De op de bestemmingskaart als bedrijfsdoeleinden aangegeven gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 17, 18 en 19 voor zover het tevens betreft beschermingszone a, resp. beschermingszone b en beschermingszone c bestemd voor:

- bedrijfsdoeleinden;

- verkeersdoeleinden;

- boven- en ondergrondse parkeervoorzieningen;

- groenvoorzieningen;

- een voorzieningenpunt;

- doeleinden van openbaar nut;

en tevens de afwijkende functies:

- wonen voor zover op de bestemmingskaart aangegeven met het teken ;

- volkstuinen voorzover op de bestemmingskaart begrensd door de lijn ;

en met dien verstande dat geluidhinder veroorzakende inrichtingen die zijn aangewezen in artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer (Stb. 1993, 50), solitaire kantoren en detailhandel, met uitzondering van de detailhandel gevestigd op de percelen op de bestemmingskaart aangegeven met het teken , zijn uitgesloten.

De in lid 1. omschreven doeleinden worden met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 als volgt nagestreefd:

1. er mag alleen bedrijfsuitoefening plaatsvinden in milieucategorie 2 voor zover gelegen binnen de op de bestemmingskaart aangegeven zone I en in milieucategorieën 2 en 3 voor zover gelegen binnen de op de bestemmingskaart aangegeven zones II en III.De indeling van de bedrijven in milieucategorieën is als Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 van deze voorschriften opgenomen.Uitsluitend op de gronden welke op de bestemmings-kaart worden begrensd door de lijn mag autosloperij en schrootverwerking als bedrijfsuitoefe-ning plaatsvinden (Bedrijfsindeling Kamers van Koophandel en Fabrieken 1995 codes 51571 en 51572; milieucategorie 3).Voorts zijn die activiteiten toegelaten, die niet vermeld zijn in de als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, maar naar het oordeel van het hoofd van de vakafdeling van de Provincie Limburg waar het milieubeleid is ondergebracht naar hun aard en invloed op de directe omgeving gelijk zijn te stellen met de ter plaatse toegelaten activiteiten;
2. op de gronden gelegen ten westen van de doorgetrokken Molensingel is sprake van meerzijdig georiënteerde, representatieve bebouwing;
3. de verkeersdoeleinden dienen ter ontsluiting van de bedrijven en aansluiting daarvan op het hoofdwegennet; tevens zijn er langzaamverkeersroutes en parkeren bij inbegrepen;
4. waar op de bestemmingskaart een suggestie ontsluiting staat aangegeven, mag de betreffende ontsluiting maximaal 100m. naar één van de zijden van het ontsluitingsteken worden gerealiseerd;
5. de parkeervoorzieningen bij de in dit lid onder b. aangegeven meerzijdig georiënteerde, representatieve bebouwing worden, al of niet geconcentreerd voor meerdere bedrijven, deels onder de bebouwing en deels tussen de bebouwing in gerealiseerd; de parkeervoorzieningen voor de overige bedrijven worden per bedrijf op eigen terrein danwel in het openbaar gebied gerealiseerd;
6. rond de in dit lid onder b. bedoelde meerzijdig georiënteerde, representatieve bebouwing zijn groenvoorzieningen gesitueerd; bij de overige bedrijven zijn met name aan de voorzijde van de kavel groenvoorzieningen gelegen, die dienst kunnen doen als infiltratiezones voor o.m. afstromend hemelwater van daken;
7. solitaire kantoorvestigingen zijn uitgesloten;
8. de gronden op de bestemmingskaart begrensd door de lijn waar autosloperij en schrootverwerking (Bedrijfsindeling Kamers van Koophandel en Fabrieken 1995 codes 51571 en 51572) als bedrijfsuitoefening mag plaatsvinden zullen door middel van hoge beplanting visueel worden afgeschermd.

Op of in de tot bedrijfsdoeleinden bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken worden opgericht die in overeenstemming zijn met het in dit artikel bepaalde met dien verstande dat;

1. op de bestemmingskaart in het rechtervak van de matrix het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel is aangegeven, met uitzondering van de gronden gelegen ten westen van de bestemming verkeersdoeleinden met wegprofiel 1, waar het maximale bebouwingspercentage van toepassing is op het aaneengesloten gebied van de bestemming bedrijfsdoeleinden;
2. op de bestemmingskaart in het linkervak van de matrix de maximale goothoogte in meters van de toegestane bebouwing is aangegeven;
3. de voorgevel van een gebouw overwegend evenwijdig aan de weg waardoor het bouwperceel wordt ontsloten geplaatst dient te worden; daarnaast moet voor de gronden bedoeld in lid 2. onder b, voor meerzijdige georiënteerde, representatieve bebouwing een afstand van minimaal 10m. en voor de overige gronden een afstand van minimaal 8m tot de weg waardoor het bouwperceel wordt ontsloten worden aangehouden;
4. op de aaneengesloten gronden op de bestemmingskaart begrensd en aangegeven met het teken buitenopslag tot een hoogte van maximaal 4m. mag plaatsvinden met uitzondering van buitenopslag ten behoeve van autosloperij respectievelijk schrootverwerking deze mag tot een hoogte van 4,5m. respectievelijk 6m. plaatsvinden indien deze gezien vanaf de wegzijde door andere bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een maximale hoogte van 3m., aan het zicht is onttrokken; op de overige gronden mag geen buitenopslag plaatsvinden;
5. de te bebouwen oppervlaktes van de bouwpercelen bedoeld in lid 2. onder b. voor meerzijdig georiënteerde representatieve bebouwing maximaal 50m. x 50m. groot mogen zijn;
6. de bestaande woning met maximaal 15% van de bestaande inhoud mag worden uitgebreid;
7. de hoogte van andere bouwwerken maximaal 8m. mag bedragen met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1m. en achter de voorgevel maximaal 3m. hoog mogen zijn met uitzondering van het in dit lid bepaald onder d. en met dien verstande dat in hoeksituaties de zijgevel het dichtst bij de hoek gelegen eveneens als voorgevel wordt aangemerkt;
8. de gebouwen van openbaar nut maximaal 6m. hoog mogen zijn en de oppervlakte per gebouw maximaal 400m² mag bedragen.

A. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om vrijstelling te verlenen van het bepaalde in:

- lid 1. voor de uitoefening van detailhandel mits het uitsluitend betreft detailhandel in goederen, welke ter plaatse ambachtelijk en/of industrieel worden vervaardigd, ver- of bewerkt, met dien verstande dat de detailhandelsfunctie niet als hoofdactiviteit mag worden gekenmerkt;
- lid 2. sub a.voor bedrijfsuitoefening in één milieucategorie hoger dan ter plaatse direct is toegelaten volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 is opgenomen in deze voorschriften mits:

o voldoende aannemelijk is dat de milieuhinder zal worden beperkt tot, of van vergelijkbare aard kan worden geacht aan een bedrijf in de direct toegelaten milieucategorie;

o voldoende aannemelijk is dat het bedrijf geen onevenredige toename van de milieubelasting voor de omgeving ten gevolge heeft;

o vooraf advies is ingewonnen bij het hoofd van de vakafdeling van de Provincie Limburg waar het milieubeleid is ondergebracht;

- lid 2. sub a. voor bedrijfsuitoefening in milieucate-gorie 1 volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 is opgenomen in deze voorschriften indien het een bedrijf betreft dat qua omvang niet in de woonomgeving past;

- lid 3. sub a. tot verhoging van het aangegeven maximale bebouwingspercentage tot 80 respectievelijk 100 indien op de bestemmingskaart 60 respectievelijk 80 staat aangegeven;

- lid 3. sub b. tot verhoging van de aangegeven maximale goothoogte tot maximaal 12m. respectievelijk 15m. voor maximaal 100% respectievelijk 30% van het reeds bebouwde oppervlak indien op de bestemmingskaart maximaal 9m. respectievelijk 12m. is aangegeven;

- lid 3 sub c. voor het plaatsen van de voorgevels op een andere afstand van de weg waardoor het perceel wordt ontsloten;

- lid 3. sub e. voor een vergroting van de gegeven maten met maximaal 15m.

B. Bij het verlenen van vrijstelling dient het onderstaande in acht te worden genomen:

o er mag geen afbreuk worden gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit respectievelijk het stedenbouwkundig beeld;

o de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om met in achtneming van het bepaalde in lid 3. en 4. nadere eisen te stellen ten aanzien van:

- de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;
- de minimum- respectievelijk de maximumafstand van de bebouwing tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen, indien dit voor de ruimtelijke kwaliteit noodzakelijk is;
- de ligging van de parkeervoorziening.