Artikel 3.4. Werken geen bouwwerken zijnde en
werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning is vereist
I. Het is verboden op of in de tot agrarisch
gebied van hoge landschappelijke waarde bestemde gronden zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en
wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te
voeren:
a.
het aanleggen of verharden van wegen,
paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b. werken of werkzaamheden, welke wijziging van de waterstand of de waterhuishouding, beogen of ten gevolge hebben;
c. het ontginnen, bodem verlagen of
afgraven; het ophogen; egaliseren;
d. het aanbrengen van ondergrondse of
bovengrondse transport-, energie- of
telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies of
apparatuur;
e. het vellen of rooien van houtgewas of het
verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van
houtgewas ten gevolge kunnen hebben voor zover de boswet of krachtens die wet
gestelde voorschriften niet van toepassing zijn;
f. het bebossen van gronden, die ten tijde
van het van kracht worden van dit plan niet als bos konden worden aangemerkt.
II. Het onder I van dit artikel bepaalde is
niet van toepassing:
a. voor werkzaamheden, normale
onderhoudswerkzaamheden zijnde;
b. voor werken of werkzaamheden binnen het
kader van de normale bodemexploitatie;
c. voor werken of werkzaamheden welke op het
tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn;
d. voor het rooien, vellen en/of beschadigen
van houtgewas bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
e. voor het periodieke kappen van griendhout
en ander hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan bestaande bodemgebruik;
f. indien de onder I van dit artikel
genoemde werken of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd in een beschermd
natuurmonument in de zin van de natuurbeschermingswet en handelingen opleveren,
waarvoor ingevolge artikel 12 van die wet een vergunning van de minister van
cultuur, recreatie en maatschappelijk werk is vereist, danwel
handelingen, welke zijn voorzien in een beheersplan, als bedoeld in artikel 14
van die wet.
III. De werken of werkzaamheden als bedoeld
onder I van dit artikel zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of
werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct
hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke,
natuurwetenschappelijke en/of cultuur-historische
waarden danwel de agrarische gebruikswaarde van deze
gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van de
eerstbedoelde waarden niet worden of kunnen worden verkleind.
IV. Een vergunning als bedoeld onder I van dit
artikel wordt slechts verleend, indien vooraf van gedeputeerde staten de
verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van de vergunning geen
bezwaar hebben.