logo gemMtr klrArtikel 9.18. Gebruiksbepalingen

 

1.      Gronden bestemd voor agrarische bedrijfsdoeleinden welke niet mogen worden bebouwd en die gronden die binnen het bebouwingsoppervlak on­bebouwd blijven, mogen uitsluitend als agrarisch gebied en/of tuin worden gebruikt.

 

2.      Gronden bestemd voor bijzondere doeleinden, welke niet mogen worden bebouwd en gronden die binnen het bebouwingsoppervlak onbebouwd blij­ven c.q. moeten blijven, mogen uitsluitend als tuin worden gebruikt.

 

3.      De binnen een bebouwingsoppervlak gelegen gronden bestemd voor de bebouwingsklassen E1, E2, E3, W en HRC wanneer het uitsluitend een wo­ning betreft mogen, voor zover ze niet worden bebouwd, uitsluitend als tuin worden gebruikt.

 

4.      De binnen een bebouwingsoppervlak gelegen gronden bestemd voor de bebouwingsklasse HRC, wanneer het niet uitsluitend een woning betreft, mogen voor zover ze niet worden bebouwd, uitsluitend als open bedrijfs­terrein en/of tuin worden gebruikt.

 

5.      Gronden bestemd voor openbare nutsbedrijven welke niet worden bebouwd en gronden die binnen het bebouwingsoppervlak onbebouwd blijven, mogen uitsluitend als tuin worden gebruikt.

 

6.      Gronden bestemd voor servicestation welke niet worden bebouwd, mogen uitsluitend als open bedrijfsterrein en/of tuin worden ingericht.

 

7.      De binnen een bebouwingsoppervlak gelegen gronden bestemd voor de bebouwingsklassen HRCn en HRB, mogen voor zover ze niet worden bebouwd, uitsluitend als open bedrijfsterrein en/of tuin worden ge­bruikt.

 

 

Tekst in Rood: Herziening 1985