Plan:
Bedrijventerrein Eijsden-Maastricht
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Maastricht
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 3. Algemene bepalingen

1. Verbod overschrijding bestemmingsgrenzen:

Het is niet toegestaan de op de bestemmingskaart aangegeven bestemmingsgrenzen bij het oprichten van gebouwen overeenkomstig de respectievelijke bestemmingen te overschrijden, tenzij in deze voorschriften uitdrukkelijk anders is bepaald.

2. Verwijzing naar andere regelingen:

Indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp-plan.

3. Relatie Spoorwegwet:

Op de gronden gelegen tussen de op de bestemmingskaart als grens conform art. 36 t/m 40 van de Spoorwegwet (Stb. 1875, 67) aangegeven lijn en de bestemming spoorwegdoeleinden mag, ongeacht het bepaalde in de artikelen 5, 7, 10,13, 14 en 15, niet worden gebouwd resp. worden aangelegd in strijd met de Spoorwegwet, zonder ontheffing door of vanwege de Minister van Verkeer en Waterstaat.

4. Externe veiligheid spoorweg:

Op de gronden gelegen tussen de op de bestemmingskaart als risico- onderzoekszone resp. begrenzing risico- aandachtsgebied spoorweg aangegeven lijnen en de spoorweg kunnen vanwege de specifieke risico situatie beperkingen worden opgelegd met betrekking tot de bebouwingsdichtheid respectievelijk nieuwe kwetsbare bestemmingen niet of slechts zeer beperkt gerealiseerd worden, gehoord NS Railinfra Beheer.

Concreet betekent dit dat het vervoer van gevaarlijke stoffen in de huidige situatie (2002) en in de toekomst (2015) geen 10-6 contour oplevert voor het plaatsgebonden risico. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor bebouwing rondom het spoor.

Voor wat betreft het groepsrisico blijkt dat er op basis van het geprognosticeerde vervoer voor 2002 ca. 150 personen per hectare aanwezig mogen zijn zonder dat de oriënterende waarde van groepsrisico wordt overschreden. Op basis van het geprognosticeerde vervoer voor 2015 mogen er 100 personen per hectare aanwezig zijn zonder dat de oriënterende waarde wordt overschreden. Deze werknemersdichtheden zijn zodanig dat het groepsrisico bij een normale exploitatie van het bedrijventerrein geen belemmerende factor zal zijn. Gelet op het voorgaande is het niet toegestaan, binnen de op de bestemmingskaart aangegeven zone, bedrijfsvestigingen met meer dan 100 personen per hectare te vestigen.

5. Dubbele bestemmingen en combinaties van bestemmingen:

1. Waar op de bestemmingskaart combinaties van bestemmingen zijn aangegeven, kunnen de gronden, met inachtneming van de matrix, doch zonder een nadere bepaling omtrent de onderlinge verhouding, voor deze bestemmingen worden gebruikt.

2. Bij gebruik van gronden als bedoeld in artikelen 5 t/m 15 voor bebouwing en anders dan voor bebouwing, voor zover deze gronden tevens bestemd zijn als beschermingszone a (artikel 17), beschermingszone b (artikel 18), beschermingszone c (artikel 19) en/of beschermingszone d (artikel 20) geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbele bestemmingen in hoofdstuk 2. paragraaf C.

6. Noodzaak bodemonderzoek:

Bij een nieuw op te richten gebouw dient, voor zover daarin (nagenoeg) voortdurend mensen verblijven, inzicht te worden geboden in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waar middels een vrijstellings- resp. wijzigingsbevoegdheid een bestemming wordt gerealiseerd. De bouwvergunning zal niet eerder worden verleend dan nadat (een deel van) de gronden (na sanering) geschikt is/zijn gemaakt voor de toekomstige functie. Voor alle nieuwe ontwikkelingen geldt het Bodembeheerplan Maastricht als toetsingskader voor het aspect bodem.

7. Relatie nok- en goothoogte:

De nokhoogte van een gebouw mag maximaal 4m. hoger zijn dan de goothoogte van het betreffende gebouw, met dien verstande dat de nokhoogte bij woonwagens maximaal 2 meter hoger mag zijn dan de goothoogte.

8. Geurnormering:

Voor op de bestemmingskaart aangegeven geurcontouren

(1 Ge/m³-98 percentiel t/m 7 Ge/m³-98 percentiel) dient de volgende geurnormering aangehouden te worden:

stankgevoelige objecten   nieuwe situatie   bestaande situatie  
aaneengesloten lintbebouwing respectievelijk woonbebouwing   maximaal 1 Ge/m³-98 perc.   maximaal 3 Ge/m³-98 perc.  
overige stankgevoelige objecten waaronder verspreid liggende woonbebouwing en woningen op bedrijventerreinen   maximaal 2 Ge/m³-98 perc.   maximaal 7 Ge/m³-98 perc.  

9. Ondergronds bouwen:

Ondergrondse gebouwen of souterrains mogen uitsluitend worden opgericht met een hoogte van maximaal 15m. Zij mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik; de betreffende gebouwen mogen maximaal 1,50m. boven peil worden gebouwd.

10.Aanleg voorzieningen ten behoeve van de ecologische waarden:

Het is toegestaan voor het behoud van natuurlijke waarden in het plangebied voorzieningen zoals bijvoorbeeld de aanleg van dassentunnels en dassenrasters te treffen.

11.Dubbeltelbepaling:

Geen ander bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.

12. Parkeren:

Binnen het plangebied geldt ongeacht het bepaalde in de betreffende artikelen het parkeerbeleid van de gemeente Maastricht.

13. Procedureregels:

Bij het verlenen van vrijstelling, een aanlegvergunning of het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid volgen Burgemeester en wethouders de in afdeling 3.4 van de Algemene wet Bestuursrecht omschreven procedure.

14. Verbod vestiging levensmiddelenindustrie:

Ongeacht hetgeen is bepaald in deze voorschriften is het niet toegestaan in een straal van 250m. (gemeten vanuit een bestemmingsgrens) rond de RWZI levensmiddelenindustrie te vestigen.