdlijnen

De wijze waarop de in het plan de toegekende doeleinden worden nagestreefd, is in hoofdlijnen beschreven in artikel 4; ter uitvoering en met inachtneming van die beschrijving wordt de wijze waarop de hiervoor omschreven doeleinden worden nagestreefd voor wat betreft instandhouding, beheer en ontwikkeling als volgt gespecificeerd:

 

a.      Instandhouding en beheer

1.      De ten tijde van het van kracht worden van het plan bestaande bebouwing, dan wel de bebouwing die wordt gebouwd of kan worden gebouwd met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet mag worden gehandhaafd en hersteld alsmede, met inachtneming van de aanduidingen op de plankaarten en het bepaalde in deze voorschriften, worden vervangen en/of veranderd. Hoofdgebouwen mogen niet worden uitgebreid of ge­splitst in verschillende woningen. Behoudens ter vervanging van bestaande hoofdgebouwen, mogen geen nieuwe hoofdgebouwen worden opgericht.

2.      Bij de vervanging van hoofdgebouwen wordt de voorgevelrooilijn in acht genomen.

3.      Beheer en herinrichting van het openbaar gebied vindt plaats, respectievelijk is mogelijk met inachtneming van de volgende uitgangspunten:

*        versterking van de verblijfsfunctie;

*        verbetering van de kwaliteit van de woonomgeving;

*        met inachtneming van de twee eerste uitgangspunten kan tot privatise­ring van groenvoorzieningen worden overgegaan, mits het groenvoor­zieningen betreft van beperkte omvang onmiddellijk grenzend aan huiskavels en niet gelegen in de bestemming Groenvoorzieningen (G).

4.      De woning, inclusief bijgebouwen kan worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat:

*        de woonfunctie in de woning in overwegende mate blijft gehandhaafd;

*        geen onevenredige, nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan.

 

b.      Afwijkende functies

Indien een in de Lijst van afwijkende functies opgenomen functie wordt vervangen door een binnen de bestemming Woondoeleinden toegestane functie en de be­trokken bebouwing en/of gronden gedurende een aaneengesloten periode van minimaal 3 jaren als zodanig zijn gebruikt, is de in de lijst vermelde, afwijkende functie ter plaatse niet meer toegestaan.

 

c.      Vrijstelling en nadere eisen

De toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid en de nadere eisen zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedenbouwkundig beeld.

 

3.      Bebouwingsbepalingen

Op de tot woondoeleinden bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met inachtneming van de volgende bepalingen.

 

a.      Hoofdgebouwen

1.      De bestaande hoofdgebouwen mogen niet worden uitgebreid, zulks met uitzondering van bijgebouwen.

2.      De hoogte mag uitsluitend het aantal bouwlagen bedragen dat in het schema bebouwingsbepalingen op de kaart ruimtelijke karakteristiek is aangegeven. Daar waar dit op de kaart ruimtelijke karakteristiek met de aanduiding "afwijkend aantal bouwlagen" is aangegeven, mag het aantal bouwlagen, in afwijking van het bepaalde in de eerste volzin, maximaal het in de aanduiding vermelde aantal bouwlagen bedragen.

3.      Op de gronden, waarop in de bestaande situatie geen hoofdgebouwen aanwezig zijn mogen, behoudens het bepaalde in dit sublid onder 6 of in lid 4 onder b, geen nieuwe hoofdgebouwen worden opgericht;

4.      De bestaande hoofdgebouwen mogen worden vervangen door nieuwe hoofdgebouwen, mits daarbij de bestaande bebouwingstypologie in acht wordt genomen en, voor zover in artikel 4 lid B onder 2 daarom­trent niets anders is vastgelegd, de hoogte niet meer bedraagt dan op de kaart ruimtelijke karakteristiek is aangegeven.

5.      Daar waar in de bestaande situatie niet in de zijdelingse perceels­grens is gebouwd bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal het aantal meters, dat in het schema bebouwingsbepalingen op de kaart ruimtelijke karakteristiek is aangegeven.

6.      Daar waar dit op de kaart ruimtelijke karakteristiek met een * is aan­gegeven mogen nieuwe hoofdgebouwen worden opgericht, met de daarbij behorende bijgebouwen en andere bouwwerken, mits daarbij de voorgevelrooilijn in acht wordt genomen, het (de) hoofdgebouw(en) worden gebouwd conform de bebouwingstypologie in het betrokken deelgebied en voor het overige de bebouwingsbepalingen van het betrokken deelgebied in acht worden genomen; de hoofdgebouwen mogen zowel aaneengebouwd als vrijstaand worden gebouwd.

 

b.      Bijgebouwen

1.      Bijgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht bij grondgebonden woningen.

2.      De oppervlakte van bijgebouwen per hoofdgebouw mag maximaal 80 m2 bedragen, met dien verstande, dat niet meer dan 40 % van het zij- en achtererf mag worden bebouwd.

3.      De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag maximaal 3 meter bedragen, zulks met uitzondering van duivenhokken, waarvan de goothoogte maximaal 4 meter mag bedragen.

4.      De goothoogte van een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;

5.      De nokhoogte van een bijgebouw mag maximaal 6 meter bedragen.

6.      Bijgebouwen dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met dien verstande dat op percelen, die aan de achterzijde grenzen aan het openbaar gebied in de vorm van een straat, een groenzone of aan de Jeker, de afstand van bijge­bouwen tot aan de achterste perceelsgrens tenminste 5 meter moet bedragen.

7.      In afwijking van c.q. als aanvulling op het bepaalde onder 1 tot en met 6 gelden voor de op de kaart ruimtelijke karakteristiek aangegeven deelgebieden de navolgende bepalingen voor het bouwen van bijge­bouwen:

Deelgebied I Gestapelde bebouwing:

Bij gestapelde woningen mogen uitsluitend bijgebouwen worden ge­bouwd met gebruikmaking van de in lid 4, onder d aangegeven vrij­stellingsbevoegdheid.

Deelgebied II Pletzersstraat en omgeving:

Langs de Vroenhovenweg mogen de bijgebouwen uitsluitend achter het hoofdgebouw worden gebouwd, tussen de lijnen die kunnen wor­den getrokken door en in het verlengde van de beide zijgevels van het hoofdgebouw.

Deelgebied III Bungalows

De bijgebouwen moeten worden opgenomen in de hoofdbouwmassa, mits deze daardoor geen grotere diepte verkrijgt dan 20 meter. Vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.

Deelgebied IV Vrijstaande en halfvrijstaande bebouwing

De bijgebouwen moeten worden gebouwd achter de achtergevel.

Deelgebied V Teppichsiedlung

Bij de woningen in dit deelgebied mogen uitsluitend bijgebouwen worden gebouwd met gebruikmaking van de in lid 4, onder f aangege­ven vrijstellingsbevoegdheid.

Deelgebied VI Vrijstaande bebouwing als object op de kavel

De bijgebouwen moeten worden opgenomen in de hoofdbouwmassa, mits deze daardoor geen grotere diepte verkrijgt dan 20 meter. Vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.

Deelgebied VII Castelmorelaan

Voor de voorgevelrooilijn mag een berging van maximaal 6 m2, met aangebouwde carport worden opgericht. Voor het overige mogen de bijgebouwen uitsluitend achter de achtergevel van het hoofdgebouw worden opgericht.

 

c.      Andere bouwwerken

1.      De hoogte van andere bouwwerken mag, behoudens het bepaalde onder 2, maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van voorzie­ningen voor de openbare verlichting, waarvan de hoogte maximaal 8 meter en antennes en antennemasten, waarvan de hoogte maximaal 12 meter mag bedragen.

2.      Voor erfafscheidingen is het bepaalde in de Bouwverordening bepa­lend.

 

4.      Vrijstelling ten aanzien van de bebouwingsbepalingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaal­de in lid 3 voor:

a.      het uitbreiden van bestaande hoofdgebouwen, mits:

1.      de uitbreiding geen verandering van de bestaande bebouwingstypolo­gie tot gevolg heeft;

2.      de diepte van het hoofdgebouw na de uitbreiding niet meer bedraagt dan 20 meter.

3.      er een achtertuin met een diepte van tenminste 5 meter resteert;

4.      niet meer dan 50 % van het bouwperceel wordt bebouwd;

b.      de nieuwbouw van hoofdgebouwen, anders dan bij vervanging van bestaan­de hoofdgebouwen, mits daarbij de voorgevelrooilijn in acht wordt genomen, het (de) hoofdgebouw(en) worden gebouwd conform de bebouwingstypolo­gie in het betrokken deelgebied en voor het overige de bebouwingsbepaling­en van het betrokken deelgebied in acht worden genomen;

c.       het verbouwen/splitsen van panden die op de kaart ruimtelijke karakteristiek als rijksmonument of pand met architectonische en/of stedenbouwkundige waarde zijn aangegeven tot afzonderlijke woningen;

d.      de bouw van bijgebouwen bij gestapelde woningen (deelgebied I), mits:

1.      per complexgebouw niet meer dan één gezamenlijk bijgebouw wordt gebouwd;

2.      de oppervlakte van het bijgebouw maximaal 100 m2 bedraagt;

3.      de hoogte van het bijgebouw niet meer dan 3 meter bedraagt;

e.      de bouw van bijgebouwen in deelgebied IV vóór de achtergevel van het hoofdgebouw, mits het betreft een situatie op de hoek van twee straten, de voorgevelrooilijn van de zijstraat naar de straatzijde niet wordt overschreden en het bijgebouw minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdge­bouw wordt gebouwd;

f.       de bouw van bijgebouwen bij hoofdgebouwen in deelgebied V Teppichsied­lung, mits deze worden gebouwd op de plaatsen en tot een omvang als aangegeven in een voor dit deelgebied op te stellen Beeldkwaliteitsplan.

g.      het uitbreiden van de hoofdgebouwen in deelgebied V Teppichsiedlung in een tweede bouwlaag, mits deze tweede bouwlaag niet meer bedraagt dan 40 % van de begane grondlaag en de uitbreiding past in het voor dit deelge­bied op te stellen Beeldkwaliteitsplan.

 

5.      Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiks­mogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, respectievelijk indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouw­kundig beeld of de historische respectievelijk archeologische waarde ter plaatse.

 

6.      Vrijstelling ten aanzien van de toegestane functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor:

a.      het gebruik van een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bijgebouwen voor de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten en/of ateliers, onder voorwaarde dat:

1.      geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan het woonmilieu;

2.      het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten tengevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden;

3.      de vrijstelling slechts kan worden verleend tot een gezamenlijk maxi­mum van 30 % van de oppervlakte van de hoofd- en bijgebouwen op het betrokken bouwperceel, mits dat niet meer bedraagt dan 125 m2;

b.      Het gebruik van een gedeelte van de woning en bijgebouwen voor een galerie, onder voorwaarde dat de vrijstelling slechts kan worden verleend tot een gezamenlijk maximum van 30 % van de oppervlakte van de hoofd- en bijgebouwen op het betrokken bouwperceel, mits dat niet meer bedraagt dan 125 m2.

 

7.      Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, binnen het gebied dat op de bestemmingskaart met * is aangegeven, zulks ten behoeve van de nieuwbouw van woningen, met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.      De hoofdgebouwen dienen qua maat en schaal aan te sluiten op de aangrenzende bebouwing, hetgeen inhoudt een hoogte van 2 à 3 bouwlagen met een kap of een set-backverdieping, met een goothoogte, die de goothoogte van de aangrenzende bebouwing niet mag overschrijden.

b.      De bebouwing moet worden georiënteerd op de St. Gerlachusweg en de Cannerweg.

c.       Op de beganegrondlaag is de vestiging van publieksverzorgende ambach­telijke bedrijven, dienstverlening, praktijkruimten en/of kantoren met baliefunctie toegelaten.

d.      In het wijzigingsplan moet worden aangetoond, dat de parkeerbalans in de nabije omgeving door de nieuwbouw van woningen niet nadelig wordt veranderd, c.q. moet worden aangegeven hoe en waar het verlies van de bestaande parkeerplaatsen wordt gecompenseerd en hoe en waar de par­keerbehoefte van de bewoners van de nieuwe woningen wordt opgelost.