Plan:
Bedrijventerrein Eijsden-Maastricht
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Maastricht
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

1. plan:

het bestemmingsplan Bedrijventerrein Eijsden-Maastricht als aangegeven op de bestemmingskaart (700553010), in deze voorschriften met bijlage en de daarbij behorende toelichting met bijlagen.

2. Ander bouwwerk

een bouwwerk geen gebouw zijnde.

3. Bebouwing

een of meer gebouwen en/of bebouwing geen gebouwen zijnde.

4. Bebouwingsgrens

de als zodanig op de bestemmingskaart aangegeven lijn, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen.

5. Bebouwingsoppervlak:

een door een bebouwingsgrens op de bestemmingskaart omgeven oppervlak, waarbinnen de volgens deze voorschriften bepaalde gebouwen mogen worden gebouwd.

6. Bebouwingspercentage:

een op de bestemmingskaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van de gronden met dezelfde bestemming, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

7. Bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

8. Bedrijfsvloeroppervlak:

het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

9. Bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of terrein, dienende ter huisvesting van een persoon (of zijn gezin), wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk c.q. gewenst is, gelet op het feitelijke gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de daaraan gegeven bestemming.

10. Begane grond:

een bouwlaag geen verdieping zijnde.

11. Bestaand:

- bestaande bebouwing:
de zodanig op de bestemmingskaart aangegeven bebouwing;
- bestaand gebruik:

ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan bestaand gebruik.

12. Bestemmingsgrens:

een op de bestemmingskaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een bestemmingsvlak.

13. Bestemmingsvlak:

een op de bestemmingskaart door een bestemmingsgrens omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangegeven met éénzelfde bestemming.

14. Bijgebouw:

een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van dat hoofdgebouw; voor de toepassing van deze voorschriften wordt een aan- en/of uitbouw aangemerkt als een bijgebouw.

15. Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

16. Bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder.

17. Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

18. Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

19. Compensatiegebied:

een gebied met bepaalde natuurlijke waarden dat wordt aangewezen ter compensatie van landschappelijke, bosbouwkundige of ecologische waarden welke verloren zijn gegaan naar aanleiding van ruimtelijke ontwikkelingen.

20. Dassenburcht

een op de plankaart aangegeven burcht, een ondergrondse woon- en slaapplaats van de das.

21. Dassenroute:

een door de das frequent gebruikte route tussen een burcht en fourageergebied.

22. Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden waaronder begrepen het uitstallen ter verkoop, ter verhuur, het verkopen, het verhuren en/of afleveren van goederen aan degenen die die goederen kopen resp. huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

23. Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

24. Geluidhinder veroorzakende inrichtingen:

inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99), die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en worden aangewezen in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (Stb. 1993, 50).

25. Groenvoorziening:

voorziening bestaande uit plantsoenen, beplantingen, groenstroken, bermen, waterpartijen, houtopstanden en bos met bijbehorende andere bouwwerken, paden en waterlopen.

26. Groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop en het verkopen van goederen aan wederverkopers danwel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfs- of beroepsactiviteit.

27. Hoofdgebouw:

een gebouw dat door zijn omvang, constructie en situering het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is.

28. Kantoor:

een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard;

een dergelijk kantoor wordt als solitair gezien indien de daarin uitgevoerde werkzaamheden geen directe relatie hebben met de op het zelfde bouwperceel of nabije percelen gelegen bedrijfsgebouwen.

29. Landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

30. Matrix:

de op de bestemmingskaart als aanduiding opgenomen in vakjes verdeelde rij of kolom.

31. Natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

32. Nokhoogte:

hoogte van het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, waar beide vlakken elkaar snijden.

33. Onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,50 m. boven peil is gelegen.

34. Peil:

a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;


b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:


de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

35. Ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte ter plaatse als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

36. Seks- en/of pornobedrijf:

een voor het publiek toegankelijk gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin handelingen, vertoningen en/of voorstellingen van erotische en/of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt mede begrepen een seks-winkel, zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen uitstalling, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder mede begrepen.

37. Setback:

Een dakopbouw die gelegen is op tenminste 2,00 m. achter de doorgetrokken voorgevel van een gebouw met een hoogte van maximaal 3,00 m. voor woningen en maximaal 4,50 m. voor andere gebouwen.

38. Smartshop:

een gebouw of een deel van een gebouw voor het bedrijfs-matig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van producten waarin psychotrope stoffen aanwezig zijn aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.

39. Standplaats

kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingennet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of de gemeente kunnen worden aangesloten.

40. Stankgevoelige objecten:

objecten die horen bij de woon- en leefomgeving waar mensen zich gedurende langere tijd bevinden en/ of waar blootstelling aan geur tot hinder kan leiden zoals bijvoorbeeld functies zoals wonen, ziekenhuizen, bejaarden- en verpleegtehuizen, recreatiegebieden en de levensmiddelen industrie.

41. Stedenbouwkundig beeld:

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief het ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormd beeld.

42. Straatprostitutie:

het zich op de openbare weg resp. op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg resp. openbare ruimten bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

43. Streekproducten:

detailhandelsproducten slechts geproduceerd in een bepaalde streek en in de betreffende streek op eenvoudige wijze te verkrijgen.

44. Voorgevelrooilijn:

lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde(n) van de aan een weg gelegen bouwperceelgrens.

45. Voorzieningenpunt:

een, ter ondersteuning van het bedrijventerrein, voor facilitaire voorzieningen bedoeld gebouw waarin onder andere een pinautomaat en een broodjeszaak en/ of een snackbar gevestigd zijn;

46. Weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

47. Woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

48. Woonwagen:

een voor wonen bestemd gebouw als bedoeld in artikel 1 lid e. van de Woningwet, dat is geplaatst op een standplaats en in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.