Bestemmingsplan
Doorn-Noord
Stadsontwikkeling
afdeling Ruimtelijke
Planning
BESTEMMINGSPLAN DOORNLAAN-NOORD
Toelichting
Zoals vastgesteld door de
gemeenteraad op 6 februari 1990
Maastricht, februari 1990
Toelichting deel
uitmakende van het bestemmingsplan
2. Kavels voor woningbouw in de
individuele vrije sector
3.3. Toelichting op
de artikelen
4. Maatschappelijke
uitvoerbaarheid
4.3. Economische
uitvoerbaarheid
Bijlage 1: woningbouw
marktsector individueel een nadere analyse per 1 januari 1989.
Bijlage 2: advies provinciale planologische commissie.
Het
plangebied globaal begrensd door het terrein van het psychiatrisch
streekziekenhuis Vijverdal, de Molenweg, de Doornlaan en de toekomstige Vijverdalseweg
maakt deel uit van het bestemmingsplan "Amby - Op de Grubbe".
Krachtens dit bestemmingsplan is het gebied bestemd voor bijzondere doeleinden.
Dit ten behoeve van onderwijsinstellingen en/of gezondheidszorg.
Aanleiding
voor het geven van een nieuwe bestemming aan het gebied is gelegen in het
volgende. De laatste jaren is een grote toename te constateren in de behoefte aan kavels voor
woningbouw in de individuele vrije sector. Onderhavig gebied is zeer geschikt
om (voor een deel) te voorzien in deze behoefte.
Daarbij
komt dat de behoefte aan terreinen voor bijzondere doeleinden op die plek niet
aanwezig is. Teneinde woningbouw in het gebied mogelijk te maken is onderhavig
bestemmingsplan opgesteld.
2. Kavels voor woningbouw in de
individuele vrije sector.
Sinds
enige tijd is een sterke toename te constateren van de vraag naar kavels ten behoeve
van woningbouw in de individuele vrije sector. Het gevolg van deze toenemende
vraag is dat op dit moment er in Maastricht nauwelijks bouwkavels in die sector
beschikbaar zijn.
Het gemeentelijk beleid is erop gericht zoveel mogelijk te voldoen aan de vraag naar woningen in de diverse sectoren.
Teneinde
kavels te creëren voor individuele woningbouw heeft de gemeente op diverse
plaatsen plannen in voorbereiding genomen. Over het algemeen gaat het daarbij
om plaatsen binnen het bestaand stedelijk gebied die:
- zodanig
gesitueerd zijn dat deze geschikt zijn voor woningbouw in de individuele vrije
sector;
- reeds
in het kader van het structuurplan of de vigerende bestemmingsregeling bestemd
zijn om te worden bebouwd;
- in
eigendom zijn bij de gemeente.
In
totaal gaat het om zo'n 120 kavels variërend in grootte van ongeveer 300 m2
tot meer dan 1.000 m2, die binnen een aantal jaren operationeel
gemaakt zullen worden. Naar verwachting is dit aantal niet genoeg om geheel tegemoet
te komen aan de aanwezige vraag. Een aanzienlijk gedeelte van de behoefte op
kortere termijn, zal daardoor echter kunnen worden opgevangen.
De
differentiatie in grootte binnen het totaal aantal te realiseren bouwkavels is
afgeleid van een onderzoek dat is verricht onder de gegadigden voor een
bouwkavel die zich bij de gemeente hebben laten inschrijven en op basis van
gesprekken met diverse makelaars en projectontwikkelaars.
In
bijlage 1 is een nadere analyse gegeven van de behoefte aan particuliere
bouwkavels. Het gebied waarop het onderwerpelijke bestemmingsplan betrekking
heeft, speelt in de realisering van bovenomschreven beleid een belangrijke rol.
Zoals reeds is vermeld heeft het
terrein als huidige bestemming "bijzondere doeleinden". Het terrein
is tot nu toe gereserveerd met name voor de vestiging van scholen en dergelijke
als onderdeel voor de zogenaamde Scholenzone-Oost.
Op dit moment zijn geen concrete plannen die erop
wijzen dat het terrein nog voor die bestemming benut zou kunnen worden. Overigens
wordt momenteel niet meer gedacht aan concentratie van dergelijke
voorzieningen, maar aan kleinere reserveringen, meer gedifferentieerd en
geïntegreerd.
Mede gezien de te signaleren trends in het onderwijs
en mede gezien het aantal locaties, dat in de (nabije) toekomst beschikbaar komt en die
geschikt zijn voor bijzondere doeleinden, kan gesteld worden dat er voldoende
ruimte in Maastricht beschikbaar blijft om te kunnen inspelen op mogelijke
ontwikkelingen.
De benutting van het onderhavige
terrein voor woningbouw levert wat dat betreft geen problemen op en heeft
bovendien vanuit de gesignaleerde behoefte aan kavels voor particuliere
woningbouw sterk de voorkeur.
Bij het opstellen van het plan is
uitgegaan van een laanachtige ontsluiting van het plangebied, waarlangs de
bouwkavels zijn gelegen. Voorts is een gedeelte van de kavels gesitueerd aan de
Doornlaan.
In een op basis van dit bestemmingsplan
op te stellen verkavelingsplan zal een en ander nader worden uitgewerkt. Dit
verkavelingsplan dient als leidraad voor burgemeester en wethouders bij de
uitgifte van bouwkavels en kan zonodig aan de zich wijzigende omstandigheden en
behoeften worden aangepast.
Gekozen wordt daarbij voor een
verkaveling die zoveel mogelijk aansluit bij de wensen van de markt en een zo
groot mogelijke kwaliteit waarborgt.
De geprojecteerde ontsluitingsweg
krijgt een ruim profiel (13 meter) wordt met veel aandacht en zorg ingericht
(onder andere laanbeplanting).
Zo zullen de kavels in grootte
variëren van 500 tot 1.000 m2; dit conform de marktbehoefte. Tevens
wordt rekening gehouden met de concrete vraag op dit moment naar een aantal
kavels groter dan 1.000 m2.
Om maximaal te kunnen inspelen op
mogelijke wijzigingen in de marktbehoefte is in het planconcept de nodige
flexibiliteit ingebouwd.
Uitgangspunt is de realisering
van louter vrijstaande woningen, waarbij een minimale afstand van 3 meter moet
worden aangehouden van de woning c.q. eventuele bijgebouwen tot de
erfafscheiding. Buiten de aangegeven bebouwingsoppervlakten is geen bebouwing
mogelijk met uitzondering van een gebouwtje (tuinhuisje) van geringe omvang
(maximaal 12 m2).
In het plan is een vrijstelling opgenomen om twee
woningen onder één kap te bouwen. Deze vrijstelling zal slechts gegeven worden
indien dit noodzakelijk is uit het oogpunt van de verkoop van de kavels.
Voor het plan is een
geluidsonderzoek verricht.
Daarbij is ervan uitgegaan dat het nog aan te leggen
deel van de Vijverdalseweg en de daarop uitkomende Doornlaan zoneplichtig zijn.
De geluidsbelasting op de bebouwing langs de Doornlaan
zal maximaal 55 dB(A) bedragen. Langs de Vijverdalseweg zal een geluidsscherm
worden aangebracht, waardoor de gevelbelasting op de nabijgelegen woningen
maximaal 50 dB(A) bedraagt (toetsingswaarde). De maximale ontheffingswaarde
wordt in het plan niet overschreden. Voor de woningen waarvan de
geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde overschrijdt zal een hogere waarde
worden aangevraagd.
Het terrein is onderzocht op
bodemverontreiniging; er is geen bodemverontreiniging aangetroffen.
Sinds de wijziging van de wet op de ruimtelijke
ordening (W.R.O.) en de gehele herziening van het besluit op de ruimtelijke
ordening (B.R.O.) heeft de gemeente de gelegenheid om de planvorm af te stemmen
op het gebied waarvoor het plan wordt gemaakt. De keuze wordt niet alleen
bepaald door de aard van het plangebied, maar vooral door de tegengestelde
behoefte aan rechtszekerheid en flexibiliteit. Omdat dit bestemmingsplan
slechts voorziet in de bouw van nieuwe woningen is uitsluitend gedetailleerd
bestemd waardoor een relatief grote rechtszekerheid wordt gegeven (materiële
rechtszekerheid) en het woonklimaat gewaarborgd is.
Alvorens in te gaan op de inhoud van het plan, lijkt
het zinvol de gehanteerde systematiek van de voorschriften nader uiteen te
zetten.
De voorschriften bestaan uit vier
hoofdstukken: [1]
I. inleidende bepalingen;
II. bepalingen in verband met de bestemmingen;
III. overige bepalingen;
IV. overgangsbepalingen-strafbepalingen.
Ad I De inleidende bepalingen bevatten meer
algemene zaken zoals de omschrijving van begrippen, aanwijzingen over de manier
van meten van de bepaling van hoogten en dergelijke.
Ad II De bepalingen in verband met de
bestemmingen vormen de kern van de voorschriften. Er zijn diverse soorten bestemmingen
te onderscheiden.
De bestemmingen zijn zowel in de
voorschriften als op de plankaart met hoofdletters aangegeven (bijvoorbeeld de
bestemming woondoeleinden: W). Uitzondering hierop is de bestemming tuin die op
een grafische manier is aangegeven (...).
Subbestemmingen worden op de plankaart aangegeven
met kleine letters. Deze dienen om - waar nodig - de bestemmingen nader te
specificeren.
De maximaal toelaatbare
goothoogte wordt beschouwd als het referentiepunt voor het bepalen van de
maximaal toelaatbare bouwmassa. Hierdoor wordt ingespeeld op de steeds meer
voorkomende bouwvorm: afdekking met platte daken. De zolderverdieping kan nu
een schuine kap omvatten, evenals een gedeeltelijke bouwlaag afgedekt met plat
dak.
De maximaal toegestane goothoogte
van gebouwen (in meters) is op de plankaart aangegeven met een cijfer (bijvoorbeeld
W6 houdt in: woondoeleinden, goothoogte maximaal 6.00 meter).
Het verschil tussen de goothoogte en de nok- of bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan 3.00 meter.
Nadere aanwijzingen met
betrekking tot het bouwen zijn aangegeven met een kleine letter die tussen
haakjes is geplaatst (bijvoorbeeld W(v) houdt in woondoeleinden, vrijstaand).
Ad III Het hoofdstuk "overige
bepalingen" houdt een algemene vrijstellingsbevoegdheid en
wijzigingsbevoegdheid in.
Ad IV In hoofdstuk IV zijn de overgangs- en
strafbepalingen opgenomen.
3.3. Toelichting op de artikelen.
In deze paragraaf wordt een nadere toelichting op de
afzonderlijke artikelen van de planvoorschriften gegeven. Dit met name wanneer
uit het gevoerde overleg met externe instanties of uit de Kroonjurisprudentie
is gebleken, dat een verschil van mening kan ontstaan omtrent de wet- of
doelmatigheid van het voorschrift. In die gevallen wordt op de betekenis en
formulering van het artikel dieper ingegaan.
Inleidende bepalingen (artikelen 1 tot en met 7).
In artikel 1 worden de begrippen die in de
voorschriften worden gehanteerd gedefinieerd. Dit om verschil van interpretatie
zoveel mogelijk te vermijden.
In artikel 2, wijze van meten, zijn de hoogtematen
van een bouwwerk gerelateerd aan het begrip "peil", omdat hierdoor
een consistentie wordt bereikt. Dit relatiepunt is in de begripsomschrijving
vastgelegd en kan derhalve als objectief criterium worden aangemerkt.
Bepalingen in verband met de bestemmingen (artikelen 8
tot en met 10).
De bestemming woondoeleinden laat
het gebruik van een gedeelte van de woning voor de uitoefening van een beroep
aan huis mogelijk. Met dien verstande dat het gedeelte dat voor de uitoefening
van het beroep wordt gebruikt niet groter mag zijn dan 30% van de
vloeroppervlakte van het pand. Dit om het verlies of de bovenmatige aantasting
van de woonfunctie of van het woonkarakter tegen te gaan. Het verhuren of
anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de
uitoefening van een beroep, hoe gering ook van omvang, is zonder meer als strijdig
met de woonbestemming aan te merken.
Bij de bestemming
verkeersdoeleinden is bepaald dat op de gronden andere bouwwerken mogen worden
opgericht, welke qua aard bij het toegestane gebruik passen. De maximale hoogte
is bepaald op 3 meter, uitgezonderd om lantaarnpalen en bewegwijzeringsborden
mogelijk te houden.
Bij de bestemming tuin is het via
vrijstelling mogelijk gemaakt dat een (vrijstaand) gebouwtje (tuinhuisje) wordt
opgericht van geringe omvang (maximaal 12 m2).
Algemene bepalingen omtrent het gebruik (artikel 11).
Van de verbodsbepalingen om gronden
en opstallen te gebruiken strijdig met het toegestane gebruik kan ontheffing
worden verleend door toepassing van de "toverformule", verwoord in
lid 4. Deze ontheffingsmogelijkheid is op grond van recente jurisprudentie
verruimd, analoog aan de toepassingscriteria van artikel 352 van de
bouwverordening, mits het gewijzigd gebruik niet zal leiden tot een ingrijpende
en/of onomkeerbare wijziging van en inbreuk op de bestemming. Van dit laatste
is in ieder geval sprake bij het toestaan van volgens de bestemming niet geoorloofd
detailhandelsgebruik in gebouwen of op terreinen met andere
bedrijfsbestemmingen of woonbestemmingen.
Overige bepalingen (artikelen 12 en 13).
De vrijstellingsbevoegdheid is bedoeld voor
aanpassingen in het terrein en voor geringe afwijkingen van de opgenomen maten.
De wijzigingsbevoegdheid is
bedoeld voor kleine veranderingen van de begrenzing van de bestemming. De
wijziging van de subbestemmingen betreft uitsluitend functiewijzigingen van de
gegeven bestemming, de bouwvoorschriften van die bestemming blijven geldig.
4. Maatschappelijke
uitvoerbaarheid.
Het voorliggende bestemmingsplan
is op 30 mei 1989 door de subcommissie gemeentelijke plannen bij delegatie
afgehandeld. Dit in het kader van vergaderronde 1989/4 van de provinciale planologische
commissie (P.P.C.).Het advies van de P.P.C. is als bijlage toegevoegd aan dit
bestemmingsplan. De P.P.C. kan instemmen met het plan met dien verstande dat
meer aandacht wordt gegeven aan mogelijke vervuiling van de bodem.
Gedurende de overlegfase is ter
plaatse bodemonderzoek verricht; er is geen bodemverontreiniging aangetroffen.
Voorts heeft de P.P.C.
opmerkingen over de omvang van de toegestane bijgebouwen en de manier waarop
een voetgangersverbinding mogelijk wordt gemaakt. In het voorontwerp
bestemmingsplan is binnen de bestemming "woondoeleinden" 80 m2
aan bijgebouwen mogelijk gemaakt. De P.C.C. vindt dat teveel mede gezien het feit
dat ook binnen de stemming tuin een bijgebouw mogelijk is (maximaal 12 m2).
De opgenomen regeling is echter
acceptabel. Stedebouwkundige belangen worden gewaarborg door het binnenterrein vrijwel
onbebouwd te laten en een minimale afstand tussen de woningen (inclusief
eventuele bijgebouwen) te eisen van 6 meter. Voorts is het van belang te wijzen
dat het hier gaat om riante percelen, waarop een ruime bebouwingsmogelijkheid
wenselijk is. Overigens wordt in de meeste recente bestemmingsplannen in totaal
100 m2 aan bijgebouwen toegestaan (mits het perceelsoppervlak groot
genoeg is).
Wat betreft de
vrijstellingsbevoegheid voor de realisering van een voetgangersverbinding
tussen de Vijverdalsweg en de ontsluitingsweg in het plangebied die in het
voorontwerp is opgenomen stelt de P.P.C. dat dit te weinig rechtszekerheid
biedt. De P.C.C. vond dat dit geregeld zou moeten worden via een wijzigingsbevoegdheid.
Dit laatste is conform de wens
van de P.C.C. opgenomen in het ontwerp bestemmingplan Doornlaan-Noord.
In het kader van het overleg als
bedoeld in artikel 10 B.R.O. is het voorliggende bestemmingsplan voorts om
commentaar verzonden aan de inspectie van de volkshuisvesting in de provincie
Limburg, de inspectie ruimtelijke ordening, de inspectie volksgezondheid en
milieuhygiëne en aan de eerstaanwezend ingenieur der genie.
Van die zijde zijn geen bezwaren
geuit tegen het plan.
Over het voorliggende plan is in
mei 1989 een schriftelijke inspraakronde gehouden. Hierop zijn twee
telefonische en drie schriftelijke reacties binnengekomen. Eén reactie is tegen
het voornemen om ter plaatse woningbouw te realiseren; de overige zijn niet
tegen woningbouw maar pleiten voor aanpassingen c.q. aanvullingen met name op
het gebied van de speelruimte. Hieronder worden de inspraakreacties kort
samengevat naar onderwerp en gemotiveerd aangegeven of c.q. op welke manier
deze zijn verwerkt.
Geen bebouwing van het terrein.
Een
inspreker is tegen woningbouw en voor handhaving van de natuur. De angst
bestaat dat het buitengebied wordt aangetast doordat de stad steeds verder
uitbreidt.
Het
gemeentelijk beleid is erop gericht dat de stad zo compact mogelijk blijft. Als
oostelijke grens van het te bebouwen gebied is de (oude) Molenweg aangewezen.
Onderhavig
plangebied ligt ten westen van deze grens.
Daarnaast
wordt er op gewezen dat ook in het vigerende bestemmingsplan het terrein zou
worden bebouwd, zij het ten behoeve van een andere functie dan de woonfunctie.
Ruimte
creëren voor speelvoorzieningen.
De
bewoners van de straten, gelegen direct ten zuiden van het plangebied, vragen
om extra ruimte te creëren voor speelvoorziening.
De
verkaveling is zo ruim opgezet dat het creëren van extra speelruimte in het
plangebied zelf niet echt noodzakelijk wordt geacht. Wel zal - in overleg met
de insprekers - worden bekeken aan welk soort speelvoorzieningen behoefte
bestaat en waar deze kunnen worden gerealiseerd. In principe zal daar buiten
het onderhavig plangebied ruimte voor moeten worden gevonden.
Verkeersremmende
maatregelen Doornlaan.
Gevraagd
wordt om verkeersremmende maatregelen omdat de Doornlaan nu al als een
racebaan wordt gebruikt.
In
de huidige situatie is er nauwelijks verkeer op de Doornlaan. In de toekomst
zal dit anders worden vanwege de aanleg van de Vijverdalseweg en de aansluiting
van de Doornlaan daarop. De Doornlaan zal de huidige functie van de Bemelerweg
gaan overnemen. Daarmee is rekening gehouden zowel bij de realisering van de
reeds bestaande bebouwing als bij de plannen voor het onderhavig gebied. Dat
de verkeerssituatie in vorenstaande zin wordt gewijzigd was reeds bekend bij de
bewoners toen het Keerderstraatje werd gebouwd. Verkeersremmende maatregelen
zijn, gelet op de toekomstige functie van de Doornlaan, vooralsnog niet
wenselijk.
Mocht
evenwel de toekomstige situatie daartoe aanleiding geven, dan kan het nemen van
verkeersremmende maatregelen alsnog worden overwogen.
Hondepoep.
Gevraagd
wordt in het gebied hondentoiletten te realiseren omdat het terrein nu
veelvuldig gebruikt wordt door mensen die hun hond uitlaten.
Gezien de nabijheid van het open buitengebied direct
ten oosten van het plangebied, waar volop ruimte is om de hond uit te laten,
worden geen honden toiletten in de planontwikkeling meegenomen.
4.3. Economische uitvoerbaarheid.
Het plan kan gerealiseerd worden met
een rendabele grondexploitatie. Een recapitulatie van de financiële aspecten
is als volgt.
Plankosten |
|
|
- verwervingskosten |
f. |
1.212.000,-‑ |
- bouwrijpmaken |
f. |
1.171.000,-‑ |
- v.t.o. |
f. |
223.000,-‑ |
- omslagkosten |
f. |
557.000,-‑ |
- rentekosten |
f. |
452.000,-‑ |
- onvoorzien |
f. |
85.000,-‑ |
|
f. |
3.700.000,-‑ |
|
|
|
Dekkingsmiddelen |
|
|
- opbrengst bouwterreinen |
f. |
3.916.000,-‑ |
Geraamd overschot |
f. |
216.000,-- |
Met de voorbereiding van de
planuitwerking wordt gestart zodra het bestemmingsplan in procedure is
gebracht.