Artikel 9   Gemengde doeleinden 1 (Gd1)

    Doeleindenomschrijving
  1. De op de bestemmingskaart voor Gemengde doeleinden 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. wonen;
    2. kantoordoeleinden;
    3. maatschappelijke voorzieningen;
    4. praktijk- en atelierruimten;
    5. galerieën;
    6. restaurants;
    7. additionele voorzieningen,
      zulks met behoud van de aanwezige historische en/of archeologische waarden.
  2. Beschrijving in hoofdlijnen
    De wijze waarop de in het plan de toegekende doeleinden worden nagestreefd, is in hoofdlijnen beschreven in artikel 4; ter uitvoering en met inachtneming van die beschrijving wordt de wijze waarop de hiervoor omschreven doeleinden worden nagestreefd als volgt gespecificeerd:
    1. Instandhouding en beheer
      Onder deze bestemming zijn de bestaande cultuurhistorische waardevolle complexen gebracht. De toekenning van de verschillende functies is ondergeschikt aan de doelstelling van handhaving van deze complexen.
      In ieder geval dient de in deze bestemming voorkomende, monumentale bebouwing te worden gehandhaafd.
    2. Vrijstelling en nadere eisen
      De toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid en de nadere eisen zal gericht zijn op het realiseren van het bepaalde in artikel 4 en in dit lid onder a, en op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit ter plaatse.
  3. Bebouwingsbepalingen
    1. Hoofdgebouwen
      1. De gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht op de op de kaart ruimtelijke karakteristiek aangegeven bebouwingsvlakken.
      2. Het bebouwingspercentage mag maximaal 100 bedragen.
      3. De hoogte mag maximaal 16 meter bedragen.
    2. Bijgebouwen
      1. het onder a.2 genoemde bebouwingspercentage mag niet worden overschreden.
      2. De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag maximaal 4 meter bedragen.
      3. De goothoogte van een aan het hoofdgebouw aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
      4. De nokhoogte van een bijgebouw mag maximaal 7 meter bedragen.
    3. Andere bouwwerken
      1. De hoogte mag, behoudens het bepaalde onder 2, maximaal 3 meter bedragen, met uitzondering van voorzieningen voor de openbare verlichting, waarvan de hoogte maximaal 8 meter en antennes en antennemasten, waarvan de hoogte maximaal 12 meter mag bedragen.
      2. Voor erfafscheidingen is het bepaalde in de Bouwverordening bepalend.
  4. Nadere eisen
    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, respectievelijk indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit of de historische, respectievelijk archeologische waarde ter plaatse.

Artikel 10    Gemengde doeleinden 2 (Gd2)

  1. Doeleindenomschrijving
    De op de bestemmingskaart voor Gemengde doeleinden 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. maatschappelijke doeleinden;
    2. bedrijven, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en van detailhandel, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de als bijlage bij deze voorschriften behorende lijst van bedrijfsactiviteiten;
    3. verkeersdoeleinden;
    4. groenvoorzieningen;
    5. additionele voorzieningen.
  2. Beschrijving in hoofdlijnen
    De wijze waarop de in het plan de toegekende doeleinden worden nagestreefd, is in hoofdlijnen beschreven in artikel 4.
  3. Bebouwingsbepalingen
    1. Gebouwen
      1. De gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht op de op de kaart ruimtelijke karakteristiek aangegeven bebouwingsvlakken.
      2. Op het noordelijke en het zuidelijke bebouwingsvlak mag de hoogte maximaal 7 meter bedragen; op de beide andere bebouwingsvlakken mag de hoogte maximaal 6 meter bedragen, met dien verstande, dat op het meest zuidelijke van deze beide bebouwingsvlakken over een oppervlakte van maximaal 20% van dat bebouwingsvlak de hoogte maximaal 9 meter mag bedragen.
      3. Het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 40.
      4. Per bouwperceel mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd met een maximale inhoud van 600 m3.
    2. Andere bouwwerken
      1. De hoogte mag, behoudens het bepaalde onder 2, maximaal 9 meter bedragen.
      2. Voor erfafscheidingen is het bepaalde in de Bouwverordening bepalend.
  4. Vrijstellingsbevoegdheid
    1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen voor bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 3 zoals opgenomen in bij deze voorschriften behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, indien deze naar aard en invloed op de woonomgeving kan worden gelijkgesteld met een bedrijf in de milieucategorie 1 of 2, met dien verstande, dat de Directeur Water en Milieu van de provincie Limburg in deze situatie wordt gehoord.
    2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen ten aanzien van de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet voorkomt in de van deze voorschriften als bijlage deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten, indien deze naar aard en invloed op de directe omgeving kan worden gelijk gesteld met een ter plaatse toegelaten milieucategorie bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de Directeur Water en Milieu van de provincie Limburg wordt gehoord.
    3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, gehoord de Rijksconsulent Economische Zaken, vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 ten aanzien van detailhandel:
      1. door bedrijven die op grond van:
        • milieu-overwegingen,
        • afwezigheid van een bepaald verzorgingsgebied en dus niet concurrerend voor het hiërarchisch winkelapparaat,
        • het volumineuze karakter van goederen,
          een plaats kunnen krijgen, c.q. gewenst zijn buiten bestaande winkelcentra;
      2. als nevenactiviteit in ter plaatse zelf vervaardigde of bewerkte producten door industriële en ambachtelijke bedrijven,
        mits:
        1. voldoende parkeergelegenheid is verzekerd en de verkeersaantrekkende werking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de normale afwikkeling van het verkeer;
        2. er een limitatieve opsomming van de bij de vrijstelling artikelengroep vastgelegd is.