C. Algemene bevoegdheid tot het verlenen van
vrijstellingen
Artikel 2.5.
1A. Burgemeester en wethouders kunnen, met
uitzondering van de bestemming bebouwingsklassen E1,
E2, E3, H.R.B. en H.R.C. vrijstelling verlenen van het plan ten dienste
van het geheel of gedeeltelijk vernieuwen of veranderen, alsmede mits dit niet
eerder krachtens een vrijstellingsbevoegdheid heeft plaatsgevonden, het naar de
inhoud vergroten van niet onder de overgangsbepaling van artikel 10.1.
begrepen bebouwing voor doeleinden, welke geen verband houden met de ter plaatse aangewezen bestemming mits:
a. geen
onevenredige schade wordt
toegebracht aan de waarden van de plaatselijke en/of aansluitende bestemmingen;
b. de bebouwing uitwendig niet zodanig van
karakter verandert, dat zij niet of minder in de omgeving past;
c. uitbreiding niet meer bedraagt dan 20%
van de inhoud, bestaande op het tijdstip, waarop voor de eerste maal toepassing
van deze of een soortgelijke vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van het
betrokken bouwwerk wordt gevraagd, en met dien verstande, dat de op dat tijdstip
bestaande goot- en/of bebouwingshoogte met niet meer dan 0,50 m wordt verhoogd;
d. de bebouwing, in geval van toepassing van
het bepaalde in dit lid onder 1, niet aan de bestemming wordt onttrokken in
verband met de bouw van vervangende bebouwing, tenzij daarvoor dringende
bedrijfstechnische redenen bestaan;
e. een vrijstelling voor een ander gebruik, danwel voor een ander strijdig gebruik, overeenkomstig het
bepaalde in artikel 2.3. lid 3 is verleend.
f. in geval van herbouw anders dan ter
plaatse, de oorspronkelijke bebouwing zal zijn gesloopt binnen twee maanden na
het gereedkomen van de vervangende woning.
1B. Een vrijstelling als bedoeld in dit lid onder
A kan slechts worden verleend na ontvangst van gedeputeerde staten van een
verklaring dat zij tegen het verlenen van de vrijstelling geen bezwaar hebben
in die gevallen, waar het betreft:
1.
algehele herbouw ter plaatse danwel, indien een planologische betere situering wordt
verkregen, elders op hetzelfde bouwperceel;
2.
vermeerdering van het aantal woningen
binnen de betreffende bebouwing;
3.
een ander toekomstig gebruik dan het
gebruik uitsluitend voor woondoeleinden en de daarbij passende bergings- en stallingsmogelijkheden;
4.
bebouwing, geen woning zijnde of geen
woonruimte bevattende.
2. Burgemeester en wethouders kunnen
vrijstelling verlenen van het plan ten dienste van:
a. het in geringe mate afwijken van de plaats
en de richting van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband
met afwijkingen en onnauwkeurigheden van de bestemmingskaart ten opzichte van
de feitelijke situatie;
b. het afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten voor zover daarvoor geen bijzondere vrijstellingsbevoegdheid in deze voorschriften is opgenomen en mits deze met niet meer dan 10% zal worden veranderd;
c. het bouwen van kleine, niet voor bewoning
bestemde gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, openbare of
gemeenschappelijke doeleinden, alsmede religieuze doeleinden, zoals
gasdrukregel- en meetstations, transformatorhuisjes, schakelhuisjes,
gemaalgebouwtjes, wachthuisjes, telefooncellen en kapellen, mits:
1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2;
2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
3. de gebouwen qua plaatsing en afmetingen
passen in het plan.
Tekst in Rood: Herziening 1985