HOOFDSTUK IV OVERGANGSBEPALINGEN EN STRAFBEPALING
Artikel 26 Overgangsbepalingen omtrent bebouwing
1. De
op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerp-plan bestaande
bouwwerken, alsmede bouwwerken welke in aanbouw zijn op het tijdstip van de
in-ontwerp terinzagelegging, dan wel kunnen worden gebouwd krachtens een eerder
aangevraagde bouwvergunning en welke in strijd zijn met het bestemmingsplan,
mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk worden veranderd, mits de
afwijkingen van het plan, zowel naar de aard als naar de omvang niet worden
vergroot en behoudens onteigening krachtens de wet.
2. Voor
het geheel vernieuwen, geheel veranderen of in beperkte mate uitbreiden van
bedoelde bouwwerken kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van
de bepalingen van dit plan met dien verstande dat:
a. bij gehele vernieuwing of gehele
verandering de bestaande afwijkingen van het plan, zowel naar de aard als naar
de omvang niet mogen worden vergroot;
b. het "in beperkte mate uitbreiden"
niet verder mag gaan dan 20% van de inhoud van de ten tijde van de in-ontwerp
terinzagelegging bestaande bebouwing en mits de bestaande afwijking naar de
aard niet wordt vergroot.
Met geheel vernieuwen wordt gelijk gesteld
het systematisch gedeeltelijk vernieuwen met het kennelijk doel om zodoende
uiteindelijk tot een gehele vernieuwing te komen.
3. In
geval van verwoesting door calamiteit mogen de in dit artikel bedoelde
bouwwerken worden herbouwd - behoudens onteigening overeenkomstig de wet -
mits:
a. de oorspronkelijke afwijkingen van het plan
niet naar aard of omvang worden vergroot;
b. zo mogelijk de bebouwingsgrens in acht
wordt genomen;
c. een aanvrage om een vergunning tot herbouw
binnen 2 jaar na tenietgaan is ingediend.