De op de bestemmingskaart als groenvoorzieningen aangegeven gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 17, 18, 19 en 20 voor zover het tevens betreft beschermingszone a resp. beschermingszone b resp. beschermingszone c, resp. beschermingszone d bestemd voor:

- groenvoorzieningen;
- fiets- en voetpaden;
- parkeervoorzieningen voor zover op de bestemmingskaart aangegeven met de letter P;
- geluidwerende voorzieningen, op de bestemmingskaart begrensd en aangegeven met het teken ;
- verhardingen ten behoeve van ontsluitingen van de bestemmingen bedrijfsdoeleinden en woonwagencentrum;
- retentie en infiltratie voorzieningen;
- doeleinden van openbaar nut.

De in lid 1. omschreven doeleinden worden met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 als volgt nagestreefd:

a. er mogen maximaal 3 ontsluitingen worden aangelegd;

b. de gronden hebben een schermfunctie; de inrichting heeft een besloten karakter; op de met het teken aangegeven gronden bevindt zich evenwijdig aan de spoorlijn een dassenroute.

Op of in de tot groenvoorzieningen bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht die in overeenstemming zijn met het in dit artikel bepaalde met dien verstande dat:

a. de geluidwerende voorziening die op de bestemmingskaart indicatief is aangegeven met het teken ( maximaal 4,5m. hoog mag zijn;

b. er maximaal één schuilhut voor vee mag worden opgericht;

c. het oppervlak van een schuilhut voor vee en daarmee vergelijkbare gebouwen maximaal 20m² mag bedragen en de goothoogte maximaal 3m. bedragen mag;

d. de hoogte van andere bouwwerken maximaal 1,50m. mag bedragen.