Maastricht,
mei 1999;
gewijzigd
maart 2000;
gewijzigd
april 2000;
gewijzigd
januari 2001;
gewijzigd
mei 2001
INHOUD
HOOFDSTUK
3. RUIMTELIJKE
EN FUNCTIONELE KARAKTERISTIEK
3.1. Ligging en begrenzing van het plangebied
3.3. Ruimtelijke karakteristiek
3.4. Functionele
karakteristiek
4.2. Stedenbouwkundige structuur
4.3. Openbare ruimte en groenstructuur
5.2. Civieltechnische
aspecten
5.3. (Cultuur)historische aspecten
6.1. Hoofdlijnen van de planopzet
7. MAATSCHAPPELIJKE EN ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
7.1. Maatschappelijke uitvoerbaarheid
7.2. Economische uitvoerbaarheid
In de gemeentelijke
Meerjarenprogramma's Ruimtelijke Ordening wordt jaarlijks een planning
opgenomen om de verouderde bestemmingsplannen, die in de gemeente vigeren, te
actualiseren. Het doel hiervan is om binnen een afzienbare periode voor de
gehele gemeente een (zoveel mogelijk) uniforme juridische regeling te creëren,
waardoor de rechtsgelijkheid voor de burgers groter wordt. Daarbij wordt in het
algemeen uitgegaan van een methodiek met een grote mate van flexibiliteit in
het gebruik van het plan voor zowel de burgers en andere belanghebbenden als
voor de gemeente. Daarnaast is er in de plannen toch steeds sprake van een
grote mate van rechtszekerheid. Het bestemmingsplan Heugemerveld zal geheel of
gedeeltelijk in de plaats treden van de volgende plannen (zie tevens kaart
vigerende bestemmingsplannen):
Bestemmingsplan |
Vaststelling Raadsbesluit |
Goedkeuring G.S. |
Kroonbesluit |
|
|
|
|
Uitbreidingsplan in
Hoofdzaken (algehele herziening) |
05-10-1954 |
24-10-1955 |
28-12-1956 |
Uitbreidingsplan in
onderdelen |
03-12-1963 |
16-06-1964 |
|
Heugemerveld
(herziening) |
|
|
|
|
|
|
|
Akerpoort |
07-07-1970 |
26-07-1971 |
|
Zuidelijk deel
Wyckerpoort en |
07-07-1970 |
26-07-1971 |
|
Oostermaas |
|
|
|
|
|
|
|
Akerpoort partiële
wijziging |
10-12-1975 |
29-01-1976 |
|
|
|
|
|
Akerpoort 2e
wijziging |
31-05-1978 |
10-07-1978 |
|
|
|
|
|
Akerpoort 3e
wijziging |
19-09-1979 |
06-11-1979 |
|
|
|
|
|
Akerpoort 4e
wijziging |
16-12-1980 |
24-02-1981 |
|
|
|
|
|
Uit de bovenstaande
tabel blijkt dat de bestemmingsplannen, die binnen het plangebied vigeren,
veelal ouder zijn dan 20 jaar. Een herziening wordt, mede gezien de nieuwe
ontwikkelingen die binnen de wijk Heugemerveld zullen plaats vinden, dan ook
noodzakelijk geacht. De Meerjarenprogramma's gaan, wat betreft de
prioriteitsvolgorde voor het opstellen van bestemmingsplannen, onder meer uit
van het criterium van de gedateerdheid van plannen. Daarnaast is de dynamiek
van gebieden en de aansluiting van actuele ontwikkelingen op de vigerende
planologische regeling mede bepalend. Heugemerveld is door de gemeente
Maastricht aangewezen als pilot-project in het kader van het Grote
Stedenbeleid. Binnen het kader van dit project is een Masterplan opgesteld,
waarin de ruimtelijke randvoorwaarden zijn opgenomen om de fysieke isolering
van de buurt te doorbreken, mede in samenhang met de ontwikkelingen op het
aangrenzende Céramique-terrein. De gemeente en de woningvereniging St.
Servatius hebben een overeenkomst gesloten om samen de problemen binnen de
buurt, o.a. op het gebied van woningbouw, openbare ruimte en verkeer, op te
lossen.
Daarnaast is een buurtplan
opgesteld. De integrale aanpak van het gebied is erop gericht om
ruimtelijk-economische stedelijke ontwikkelingen te koppelen aan het wegwerken
van sociaal-maatschappelijke achterstanden op buurtniveau.
In het onderhavige
bestemmingsplan wordt de ruimtelijke vertaling van deze integrale aanpak
weergegeven.
Voor het bestemmingsplan
Heugemerveld is, zoals eerder gesteld, aansluitend bij de moderne ideeën over
de vormgeving van bestemmingsplannen, gekozen voor een planmethodiek, die in
het gebruik van het plan door burgers en gemeente een grote mate van
flexibiliteit biedt, maar binnen duidelijke kaders, waardoor de aan het plan te
verbinden rechtszekerheid niet in het geding komt.
Deze kaders worden bepaald
door de in artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) genoemde
onderdelen, waaruit een bestemmingsplan tenminste dient te bestaan:
-
Kaart(en) Op de kaart bestemmingen
zijn de bestemmingen in het plangebied weergegeven. Deze bestemmingen zijn
gerelateerd aan de in de voorschriften opgenomen juridische regeling. Naast
deze kaart is in dit plan tevens een kaart functionele en ruimtelijke
karakteristiek opgenomen, die voornamelijk een rechtstreekse relatie heeft
met de beschrijving in hoofdlijnen in de voorschriften.
-
Voorschriften: Hierin is het
gebruik van de binnen het plangebied opgenomen gronden en bouwwerken juridisch
geregeld. Per bestemming zijn doelen of doeleinden aangegeven. In de
beschrijving in hoofdlijnen wordt beschreven op welke wijze deze doelen of
doeleinden worden nagestreefd.
-
Toelichting: In de
toelichting worden de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de
uitkomsten van het in artikel 9 Bro genoemde onderzoek (bestaande toestand en
mogelijke en gewenste ontwikkelingen) opgenomen. Daarnaast dient een inspraakrapportage
als bedoeld in artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en de
uitkomsten van het in artikel 10 Bro bedoelde overleg deel uit te maken van de
toelichting.
In de toelichting wordt
een en ander op de volgende wijze beschreven.
Hoofdstuk 2 beschrijft de
beleidsvisies die er op de verschillende niveaus zijn ten aanzien van de
ontwikkeling van het plangebied (het planologisch kader). Het plangebied wordt
geanalyseerd, zowel wat betreft ruimtelijk-stedelijke structuur als wat betreft
de aanwezige functies en de onderlinge samenhang daartussen (hoofdstuk 3). In
hoofdstuk 4 wordt aangegeven welke beleidsuitgangspunten er met betrekking tot
de toekomstige ontwikkelingen in het plangebied zijn en hoe deze ruimtelijk
zijn vertaald in de verschillende deelprojecten. Hoofdstuk 5 geeft aan welke
milieutechnische en hoofdstuk 6 welke civieltechnische en cultuurhistorische
randvoorwaarden er in het plangebied gelden. Het voorgaande vormt uiteindelijk
de basis voor de planvorming, vergezeld van een juridische regeling. Dit wordt
uiteengezet in hoofdstuk 7.
In hoofdstuk 8 wordt
aangegeven of het plan maatschappelijk uitvoerbaar wordt geacht (inspraak ex
artikel 6a WRO) en worden de opmerkingen uit het overleg ex artikel 10 Bro,
waaronder het advies van de Provinciale Commissie Gemeentelijk Plannen (PCGP),
ten aanzien van het plan weergegeven en de wijze waarop de gemeente deze binnen
het plan heeft verwerkt. In hoofdstuk 9 tenslotte komen de financiële aspecten
met betrekking tot het bestemmingsplan aan de orde.
De Vierde Nota over de
Ruimtelijke Ordening extra, deel IV: Planologische Kernbeslissing Nationaal
Ruimtelijk Beleid (oftewel Vinex) uit 1993 geeft aan dat
veranderingen in het stedelijk gebied nopen tot speciale aandacht voor
ontwikkelingen in de woningvoorraad, voor stedelijke en sociale vernieuwing en
voor de inrichting van de openbare ruimte. Het veranderingsperspectief voor het
stedelijk gebied is voor de genoemde aspecten als volgt uitgewerkt:
- Wonen
Tot 2015 wordt nog een
aanzienlijke uitbreiding van de woningvoorraad verwacht. Een goede afstemming
tussen vraag en aanbod is nodig om negatieve effecten te voorkomen als leegstand,
ondoelmatig gebruik, aantasting van kwaliteit en leefbaarheid, kostbaar extra
ruimtebeslag elders (met risico's van suburbanisatie en toenemende mobiliteit)
en kapitaalsvernietiging.
Het perspectief voor het wonen is derhalve gericht op
evenwicht tussen vraag en aanbod op de woningmarkt op de schaal van het
stadsgewest.
Het omvat drie elementen:
·
het
scheppen van gunstige voorwaarden voor de ontwikkeling van een goede kwaliteit
van woning en woonomgeving en voor nieuwbouw op gewenste locaties;
·
het
stellen van randvoorwaarden aan ontwikkelingen op ongewenste locaties;
·
een
volkshuisvestingsbeleid van de overheid waarbij de nadruk zal liggen op het
deel van de woningvraag dat niet door de markt wordt gedekt.
De besluitvorming over
nieuwbouwlocaties wordt gekoppeld aan de aanwezigheid c.q. het tijdig
beschikbaar zijn van adequate voorzieningen op het gebied van openbaar vervoer
en langzaam verkeer.
- Stedelijke vernieuwing
Ten behoeve van het in
stand houden en verbeteren van de ruimtelijke voorwaarden voor het goed
functioneren van de steden, zowel in ruimtelijk, sociaal-cultureel als in
economisch opzicht, legt het kabinet de nadruk op het streven naar een goed
leef- en productiemilieu, op de benutting van de nog aanwezige capaciteiten
van het stedelijk gebied voor wonen, werken, recreatie en verzorging en op
vermenging van deze functies.
Het perspectief voor het
stedelijk gebied als geheel is georiënteerd op de schaal van de stad
respectievelijk het stadsgewest. Het kabinet streeft voor deze gebieden naar
het scheppen van ruimte voor stedelijke vernieuwing.
Ook het bestaand stedelijk gebied moet inspelen op de
toenemende vraag naar woon- en werklocaties met kwaliteit.
Dit beleid krijgt gestalte
zowel in consolidatiegebieden, waar het ruimtelijk beleid gericht is op
handhaving van de bestaande ruimtelijke structuur, als in stagnatiegebieden,
die via ingrijpende vernieuwing opnieuw tot leven moeten worden gebracht, en in
expansiegebieden, waar vaak kan worden volstaan met aanpassing van ruimtelijke
structuren, respectievelijk het wegnemen van factoren die vernieuwing van de
ruimtelijke structuur in de weg staan.
Door goede afstemming van
woon-/werklocaties en aandacht voor het mobiliteitsprofiel van bedrijven en
voorzieningen wordt een zodanige ontwikkeling van de binnensteden bevorderd dat
het mobiliteitsvraagstuk niet wordt verzwaard.
- Openbare ruimte
De openbare ruimte bepaalt
in belangrijke mate de leefbaarheid en herkenbaarheid van onze dagelijkse
leefomgeving. De kwaliteit ervan in en om onze steden wordt bedreigd door
verval, vervuiling en onveiligheid. Steeds meer auto's leggen er beslag op.
Het perspectief is
derhalve gericht op het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare
ruimte. Dat betreft diverse schaalniveaus: van het directe grensvlak tussen
privaat en publiek domein tot en met de groene verbindingszones tussen stad en
landelijk gebied.
De aandacht moet uitgaan
naar:
·
verhoging
van de herkenbaarheid door een goede ruimtelijke vormgeving van verbindingen
tussen open ruimten;
·
ontmoetingsplaatsen,
die vragen om een weloverwogen situering en inrichting voor zeer uiteenlopend
gebruik;
·
samenhang,
niet alleen bij openbare ruimten in de stad, waarbij de stedenbouwkundige samenhang
tussen bebouwde en onbebouwde ruimte van belang is, maar ook tussen stad en
omliggend landelijk gebied. Het gaat bij dat laatste om groene longen vanuit
het landelijk gebied de stad in en recreatieve verbindingszones vanuit de stad
het landelijk gebied in.
De Vierde Nota over de
Ruimtelijke Ordening Extra (Vinex) constateert, dat de noodzaak tot
voortdurende uitbreiding van het stedelijk gebied op langere termijn zal
afnemen. Het bestaande stedelijke gebied wordt steeds belangrijker. Een
toenemend deel van de vraag naar locaties met kwaliteit (voor woningen,
kantoren en andere bedrijfshuisvesting) zal zich daarop richten.
Steden, zowel grotere als
kleinere, en stadsdelen die in die nieuwe marktsituatie niet zelf een
aantrekkelijk en efficiënt ingerichte woon- en werkomgeving aanbieden lopen de
kans de boot te missen.
Ook het Tweede
Structuurschema Verkeer en Vervoer,' deel e: na parlementaire behandeling
vastgestelde tekst (1992) legt het zwaartepunt van de toekomstige
ontwikkelingen met betrekking tot woon-, werk- en voorzieningenfuncties binnen
de stadsgewesten. Concentratie van activiteiten binnen het stedelijk gebied
door een stringente invulling van het bundelingsbeleid heeft een drieledig
doel:
·
versterking van het stedelijk draagvlak;
·
vermijding/vermindering van niet noodzakelijke
mobiliteit;
·
beperking
van de aantasting van ecologische en landschappelijke waarden van het landelijk
gebied.
Bij het voorzien in de
toekomstige ruimtebehoefte staan mobiliteitsbegeleiding en ruimtelijke
kwaliteit centraal. De ontwikkeling van de automobiliteit zal in de eerste
plaats tegengegaan moeten worden via het locatiebeleid. Sterker dan voorheen
zal de ontwikkeling van nieuwe woon-, werk- en voorzieningenlocaties en
groenstructuur moeten worden gesteund door mobiliteitsoverwegingen.
In de tweede plaats gaat
het om het tegengaan van verkeerde ruimtelijke ontwikkelingen. Woonlocaties,
recreatielocaties en bedrijfslocaties die onnodig autogebruik bevorderen zullen
worden tegengegaan.
Beïnvloeding van de
vervoermiddelenkeuze kan plaats vinden door verbetering van de infrastructuur,
maar ook door parkeer- en tariefbeleid.
Gewezen wordt ook op de
noodzaak tot samenwerking. Samenwerking vindt vooral in stadsgewestelijk
verband plaats. Bij nieuwe woon-, werk- en recreatiegebieden gelden daar de
volgende locatiecriteria:
·
ligging t.o.v. het centrum van de stad (met nadruk op
nabijheid);
·
ontsluiting
(met nadruk op openbaar vervoer);
·
samenhang van wonen, werken, voorzieningen, recreatie
en groenstructuur;
·
open
ruimten vrijwaren van verstedelijking, mede ten behoeve van natuur, landschap,
openluchtrecreatie en landbouw.
De Nota Volkshuisvesting
in de jaren Negentig (1989) geeft aan dat de huisvestingssituatie in de
afgelopen decennia dusdanig is verbeterd, dat de nadruk op uitbreiding van de
voorraad geleidelijk vermindert. Het accent verschuift in de richting van een
goed beheer van de bestaande voorraad.
Inhoudelijk stelt de rijksoverheid de volgende
prioriteiten bij het volkshuisvestingsbeleid in de jaren negentig:
·
zorg voor goede en betaalbare huisvesting voor
laagbetaalden;
·
bevordering van een kwalitatief goed woon- en
leefmilieu;
·
bevordering van het eigen woningbezit;
·
bevordering van experimenten, innovatie en
kennisoverdracht.
Stadsvernieuwing en
verstedelijking behouden binnen dit beleid de volle aandacht. Binnen het
beleidsveld wordt gestreefd naar grotere verantwoordelijkheid voor de gemeenten
en versterking van de marktsector. Instrumenten hiervoor zijn onder meer
locatiesubsidies en het stadsvernieuwingsfonds. De sociale huursector blijft
binnen de volkshuisvesting desondanks een belangrijk beleidsgebied.
Het Trendrapport
Volkshuisvesting (1995) sluit in belangrijke mate aan bij de uitgangspunten
van de nota Volkshuisvesting in de jaren negentig voor wat betreft de
toekomstige woningbehoefte. Met betrekking tot de differentiatie binnen het
woningbouwprogramma wordt in dit rapport, met het oog op de gewenste
doorstroming binnen de aanwezige woningvoorraad, de bouw van minder goedkope
huurwoningen en relatief meer dure woningen in de vrije sector noodzakelijk geacht.
In 1998 is het Derde
Nationaal Milieubeleidsplan (NMP 3) in werking getreden. Op basis van de
leerervaringen met het beleid van het NMP 1 en NMP 2 concludeert het kabinet
dat het milieubeleid (op belangrijke onderdelen) een nieuwe beleidsfase ingaat,
de fase van het "milieubeheer". Na een periode waarin vooral het
saneren van milieuverontreinigingen centraal stond, verschuift de centrale
opgave naar het vasthouden van een absolute ontkoppeling van economische groei
en druk op het milieu, inclusief het duurzaam gebruiken van natuurlijke
hulpbronnen. Het kabinet stelt zich op het standpunt dat gemeenten een speciale
verantwoordelijkheid hebben om de burgers bij het milieubeleid te betrekken.
Gemeenten zullen zich steeds meer met diverse lokale partners richten op het
uitvoeren van projecten in het kader van duurzame ontwikkeling. Het beleid zal
zich in de komende jaren toespitsen op verbetering van de informatievoorziening
op dit gebied, onderzoek naar technologie en hergebruik van afvalstoffen in de
bouw en de introductie van milieuvriendelijke materialen en bouwwijzen.
Het provinciaal ruimtelijk
beleid, weergegeven in het Streekplan Zuid-Limburg (1987), is gericht op
een voortgaande concentratie van bevolking en activiteiten, alsmede van de
daarmee verbonden bebouwing binnen de stedelijke gebieden. De nadruk wordt
hierbij minder gelegd op het bestrijden van de suburbanisatie alswel op het
versterken van het functioneren van de stedelijke gebieden.
"Een voortgaande
concentratie en bundeling van stedelijke activiteiten geldt als hoofdlijn voor
de ruimtelijke inrichting van Zuid-Limburg. Niet alleen in het belang van een
doelmatig ruimtegebruik, maar ook als basis voor de ontwikkeling van
economische activiteiten met bijbehorende werkgelegenheidsimpulsen, gelet op
het vestigingsklimaat binnen stedelijke gebieden.
Bundeling en
concentratie in de sfeer van wonen, werken en verzorgen ondersteunen het draagvlak
van de aanwezige voorzieningen en beperken de groei van het aantal
verplaatsingsbewegingen.
Tevens worden de aan
het landelijk gebied gebonden functies beschermd doordat stedelijk ruimtebeslag
wordt gehonoreerd binnen de stedelijke gebieden."[1]
Afgezien van de bestaande
intensieve bebouwing is voor de afbakening van de stedelijke gebieden rekening
gehouden met de voorziene ontwikkelingsmogelijkheden voor stedelijke activiteiten
en bebouwde structuren.
In het Streekplan
maakt het plangebied van het onderhavige plan deel uit van het stedelijk gebied van Maastricht. De
ruimtelijke ontwikkelingen in Maastricht moeten binnen de contouren van het
stedelijk gebied plaatsvinden.
"Deze
ontwikkelingen hebben een kwantitatief en een kwalitatief aspect. In
kwantitatief opzicht moet aan verdere ruimtebehoefte tegemoet gekomen worden
door met name intensivering van het stedelijk ruimtebeslag. Deze intensivering
vindt plaats door het benutten van open ruimten met een geringe stedelijke
gebruiksfunctie, het zeer doelmatig gebruiken van de nog resterende ruimte in
de jongste uitbreidingsplannen en het vervangen van ondoelmatige bebouwingscomplexen
met een inefficiënt stedelijk grondgebruik
Het kwalitatieve aspect
behelst het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk milieu in al zijn
aspecten als leefmilieu voor de eigen bevolking maar ook als verzorgend,
economisch, cultuurhistorisch en toeristisch centrum voor de regio.
Uitbouw van de
groenstructuur is ook onderdeel van deze kwalitatieve ontwikkeling.”[2]
In het Structuurplan
Maastricht 2005 (vastgesteld door
de gemeenteraad in 1999) is
Heugemerveld een van de wijken in Maastricht waar stedelijke herstructurering
dient plaats te vinden. Het plan geeft
aan dat het vervangen van bestaande woningbouwcomplexen een belangrijke opgave
zal zijn in het kader van de stadsontwikkeling. De vervanging van de woningen is onder meer aan de
orde in verband met het streven naar een meer ontspannen woningmarkt alsmede in verband met het moeilijk aanpasbaar
zijn van bepaalde complexen en de steeds hogere eisen die gesteld worden
aan het wooncomfort. Met de corporaties worden afspraken gemaakt omtrent
strategisch voorraadbeheer. Heugemerveld is het eerste voorbeeld van een studie
van de woningcorporaties naar de toekomst van bestaande woningcomplexen. De
structuur van de buurt is zodanig dat herstructurering kan plaatsvinden binnen
de bestaande ruimtelijke kaders.
Woningdifferentiatie,
verdichting en ontdichting zijn de termen die de inhoud van de operatie
aangeven. Gezien de gevolgen die herstructurering van bestaande
woningbouwcomplexen kan hebben voor het functioneren van een buurt als totaal
(op het gebied van het draagvlak en voorzieningenniveau) zal de
herstructureringsopgave dienen te geschieden in nauw overleg tussen gemeente,
corporaties en bewoners.
Naast het streven naar
woningdifferentiatie wordt ernaar gestreefd de levendigheid en de multifunctionaliteit
van de buurt te handhaven door afspraken met de woningcorporatie te maken over
de verbetering van de woonomgeving en het beheer ervan. In Heugemerveld betreft
het een gefaseerde aanpak ten
aanzien van de ruimtelijke structuur, de vernieuwing van een deel van de
woningvoorraad, de woonomgeving en de voorzieningen. De buurtstructuur in
relatie tot de omliggende gebieden en de woontechnische kwaliteit worden
verbeterd en het woningbestand wordt gedifferentieerder.
Het Meerjarenplan
Bouwen en Wonen 2000-2010 (MJBW; raadsvoorstel d.d. 1 februari 2000) biedt
binnen het beleidskader van het Structuurplan Maastricht 2005 en het ISV-ontwikkelingsprogramma
2000-2004 een samenhangende visie op de demografische, economische, technologische
en marktontwikkelingen die van invloed zijn op de Maastrichtse woningmarkt.
Het MJBW geeft, naar
aanleiding van een evaluatie van (de verschuivingen in) woningbouwproductie,
bevolkingsontwikkeling, doelgroepen en woonkwaliteit, doelstellingen voor de
periode 2000-2010 in het kader van het streven naar behoud en versterking van
de kwaliteit en variatie van woonmilieus in Maastricht:
- de transformatie van een deel van de sociale huursector in
combinatie met het continueren van duurzame nieuwbouw in met name de
marktsector;
- het op peil houden van de kernvoorraad voor de lagere
inkomens;
- het uitbouwen en creëren van gevarieerde duurzame woonmilieus
voor alle doelgroepen;
- het behoud en de groei van de midden- en hogere
inkomensgroepen en -gezinnen in de stad.
In kwantitatieve zin is
het streven erop gericht om het woningaandeel in de koopsector door toevoeging
(3500) en verkoop (1800) woningen te laten groeien van 36% naar 42%. De
huursector zal door sloop en (vervangende) nieuwbouw een kwaliteitssprong
maken.
De veranderingsopgave tot 2010 gaat qua volume om
minimaal:
- 5000 nieuwe woningen (met name in de marktsector) die aan de
voorraad worden toegevoegd;
- 1800 sociale huurwoningen die worden verkocht;
- 2500 sociale huurwoningen die worden gesloopt, waarvan er 2300
verbeterd worden teruggebouwd;
- 4400 sociale huurwoningen waarvan de kwaliteit (ingrijpend)
wordt verbeterd.
De geplande nieuwbouw
staat niet los van de herstructureringsopgave in de bestaande voorraad.
Allereerst is uiteraard afstemming in de fasering wenselijk om daarmee aan de
herstructurering voldoende ruimte te geven (onder meer vanwege
herhuisvestingsvraagstukken) om een vernieuwingsproces op gang te brengen.
Voorts is afstemming nodig tussen de geplande woningbouw- programma's en de
vervangende nieuwbouw op herstructureringslocaties om afzetrisico's op de
woningmarkt te voorkomen.
Gezien de gewenste
kwaliteitsimpulsen in de te herstructureren buurten (waaronder Heugemerveld)
in termen van woningtypen en eigendomsverhoudingen, betekent dit dat in de
meeste GSB-buurten de omvang van de sociale huursector zal verkleinen.
Het masterplan voor de
buurt Heugemerveld, destijds (december 1997) Masterplan Akerpoort genaamd,
signaleert de verschillende problemen in de buurt, onder andere de eenzijdige
opbouw van het woningaanbod, het gemiddeld gezien lage inkomen van de bewoners
en de slechte kwaliteit van (een deel van) het woningbestand. In het
masterplan wordt een beeld geschetst van de toekomstige ruimtelijke opbouw van
de wijk en de aansluiting van Heugemerveld op het Céramique-terrein.
Daarnaast geeft het
masterplan een beeld van de toekomstige verkeersstructuur en de gewenste
inrichting van de openbare ruimte en de groenstructuur. Het plan uit 1997 is
sindsdien verder uitgewerkt. De gewenste toekomstige stedenbouwkundige
structuur is uitgangspunt in dit bestemmingsplan.
Mede op basis van het
genoemde masterplan is het Buurtplan Heugemerveld, Kansen voor Heugemerveld (december
1998) opgesteld, waarin is uitgewerkt hoe, door middel van samenwerking tussen
gemeente, woningcorporatie St. Servatius en de buurtraad, de herstructurering
van de buurt kan plaats vinden. Daarbij is onder meer gelet op de toekomstige
opbouw van de woningvoorraad, de kwaliteit van woningen en woonomgeving, de
economische functies en de overige voorzieningen alsmede de veiligheid. Een en
ander is vastgelegd in een perspectief voor de buurt, een eindbeeld, dat dient
te worden verwezenlijkt door middel van een actieprogramma.
3. RUIMTELIJKE
EN FUNCTIONELE KARAKTERISTIEK
3.1. Ligging
en begrenzing van het plangebied
Het plangebied
Heugemerveld is gelegen op de oostoever van de Maas en wordt globaal gezien
ingeklemd tussen Céramique, Randwyck en Wyckerpoort (zie overzichtskaart). De
begrenzing van het plangebied wordt gevormd door:
- de Heugemerweg aan de (noord)westzijde;
- de spoorlijn Eijsden-Maastricht aan de
(noord)oostzijde;
- de John F. Kennedybrug aan de zuidzijde.
Het voert te ver om binnen
het kader van onderhavig bestemmingsplan de gehele ontstaansgeschiedenis van
Maastricht te bespreken. In andere studies is dit uitgebreid aan de orde gekomen.
De periode na de Tweede Wereldoorlog is voor de buurt Heugemerveld het meest
belangrijk.
De buurt diende tegemoet
te komen aan het grote tekort aan woningen dat er na de oorlog was. Op basis
van een stedenbouwkundig plan dat qua opzet aansloot bij de "new
towns" in Engeland (woonbuurten met eigen school, kerk, buurthuis en
voorzieningen) ontwierp F. Dingemans tussen de Bloemenweg, het fabrieksterrein
Céramique en de Heugemerdijk (nu John F. Kennedysingel) een nieuwe woonwijk.
Het stedenbouwkundig concept van de wijk, met het karakteristieke
stratenpatroon, verscheidene groenvoorzieningen en het centrale plein, is zowel
geïnspireerd door het romantische stadsbeeld aan het eind van de negentiende
eeuw als door het stedenbouwkundige denken van het begin van de twintigste
eeuw en gebaseerd op het verwerpen van traditionele waarden. De architect A.
Boosten vertaalde de stedenbouwkundige ideeën van Dingemans in de gebouwde
omgeving. Door de homogene bouwstructuur en architectonische vormgeving kan de
buurt als prototype voor zijn ontstaanstijd worden beschouwd.
De bebouwing aan de
Bloemenweg, de Heugemerweg en het Raccordement behoort geografisch gezien tot
de buurt Heugemerveld, maar is qua bouwstructuur en architectuur duidelijk
afwijkend. Dit geldt eveneens voor de noodwoningen aan de Aalmoezenier
Verheggenstraat, de Peerboltestraat, de Kardinaal van Rossumstraat, de Jonkheer
Ruysstraat, het Aalmoezenier Verheggenplein en het Monseigneur Poelsplein. Door
het gebrek aan woningdifferentiatie, het verminderde wooncomfort in de woningen
en de achteruitgang van de voorzieningen in de buurt is momenteel een ingreep
noodzakelijk. Door stedenbouwkundige vernieuwing kan de buurt weer op een hoger
niveau worden gebracht. Deze vernieuwing vindt plaats aan de hand van het
eerdergenoemde masterplan en wordt in het navolgende uitgewerkt.
3.3. Ruimtelijke karakteristiek
(zie kaart bestaande ruimtelijke structuur)
Uitgangspunt bij de
stedenbouwkundige vormgeving van het plangebied was voor F. Dingemans de
ligging tussen twee uitvalswegen van de stad, de Bloemenweg en de Heugemerweg.
De bebouwing langs deze wegen was min of meer ad hoc ontstaan, met bebouwing
uit verschillende perioden en daarmee samenhangende bouwstijlen. Door de
begrenzing met de Heugemerdijk aan de zuidzijde kreeg het gebied een
driehoekige vorm, wat randvoorwaarden stelde aan het stedenbouwkundige ontwerp.
Dingemans koos voor een centrale ontsluiting van het gebied middels een weg
met een relatief breed profiel (de Baron van Hövellstraat), gericht op de kerk
aan het Kardinaal van Rossumplein. Dit plein, centraal gelegen binnen de buurt,
bood - en biedt nog steeds - plaats aan de belangrijkste voorzieningen van de
wijk (kerk, school, winkels en horeca). De belangrijkste dwarsverbinding in
Dingemans' ontwerp wordt gevormd door de Minister Talmastraat en de Minister
Aalbersestraat.
De volgens de
parochiegedachte opgebouwde buurt kende door deze opbouw en door de omliggende
barrières (Céramique, spoorweg en Heugemerdijk) een interne gerichtheid. Door
de woningbouw op het Céramique-terrein is deze interne oriëntatie slechts zeer
ten dele verminderd.
Naast het Kardinaal van
Rossumplein als centraal element, met een functie als voorzieningencentrum en
hoofdgroenvoorziening, zijn er binnen het gebied vier groene pleinen (Paus Leo
XIII plein, Monseigneur Poelsplein, Aalmoezenier Verheggenplein en
Aalmoezenier Roumenplein) op regelmatige afstand van het Kardinaal van
Rossumplein. Deze pleinen vormen de centrale elementen in de vier kwadranten,
die zijn ontstaan door de structurerende hoofdontsluitingsweg en de
dwarsverbindingen hierop. De woonstraten zijn rondom deze groenplekken
gegroepeerd, waardoor de pleinen een functie krijgen als centraal
ontmoetingspunt. Een vijfde groen plein, aan het noordelijke uiteinde van de
Baron van Hövellstraat, is als gevolg van infrastructurele maatregelen in de
loop der jaren nauwelijks meer als zodanig herkenbaar.
Ondanks de ligging van
deze groenplekken, de groene begeleiding van de Baron van Hövellstraat, de
Minister Talmastraat en de Minister Aalbersestraat, en de laagbouw in
overwegend twee, afgewisseld met drie, bouwlagen heeft de wijk een overwegend
stenig karakter. Het gebied heeft aan de zuidzijde een duidelijke begrenzing
met de woningen aan de Alfons Ariënsstraat, die als ventweg langs de John F.
Kennedysingel fungeert. Het ritme van de bebouwing (rijen van zes woningen in
twee lagen met lessenaarsdak, afgewisseld door blokjes van twee woningen in twe
lagen met lessenaarsdak) wordt alleen onderbroken ter hoogte van de school en
in het verlengde van de Alfons Ariënsstraat langs de Renier Nafzgerstraat.
Zoals eerder gesteld is
langs de Heugemerweg en de Bloemenweg de structuur minder duidelijk. Langs de
Heugemerweg is dit met name terug te voeren op de grote variatie in bebouwingshoogte
en bebouwingstype. Ook langs de Bloemenweg is dit, evenwel in mindere mate, het
geval. Voorts is de onduidelijke structuur van deze straat het gevolg van de
functiemenging, waardoor de straat deels een woonstraatkarakter, deels een
karakter van een bedrijventerrein heeft.
Binnen de buurt is de
structuur duidelijk, zowel binnen het deel met de noodwoningen als voor de
woningen in rode baksteen. In het algemeen betreft het rijwoningen, die een
duidelijke straatbegeleiding geven, met op de hoeken een bijzonder element,
bijvoorbeeld in de vorm van bebouwing in drie bouwlagen. Tussen de John F.
Kennedysingel en de Renier Nafzgerstraat liggen drie woongebouwen in vier
bouwlagen, die duidelijk dissoneren met het beeld dat de buurt als geheel
oproept.
Uit een veel latere fase
dan het stedenbouwkundig plan van Dingemans dateert het Raccordement. Dit
bebouwingscluster in drie à vier bouwlagen, daterend uit de jaren tachtig,
kenmerkt zich door een compacte stedelijke bebouwing die sterk afwijkt van de
rest van het plangebied. Hetzelfde geldt voor het gebouw in zes bouwlagen aan
de uiterste noordzijde van de wijk. Dit in witte steen opgetrokken gebouw
markeert aan de Duitse Poort de entree van de buurt.
3.4. Functionele karakteristiek
(zie functiekaart)
- Wonen
De buurt Heugemerveld is
goeddeels te beschouwen als een homogeen woongebied. Niet alleen heeft het
wonen de overhand, ook de differentiatie binnen de woningvoorraad is relatief
klein. In het algemeen betreft het huurwoningen van de woningcorporatie (82%
oftewel 1275 woningen). Een kleiner deel van de woningen behoort tot de
particuliere, duurdere huursector (10%). Deze woningen zijn met name
geconcentreerd op het voormalige Lelieterrein.
Slechts 8% van de woningen
behoort tot de koopwoningvoorraad. Het gebrek aan woningdifferentiatie en de
slechte kwaliteit van een deel van de huurwoningen vormt een van de belangrijkste
problemen binnen de buurt.
- Voorzieningen
Binnen de buurt
functioneert een aantal voorzieningen, waaronder twee scholen, de kerk, de
peuterspeelzaal, het buurtcentrum en een aantal winkels en horecagelegenheden.
Met name de maatschappelijke voorzieningen voldoen niet meer aan de eisen van
deze tijd. De bebouwing is sterk verouderd. Door het gebrek aan
woningdifferentiatie heeft een uitstroom van de hogere inkomens plaats gevonden
en, daarmee samenhangend, een afkalving van het buurtkader, het
verenigingsleven en de voorzieningen binnen de buurt.
Bij de
detailhandelsbestemming zijn zogenaamde smartshops uitgesloten. Dit zijn
winkels waar psychotrope stoffen worden verkocht. Psychotrope stoffen zijn
middelen die een wijziging teweegbrengen in de zielstoestand en de geestelijke
functies van mensen. Deze stoffen kunnen variëren van paddestoelen,
kruidentheesoorten, hennepwijn tot "herbal XTC". Koffie,
"gewone" thee, drop, tabak, alcohol, wettelijk erkende geneesmiddelen
e.d. vallen vanzelfsprekend niet onder deze psychotrope stoffen.
Dergelijke winkels
vestigen zich in leeggekomen winkelpanden. De ruimtelijke uitstraling van deze
winkels verschilt van die van de reguliere winkels. Dit wordt enerzijds
veroorzaakt door de producten die worden verkocht en anderzijds door het
publiek dat wordt aangetrokken (jongeren op zoek naar drugs). Een concentratie
van ondernemingen die zich richten op het gemakkelijk toegankelijke, weinige
investering eisende massatoerisme tast het vestigingsklimaat voor andere,
hoogwaardige en meer diverse functies aan en daarmee ook de leefbaarheid van
de buurt.
De leefbaarheid wordt
voorts aangetast door het agressieve of zelfdestructieve gedrag van een deel
van het publiek, mede voortvloeiend uit een combinatie van drank en
(smart)drugs, en het feit dat dealers de directe omgeving van drugstoeristen
opzoeken.
In het plangebied komen
tot op dit moment geen smartshops voor. Elders in de stad is het aantal
smartshops echter snel toegenomen. Derhalve is besloten de vestiging van
smart-shops voor de gehele gemeente te reguleren, waarbij tevens ongewenste
verplaatsing voorkomen dient te worden. Ook in dit bestemmingsplan worden
smartshops dan ook als een niet toegelaten functie aangemerkt en wordt een
vrijstellingsbevoegdheid opgenomen waarvan op grond van het gemeentelijk
smartshop-beleid al dan niet gebruik gemaakt zal worden.
- Overige functies
Met
name
aan de rand van het plangebied ligt een aantal bedrijfsmatige functies. Langs
de Bloemenweg zijn deze veelal georiënteerd op de dienstverlening aan de
automobilist. De overige bedrijven binnen het plangebied zijn zeer divers van
aard. Voorts liggen er enkele kantoren en is er sprake van enige
consumentverzorgende ambachtelijke activiteiten en aan huis gebonden beroepen.
Vrijwel al deze functies hebben geen buurtondersteunend karakter.
In het plangebied zijn
momenteel geen seks- en/of pornobedrijven dan wel prostitutiebedrijven
aanwezig. Sinds de opheffing van het bordeelverbod als gevolg van de op 1
oktober 2000 doorgevoerde wijziging van het Wetboek van Strafrecht is de
vestiging van dergelijke inrichtingen in Heugemerveld (en het overige
grondgebied van de gemeente Maastricht) echter mogelijk indien in het
bestemmingsplan geen regeling is opgenomen die vestiging uitsluit. In verband
hiermee heeft de raad op 5 september 2000 een prostitutiebeleid vastgesteld. Om
op een efficiënte en effectieve wijze uitvoering te kunnen geven aan dit beleid
is het noodzakelijk om een sturingsmiddel in de bestemmingsplannen te creëren.
Hiertoe is in het
onderhavige bestemmingsplan een juridische regeling opgenomen die voorziet in
begripsomschrijvingen van seks- en/of pornobedrijf en straatprostitutie,
waarmee dit soort bedrijven in alle bestemmingen worden uitgesloten. In artikel
17 wordt de mogelijkheid opgenomen om vrijstelling te kunnen verlenen voor de
vestiging van een seks- en/of pornobedrijf en/of het toestaan van
straatprostitutie, mits dit conform het door de raad vast te stellen beleid is.
3.5. Verkeersstructuur (zie
kaart toekomstige verkeersstructuur)
- Autoverkeer
Door de afsluiting van de
Heugemerweg nabij de Renier Nafzgerstraat is het plangebied aan de westzijde
duidelijk verkeersluwer geworden. Het belangrijkste entreepunt voor het
autoverkeer aan de noordzijde is de Duitse Poort. Door de vormgeving van de
aansluiting Duitse Poort/Baron van Hövellstraat met de Bloemenweg wordt het
verkeer vooral door laatstgenoemde straat geleid. Als gevolg hiervan ontstaat
in de Bloemenweg sluipverkeer vanuit de stad in de richting van de A2.
De belangrijkste entree
aan de zuidzijde wordt gevormd door de Jonkheer Ruysstraat en aan de oostzijde
door de Minister Aalbersestraat. Het gebied is in het algemeen echter autoluw
en vrijwel alle straten hebben een woonstraatkarakter. Door de relatief geringe
lengte van de meeste straten, de vele gelijkwaardige kruisingen met voorrang
voor verkeer van rechts en het parkeren, dat veelal op straat plaats vindt,
nodigt de infrastructuur van de wijk in het algemeen niet uit tot (te) hard te
rijden in het plangebied.
Zoals in het voorgaande
reeds werd vermeld wordt binnen het plangebied, als gevolg van de
karakteristiek met de vele rijwoningen, in het algemeen geparkeerd op straat.
Doorgaans leidt dit (nog) niet tot probleemsituaties. In bijzondere gevallen
(bijvoorbeeld evenementen in het MECC) kan dit wel tot parkeeroverlast leiden.
Aan de noordzijde van het plangebied (het Raccordement en bebouwing aan de
entree van het plangebied aan de Duitse Poort) vindt parkeren ondergronds
plaats. De middelhoogbouw aan de Renier Nafzgerstraat heeft deels mogelijkheden
voor parkeren onder de bebouwing en deels op de bijbehorende parkeerplaats.
- Openbaar vervoer
Openbaar vervoer vindt
binnen het plangebied plaats door middel van de stadsbus. Stations van de
Nederlandse Spoorwegen (Centraal Station en Randwyck) zijn op loopafstand van
het plangebied gelegen.
- Langzaam verkeer
Specifieke
Iangzaamverkeersvoorzieningen binnen het plangebied zijn er vooral voor voetgangers,
in de vorm van trottoirs. Gezien de verkeersintensiteiten zijn ook nauwelijks
extra voorzieningen nodig. Langs de John F. Kennedysingel loopt het fietspad
dat Heer met de binnenstad verbindt. Dit fietspad heeft voornamelijk een
doorgaande functie. Via de fietstunnel onder de John F. Kennedysingel is er
tevens een verbinding met Randwyck. De aansluiting van deze fietstunnel op het
plangebied is momenteel niet optimaal. Binnen de wijk zelf zijn er geen
specifieke fietsvoorzieningen. De verkeersintensiteiten zijn ook niet zodanig
dat dit is. Wel is het zo dat het éénrichtingsverkeer in de meeste straten niet
voor het fietsverkeer geldt.
Het hoofdthema van de herstructurering
in het buurtplan voor Heugemerveld is het verbeteren van de leefbaarheid.
Heugemerveld dient een buurt te worden, waar meerdere typen stadsbewoners zich
thuis voelen. De sociale cohesie moet hersteld worden door de fysieke en
sociale revitalisering van de buurt. De werkloosheid dient te dalen, de
objectieve en subjectieve onveiligheid zullen tot een aanvaardbaar niveau
moeten worden teruggebracht en de voorzieningen binnen de buurt dienen van een
aanvaardbaar niveau te zijn. Het zal duidelijk zijn dat deze doelstellingen
slechts deels kunnen worden bereikt via het ruimtelijke ordeningstraject.
Desondanks is de toekomstige ruimtelijke herstructurering en de
planologisch-juridische vertaling hiervan het belangrijkste uitgangspunt van
dit bestemmingsplan.
Het perspectief voor de
wijk Heugemerveld heeft met name een impuls gekregen door de stedenbouwkundige
ontwikkeling van het Céramique-terrein. De conclusie van de stedenboukundige
inventarisatie van Heugemerveld is dat de hoofdstructuur, ontworpen door
Dingemans, nauwelijks enige verbetering behoeft en dat alleen op detailpunten
hierop ingegrepen wordt. Anders is het gesteld met de kwaliteit van de
bebouwing en de functionele gebruikskwaliteit hiervan. Zo voldoen de
noodwoningen uit de jaren vijftig niet meer aan de eisen van deze tijd. Hetzelfde
geldt voor een aantal voorzieningen, zoals het buurtcentrum, de kerk, de
scholen, de peuterspeelzaal en de gymzaal. De winkelvoorzieningen liggen,
zoals eerder gesteld, deels verspreid over de buurt. Daarnaast is er geen
goede stedenbouwkundige overgang tussen Heugemerveld en Céramique. De openbare
ruimte en de groenstructuur geven een "onaf' beeld en de verkeersstructuur
laat op bepaalde plaatsen te wensen over.
In het navolgende wordt
ingegaan op de maatregelen die het ruimtelijke beeld en het functioneren van
de buurt dienen te verbeteren.
4.2. Stedenbouwkundige structuur
(zie kaart toekomstige ruimtelijke structuur)
Gezien de kwaliteit van
het stedenbouwkundige ontwerp van Dingemans wordt hierbij in hoofdlijnen bij
aangesloten. De bestaande noodwoningen zullen worden gesloopt en vervangen door
nieuwbouwwoningen (eveneens in twee bouwlagen) die bij de huidige wooneisen
aansluiten. De structuur van de bestaande bebouwing zal echter worden
gehandhaafd. De bebouwing langs de Reinier Nafzgerstraat, zowel de noodwoningen
als het buurtcentrum/peuterspeelzaal, zal worden geamoveerd en worden vervangen
door woningen. Het bestaande schoolgebouw en de gymzaal aan het Kardinaal van
Rossumplein zullen plaats maken voor een nieuwe, zogenaamde "brede
school" (school met gymzaal en maatschappelijke voorzieningen, zoals
verenigingsfaciliteiten), in twee bouwlagen. Met betrekking tot de kerk is het
op voorhand niet uit te sluiten dat het kerkgebouw in de toekomst elders op
het Kardinaal van Rossumplein zal worden gesitueerd.
De bebouwing langs de
Heugemerweg blijft voor een deel gehandhaafd en dient deels te worden gesloopt
om plaats te maken voor verkeersverbindingen tussen Céramique en het plangebied.
Het betreft hier de doortrekking van de Sphinxlunet naar de Jonkheer Ruysstraat
en de aanleg van de - nog niet bestaande - Boschlunet tussen Avenue Céramique
en Jonkheer Ruysstraat. De bestaande, te handhaven bebouwing kan worden
verhoogd tot maximaal drie bouwlagen, al dan niet met kap. De bebouwing aan de
Heugemerweg ten zuiden van de geprojecteerde aansluiting met de Boschlunet zal
worden gesloopt om plaats te maken voor een haakvormig gebouw dat het
Céramique-terrein fysiek gaat verbinden met Heugemerveld.
De drie woonflats aan
de zuidzijde van het plangebied, naast het Indigo-gebouw, zullen worden
vervangen voor twee kantoorgebouwen met een hoogte van ongeveer 20 meter.
4.3. Openbare ruimte en groenstructuur
In het algemeen geldt dat
het bestemmingsplan niet het instrument is waarmee voldoende
sturingsmogelijkheden aan de inrichting van het plangebied kunnen worden
gesteld. Het plan biedt immers alleen de ruimtelijke randvoorwaarden.
Aanvullende mogelijkheden zijn er wat dat betreft gelegen binnen het kader van
het instrument "beeldkwaliteitplan".
Ten behoeve van de
inrichting van de wijk zijn het Beeldkwaliteitsplan Heugemerveld en het Beeldkwaliteitsplan
Heugemerweg opgesteld. Burgemeester
en Wethouders zullen deze beeldkwaliteitplan bij de verdere inrichting van het
plangebied - met name daar waar het betreft de architectonische vertaling van
de in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen stedenbouwkundige
randvoorwaarden - als beleids- en toetsingskader voor de herstructering van Heugemerveld
hanteren. Voorts is in het bestemmingsplan, voor wat betreft de dakvorm van de
nieuwbouwwoningen, een directe relatie gelegd met betrekking tot beide
beeldkwaliteitplannen.
Ten aanzien van de
openbare ruimte wordt voorgesteld meer uniformiteit aan te brengen in het
toegepaste bestratingmateriaal, het straatmeubilair en de verlichting. Rijbaan,
trottoir en parkeerplaatsen dienen duidelijk gemarkeerd te worden. Voor
blinden en minder validen (vooral ouderen) dienen meer voorzieningen te worden
aangebracht. Daarnaast zullen ook de voetgangersverbindingen moeten worden
verbeterd.
Wat betreft de
herinrichting van het openbaar groen wordt voorgesteld om nieuwe bomen als
aanvulling op de reeds aanwezige ruimtebepalende (Kardinaal van Rossumplein) en
stratenbegeleidende (onder meer Baron van Hövellstraat) bomen toe te voegen.
Langs de Renier Nafzgerstraat en de Jonkheer Ruysstraat dienen nieuwe bomen te
worden aangeplant ter benadrukking van de begrenzing van de buurt. Na de
eventuele verlegging van de Monseigneur Poelsstraat dient het Monseigneur
Poelsplein heringericht te worden. Daarnaast zullen de bestaande
speelvoorzieningen op de verschillende pleinen verbeterd moeten worden. Het
Kardinaal van Rossumplein vraagt, nadat de ter plekke voorgenomen
bouwwerkzaamheden zijn voltooid, om een herinrichting van de openbare ruimte.
De ruimte zal worden ingevuld met ruimtebepalende en stratenbegeleidende bomen.
Het Kardinaal van Rossumplein dient een openbaar plein te worden met een
groenfunctie, waarbij de zichtlijn vanaf de Baron van Hövellstraat gehandhaafd
zal blijven. Het Aalmoezenier Verheggenplein wordt qua vorm aangepast aan de
algemene gebiedsstructuur. De verharding van dit plein zal worden verwijderd.
Het plein zelf wordt ingepast in het algemene groenconcept binnen de wijk. In
het Raccordement kan een deel van de verharding in het openbare gebied
verdwijnen. Dit deelgebied kan worden opgewaardeerd door het aanleggen van
groenvoorzieningen.
De verkeerstructuur binnen
het plangebied zal een aantal wijzigingen ondergaan, teneinde de
verkeersveiligheid binnen het plangebied te verhogen, het (sluip)verkeer te
verminderen en het fietsverkeer beter te verbinden met Randwyck.
Door herstructurering van
de Bloemenweg zal het sluipverkeer hier verminderen. Van zuidelijke naar
noordelijke richting wordt éénrichtingsverkeer ingesteld. Ter plaatse van de
kruising met de Duitse Poort wordt de directe verbinding met de binnenstad
opgeheven De directe verbinding van de Baron van Hövellstraat met de binnenstad
wordt hersteld. Ter plaatse van de kruising van de Bloemenweg met de Duitse
Poort wordt, in navolging van de historische structuur, het oude plein (met
éénrichtingsverkeer) hersteld. Het straatprofiel van de Duitse Poort wordt door
het planten van bomen optisch versmald. De voorzieningen voor fietsers in de
Bloemenweg dienen te worden verbeterd.
Als gevolg van de ingrepen
ten behoeve van nieuwbouw aan de Renier Nafzgerstraat ontstaat ruimte voor de
aanleg van een ventweg in het verlengde van de Alfons Ariënsstraat. Door de
aanleg van deze ventweg wordt het fiets- en het bestemmingsverkeer gescheiden
van het doorgaande verkeer, hetgeen de verkeersveiligheid ten goede zal komen.
Het kruispunt van de Jonkheer Ruysstraat met de Renier Nafzgerstraat wordt
heringericht en zal een van de toegangspunten tot de wijk gaan vormen. Door de
sloop van de noodwoningen aan de Monseigneur Poelsstraat ontstaan mogelijkheden
om het verloop van de straat en het kruispunt met de Jonkheer Ruysstraat te
verbeteren.
De Heugemerweg zal, net
zoals nu het geval is, niet meer aansluiten op de oprit naar de John F.
Kennedybrug. De straat zal een aantal nieuwe kruisingen krijgen als gevolg
waarvan de verkeersstructuur van Heugemerveld wordt aangesloten de
verkeersstructuur van Céramique.
De parkeerdruk binnen het
plangebied neemt, onder invloed van de ligging ten opzichte van het MECC, toe.
Om deze toename tegen te gaan wordt een aantal maatregelen getroffen, waarvan
een groot deel valt buiten de stedenbouwkundige context van het voorliggende
plangebied. Bij de nieuwbouw in de wijk wordt er zoveel mogelijk naar gestreefd
het parkeren te integreren in de bebouwing, waardoor de parkeerdruk in de
straten niet toeneemt.
5.1. Milieuaspecten
(zie kaart milieu)
- Duurzaam bouwen en binnenmilieu
Het gemeentelijk Milieubeleidsplan
(1993) geeft aan dat de gemeente, via bestemmingsplannen, het voortouw kan
nemen voor mens- en milieuvriendelijke (woning)bouwprojecten. Een milieuhygiënische
afweging bij de inrichting of herinrichting van de stedelijke ruimte vormt een
onmisbare schakel tussen de ruimtelijke ordening en het beheer van de
milieuruimte.
Aanpak van de
binnenmilieuproblematiek dient vervolgens plaats te vinden door toetsing van
bouwplannen. Indien een bouwplan voldoet aan de bouwverordening is de gemeente
verplicht de vergunning te verlenen. Dat neemt niet weg dat er mogelijkheden
zijn om milieuvriendelijker te bouwen dan op basis van die regelgeving het
geval is. Naast mogelijkheden als voorlichting aan bewoners en bouwers en
milieuvriendelijk bestemmen c.q. ruimtelijk inrichten kan de gemeente, al of
niet met gebruikmaking van de mogelijkheden die subsidieregelingen bieden, overeenkomsten
afsluiten die gebaseerd zijn op een wederzijdse wilsverklaring. Met name
datgene dat met behulp van publiekrechtelijke regelingen niet verplicht kan
worden gesteld (bijvoorbeeld andere of strengere milieueisen) kan voor zover
mogelijk via projectovereenkomsten worden bereikt.
Afhankelijk van de locatie
en de toekomstige gebruikers kan extra aandacht worden besteed aan
milieutechnische aspecten als duurzaamheid, kwaliteit van het binnenmilieu,
energetische kwaliteit, materiaalgebruik en gescheiden afvalinzameling tijdens
bouw en beheer. De gemeente heeft bovenstaand beleid in het milieubeleidsplan
vertaald in een aantal actiepunten.
- Geluid: algemeen
Op het plangebied is de
Wet geluidhinder van toepassing. Deze wet stelt onder andere normen voor de
realisering van nieuwe, geluidsgevoelige bestemmingen. Teneinde voor deze
nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen ook een goed woon- respectievelijk
leefmilieu te realiseren, dient toetsing plaats te vinden aan de in de wet
gestelde normen. In het navolgende wordt nader ingegaan op de normering
ingevolge wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. De akoestische berekeningen zijn
opgenomen in de losse bijlagen 1 en 2 bij deze toelichting.
- Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet
geluidhinder dient bij de voorbereiding van de vaststelling of de herziening
van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden,
behorende tot een geluidzone van een weg, een akoestisch onderzoek ingesteld te
worden. Dit akoestisch onderzoek dient inzicht te geven in de op nieuw te
bouwen woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen optredende
geluidbelasting en op bestaande woningen en geluidsgevoelige bestemmingen,
indien er sprake is van een reconstructie dan wel de nieuwe aanleg van een weg.
In zijn algemeenheid dient in nieuwe situaties gestreefd te worden naar een
maximaal optredende geluidbelasting van 50 dB(A) op de gevels van nieuw te
bouwen woningen. Indien deze waarde redelijkerwijs niet in acht kan worden
genomen is in sommige gevallen ontheffing mogelijk door Gedeputeerde Staten.
Sinds de wetswijziging van
1 maart 1993 van de Wet geluidhinder hebben in principe alle wegen binnen de
gemeente een geluidszone. De Wet geeft de gemeenten echter tevens de mogelijkheid
een geluidsniveaukaart op te stellen, op basis waarvan automatisch ontheffing
kan worden verkregen van de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor
geluidbelastingen tot 55 dB(A). De geluidsniveaukaart (door de gemeenteraad van
Maastricht vastgesteld bij raadsbesluit van 16 mei 1995) geeft de
zoneringsplichtige wegen aan en beschrijft de geluidzone van alle wegen in de
gemeente in de huidige situatie en voor de situatie over 10 jaar. Algemeen geldt,
dat wegen in een woonerf en 30 km/uur-zone niet zoneplichtig zijn.
De geluidsniveaukaart
dient de uit akoestisch oogpunt gewenste afwikkeling van het verkeer weer te
geven en dient te zijn vervaardigd op basis van een verkeersmilieumodel. Op
basis van deze afwikkeling zal de milieusituatie buiten het hoofdwegennet
dienen te verbeteren. Volgens de geluidsniveaukaart is een aantal wegen binnen
of in de omgeving van het plangebied zoneplichtig. Enkele daarvan hebben in de
toekomst, op basis van te nemen verkeersmaatregelen, een zodanig lage
verkeersintensiteit dat de 50 dB(A)-contour op minder dan 11,25 meter van de
weg is gelegen. Voor de volgende wegen/straten ligt de 50 dB(A)-contour op meer
dan 11,25 m.:
Straat |
50 dB(A) |
55 dB(A) |
60 dB(A) |
65 dB(A) |
|
|
|
|
|
Renier Nafzgerstraat |
72.00 m. |
38,00 m. |
18,00 m. |
3.00 m. |
Afrit John F.
Kennedysingel |
59.00 m. |
30,00 m. |
14.00 m. |
6.00 m. |
Oprit John F.
Kennedysingel |
66,00 m. |
35,00 m. |
16,00 m. |
7,00 m. |
John F. Kennedysingel
|
222,00 m. |
116,00 m. |
63,00 m. |
32,00 m. |
Ten behoeve van
bouwplannen voor geluidsgevoelige bestemmingen dient binnen de geluidszone van
genoemde wegen een akoestisch onderzoek te worden verricht, indien sprake is
van een directe(of uit te werken) bestemming. Bij alle bouwlocaties is dit het
geval. Hierbij is grotendeels tevens sprake van vervangende nieuwbouw. Voor
vervangende nieuwbouw dient, indien er sprake is van hogere geluidswaarden dan
de voorkeurswaarde van 50 dB(A) (of, zoals in het geval van de gemeente
Maastricht: hoger dan de algehele ontheffingswaarde van 55 dB(A)), de
vaststelling van hogere grenswaarden te worden aangevraagd bij Gedeputeerde
Staten (de zogenaamde "vervangende nieuwbouwontheffing"). Om tot
vaststelling (tot maximaal 70 dB(A)) te kunnen overgaan, moet worden voldaan aan
een aantal voorwaarden:
·
het dient te gaan om de vervanging van bestaande
woningen of geluidsgevoelige objecten door nieuwe woningen;
·
er dient te worden voldaan aan de eisen van het
bouwbesluit (binnenniveau maximaal 35 dB(A);
·
het mag niet gaan om een ingrijpende wijziging in de
bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;
·
het aantal geluidgehinderden mag niet wezenlijk
toenemen (vergelijkbaar aantal woningen).
Daarnaast vindt invulling
plaats met nieuwbouw op plaatsen waar voorheen geen woningen of andere
geluidsgevoelige functies waren gelegen. Ten behoeve van deze woningen dient in
een aantal gevallen een hogere waarde te worden aangevraagd. Onder voorwaarden
kan ontheffing worden verleend tot 65 dB(A).
Ter hoogte van de
aansluiting van het plangebied op het Céramique-terrein vindt er een wijziging
plaats van zowel de wegenstructuur als de bebouwingsstructuur. Hier geldt dat
zowel ten aanzien van de bestaande woningen als de (vervangende)
nieuwbouwwoningen er sprake dient te zijn van een akoestische situatie die
binnen de norm valt en dat er, indien de voorkeursgrenswaarde niet wordt
behaald, hogere waarden moeten worden aangevraagd, al dan niet in combinatie
met het nemen van akoestische maatregelen aan de woningen. Voor bestaande
woningen aan een nieuwe of te reconstrueren weg bedraagt de maximale
ontheffingswaarde 65 dB(A); voor nieuwe woningen en vervangende nieuwbouw
bedraagt deze maximaal 60 dB(A).
Tot slot zullen de aan de
Renier Nafzgerstraat alsmede de halverwege de Alfons Ariënsstraat te realiseren
woningen een geluidsafschermende functie gaan vervullen ten behoeve van de achterliggende,
in het kader van de voorschriften van het onderhavige plan als
uitwerkingsgebied opgenomen woningbouwlocatie (Monseigneur Poelsstraat en
omgeving) resp. het Kardinaal van Rossumplein en nabije omgeving. Daartoe
worden aan beide bovengenoemde straten de woningen resp. het woon-/zorgcomplex
in aaneengesloten vorm gerealiseerd. De betreffende gebouwen dienen akoestisch
gunstig te worden ingedeeld.
Het aanvraagformulier voor
vaststelling van hogere grenswaarden als bedoeld in artikel 83 van de Wet
geluidhinder met betrekking tot woningbouw aan de Renier Nafzgerstraat, het
Aalmoezenier Verheggenplein en de John F. Kennedysingel is als bijlage 1
toegevoegd.
- Spoorweglawaai
Het oostelijk deel van het
plangebied valt binnen de geluidsinvloedssfeer van de spoorlijn Maastricht-Luik.
Bij projectie van geluidsgevoelige bestemmingen binnen een zone van 200 meter
van deze spoorlijn is akoestisch onderzoek conform artikel 14 van het Besluit
geluidhinder spoorwegen noodzakelijk. Voor deze spoorlijn is in het kader van
de normering per 1 januari 2000 de 57 dB(A), de 65 dB(A) en de 70 dB(A) contour
berekend. De 57 dB(A) contour ligt op 78 meter van de spoorlijn, de 65 dB(A)
contour op 47 meter en de 70 dB(A) contour op 19 meter. Daarbij is rekening
gehouden met de plaatsing van een geluidsscherm tussen de Bloemenweg en de
spoorlijn. Een deel van de vervangende nieuwbouw ondervindt een akoestische
productie die boven de voorkeurswaarde ligt. Ook in het geval van deze woningen
dient een procedure voor het verkrijgen van een hogere waarde te worden
doorlopen.
Het aanvraagformulier voor vaststelling van hogere
grenswaarden als bedoeld in artikel 14 e.v. van het Besluit geluidhinder
spoorwegen is als bijlage 2 toegevoegd.
- Bodem
Algemeen
Voor het totale oppervlak
van de gemeente Maastricht, exclusief het buitengebied, is het beleid van
Actief Bodembeheer van toepassing. Dit houdt in dat voor saneren,
bouwvergunningen en bestemmingsplanwijzigingen dezelfde eisen gelden.
Beschrijving van het gebied
Het plangebied
Heugemerveld kent, voor wat betreft de bodemkwaliteit, een tweetal bepalende
factoren: de ophogingen in relatie tot het langdurige gebruik en de voormalige
overstromingen van de Maas. Het langdurig in gebruik zijn van het Heugemerveld
heeft ertoe geleid dat veel bodemvreemd materiaal in de bodem aanwezig is. Er
is daarom veelal sprake van verhoogde bijmengingen en, daarmee samenhangend,
verhoogde concentraties van zware metalen en PAK (vaak tot boven de
interventiewaarde). Heugemerveld kent naast ophogingen tevens een door de Maas
afgezette laag verontreinigd slib in de bodem, eveneens met verhoogde concentraties
van zware metalen en PAK.
Regelgeving
Bij het creëren van nieuwe
functies dan wel het legaliseren van wederrechtelijke, reeds bestaande
functies wordt het beleid aangehouden dat beschreven is in het gemeentelijke Bodembeheerplan
Maastricht 2000 (vastgesteld bij raadsbesluit van 2 december 1999).
De provinciale nota Actief
bodembeheer in Limburg vormt de basis voor dit plan. Het gemeentelijk
bodembeheerplan is de gebiedsspecifieke invulling van de beleidsruimte die
aanwezig is op basis van de Woningwet, de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de
Wet bodembescherming. Het gemeentelijk bodembeheerplan fungeert als kader voor
het bestemmingsplan om een zo helder mogelijk beeld te creëren voor
bouwwerkzaamheden en het wijzigen van functies.
Gebiedseigen kwaliteit van de bodem
Binnen de gemeente
Maastricht is, onder meer voor Heugemerveld, de gebiedseigen kwaliteit berekend
conform de methodiek die in de provinciale beleidsnota Actief bodembeheer is
vastgesteld. Deze gebiedseigen kwaliteit wordt uitgedrukt in
achtergrondgrenswaarden van enkele stoffen die kenmerkend zijn voor het gebied.
Betreffende grenswaarden zijn vastgelegd in een rapport met bijbehorende
bodemkwaliteitskaarten. Het onderzoek dat hieraan ten grondslag ligt is
gerapporteerd in Bodemonderzoek ter plaatse van het stadsdeel Heugemerveld
te Maastricht, juli 1999, rapportnr. R089.99. Het betreffende gebied valt
volgens de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Maastricht onder het
deelgebied "ophoging".
Achtergrondgrenswaarden
(Cagr), uitgedrukt in mg/kg d.s.
Stof |
Ophoging |
|
|
Arseen |
30 |
Cadmium |
3 |
Koper |
67 |
Kwik |
0,48 |
Lood |
260 |
Nikkel |
32 |
Zink |
990 |
PAK |
15 |
Bodemsanering algemeen
Binnen het plangebied
Heugemerveld vindt de komende jaren - de periode 2000-2005 - gefaseerd een
aantal bouwactiviteiten plaats. Hieraan voorafgaand dient grondverzet plaats te
vinden en zal er deelgebied worden onderzocht of bodemsanerende maatregelen
noodzakelijk zijn en op welke wijze.
Wanneer binnen een
deelgebied een gebiedseigen bodemkwaliteit wordt aangetroffen geldt er geen
saneringsdoelstelling in de zin van de Wet bodembescherming. De bodemkwaliteit
komt dan immers overeen met de kwaliteit die kenmerkend wordt geacht voor het
gebied en die ook bij nieuwe activiteiten wordt geaccepteerd. Vrijkomende grond
met als kwaliteit achtergrondgrenswaarde zal zo mogelijk binnen het plangebied
worden toegepast conform het bodembeheerplan. Voor locaties waar sprake is van
een gebiedseigen verontreiniging tot boven de achtergrondgrenswaarde is het
noodzakelijk sanerende maatregelen te treffen. De saneringsmaatregelen zullen
gericht zijn o het bereiken van een bodemkwaliteit die overeenkomt met de gebiedseigen
kwaliteit. Daarnaast worden sanerende maatregelen getroffen op die terreindelen
waar de risicowaarde (C arn) voor de functie woningbouw wordt overschreden.
Fasering plangebied
De uitvoering van het
totale stedenbouwkundige plan is verdeeld over 5 fasen en is voorzien voor de
periode 2000-2005. De uitvoering van fase 0 en 1 geschiedt in 2000 en 2001 (zie
tevens de situatieschets met fasering nieuwbouw).
Fase 0
De kwaliteit van het
gebied fase 0 is op basis van het rapport Bodemonderzoek ter plaatse van het
stadsdeel Heugemerveld te Maastricht als licht verontreinigd te kenmerken,
passend binnen het kwaliteitsbeeld zoals vastgelegd in de gemeentelijke
bodemkwaliteitskaart. Bovendien geeft een aanvullend verkennend onderzoek ter
plaatse van het Kardinaal van Rossumplein aan dat alle aangetroffen lichte verontreiniging in zowel de
boven- als de ondergrond beneden de geldende achtergrondwaarden liggen.
Bovendien wordt voor dit deelgebied nergens de ARN overschreden. De gegevens
van dit onderzoek staan verwoord in het rapport Verkennend bodemonderzoek
en in-situ partijkeuring locatie Kardinaal van Rossumplein te Maastricht. Dit
onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Maastricht door Haskoning
(rapp. nr. KI037. A0/R001/ MTE/AC d.d. 13 november 2000). Concluderend kan
worden gesteld dat, indien bij de toekomstige bouwactiviteiten grondverzet
dient plaats te vinden, dit conform het vastgestelde bodembeheerplan kan
geschieden. De te maken kosten voor dit onderdeel dienen ten laste te komen van
de planexploitatie.
Fase 1
Op basis van het rapport
Bodemonderzoek ter plaatse van het stadsdeel Heugemerveld te Maastricht is
de kwaliteit van fase 1 bepaald. Ter voorbereiding op een noodzakelijk
grondverzet ten behoeve van de nieuwbouw ter plaatse is de kwaliteit van de
bodem voor dit deelgebied
nader bepaald. Dit
staat verwoord in het onderzoeksrapport
d.d. november 1999 (rapp. nr. RI33.99), waarmee door Gedeputeerde Staten is
ingestemd op 7 maart 2000.
De kwaliteit van de bodem
is zodanig dat er sprake is van lichte tot matige verontreiniging van enkele
zware metalen waaronder koper, lood, nikkel en zink. Op een aantal plaatsen
wordt ook de interventiewaarde van de verschillende metalen overschreden.
Plaatselijk ligt het loodgehalte boven de ARN. Na saneren is sprake van
gebruiksbeperkingen. Voor een beschrijving hiervan wordt verwezen naar de
artikelen 6 en 7 van de voorschriften van dit bestemmingsplan.
Fase 2
De kwaliteit van het
gebied fase 2 kan, op basis van het rapport Bodemonderzoek ter plaatse van
het stadsdeel Heugemerveld te Maastricht, als licht verontreinigd worden
beschouwd, passend binnen het kwaliteitsbeeld zoals vastgelegd in de
gemeentelijke bodemkwaliteitskaart. De kwaliteit is zodanig dat bij grondverzet
als gevolg van nieuwbouwactiviteiten het bodembeheerplan gevolgd dient te
worden. Om deze bodemkwaliteit te bepalen wordt, voorafgaand aan de ontgraving
van de grond ten behoeve van nieuwbouw, een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd.
Fasen 3 t/m 5
De kwaliteit van deze
deelgebieden is globaal vastgesteld in het rapport Bodemonderzoek ter
plaatse van het stadsdeel Heugemerveld te Maastricht. Op basis van deze
kwaliteitsgegevens kan worden verwacht dat tijdens fase 3, ter hoogte van de
Jonkheer Ruysstraat, sanerende handelingen dienen te worden uitgevoerd.
Plaatselijk worden overschrijdingen van de metalen lood, koper, zink en arseen
aangetroffen. Bovendien overschrijdt PAK de tussenwaarde. Voorafgaande aan de
nieuwbouwactiviteiten ter plaatse zal daarom de bodem kwaliteit nader dienen te
worden bepaald. Uitgaande van dezelfde saneringswijze als het gebied in fase 1
geldt ook hier dat na de sanering gebruiksbeperkingen gelden zoals opgenomen in
de artikelen 6 en 7 van de voorschriften.
Geraamde kosten
bodemsanering van het totaal te ontwikkelen plangebied
De kosten van de sanering
van fase 0 en 1 zijn geraamd op 2,4 miljoen gulden. Verwacht wordt dat voor
fase 2 geen sanerende maatregelen behoeven te worden genomen, maar dat hier alleen
sprake is van het toepassen van het bodembeheerplan als mocht blijken dat er,
als gevolg van grondverzet voor nieuwbouw, grond moet worden afgevoerd.
Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat deze kosten minimaal zullen zijn. Voor de
fasen 3 t/m 5 geldt in feite hetzelfde, behalve voor de Jonkheer Ruysstraat.
Uitgaande van een zelfde saneringsaanpak als toegepast in fase 1 - ter plaatse
van de tuinen een meter ontgraven en ten behoeve van woningbouw eveneens een
meter ontgraven in verband met de aanleg van een juiste fundering en andere
infrastructurele voorzieningen - betekent dit een grondverzet van ca. 10.000 m3.
Dit betekent een extra kostenpost van ongeveer 2,5 miljoen gulden, er vanuit
gaande dat 213e van de grond als ernstig verontreinigde grond dient
te worden afgevoerd. Het totale bedrag van 4,9 miljoen gulden zal worden
gefinancierd uit de ISV-bijdrage. Als zodanig is dit project opgenomen in het
ISV-bodemsaneringsprogramma 2000-2004 van de gemeente Maastricht.
- Bedrijfshinder
In het plangebied is een
aantal bedrijven gevestigd, dat binnen het kader van het onderhavige plan nader
onderzocht is. De bedrijven zijn in het kader van de Wet milieubeheer (Wm)
vergunningplichtig of vallen ingevolge genoemde wet onder een Algemene
Maatregel van Bestuur (AMvB) voor de betreffende bedrijfscategorie.
Ingevolge de Wm of de AMvB
dienen de betreffende inrichtingen te voldoen aan milieurichtlijnen, waardoor
overlast voor omwonenden tot een minimum wordt beperkt. Binnen het plangebied
blijken twee bedrijven aanwezig te zijn die op basis van hun activiteiten
mogelijke hinder kunnen opleveren voor de omgeving: een autoschoonmaakbedrijf
(milieucategorie 3, maximale afstand 50 meter) en een autoreparatie- en schoonmaakbedrijf
c.q. tankstation zonder LPG (milieucategorie 3, maximale afstand 100 meter).
Deze indeling heeft
plaatsgevonden op basis van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering, uitgave
1999. Met name de activiteiten van laatstgenoemd bedrijf kunnen hinder veroorzaken
voor de woonomgeving.
Door de
milieuvergunningen van de respectievelijke bedrijven wordt de daadwerkelijke
hinder ten aanzien van de woonomgeving zoveel mogelijk beperkt.
Bij de eventuele
nieuwvestiging van bedrijven op de bestaande locaties zal in hoge mate rekening
worden gehouden met de potentiële hinder die ten opzichte van de omgeving kan
worden veroorzaakt. In de bijlage van de voorschriften is daarom een Staat van
Bedrijfsactiviteiten opgenomen, die aangeeft welk type bedrijvigheid zich op
de gronden met de betreffende bestemmingen kan vestigen. De bestaande
bedrijvigheid in milieucategorie 3 is onder een 3-jaarsclausule gebracht.
Vrije vestiging (voor zover de gronden zijn bestemd voor bedrijfsdoeleinden)
is mogelijkheid voor bedrijven in de laagste milieucategorieën (1 en 2) in de
zin van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering. Het betreft hierbij
bedrijven die voor hun omgeving nauwelijks of geen hinder veroorzaken. Daarbij
wordt gelet op indicatoren als geur, stof, geluid en gevaar, die in een -
indicatieve - minimaal aan te houden afstand tot woonbebouwing worden
uitgedrukt. Tevens wordt aandacht besteed aan aspecten als lucht-, water- en
bodemverontreiniging, verkeersaantrekkende werking en visuele hinder, die meer
kwalitatief worden beoordeeld. De overige bedrijven (een garage en een
taxibedrijf) veroorzaken minder overlast. Gezien de overwegende woonfunctie van
de buurt zijn deze bedrijven binnen de woonbestemming opgenomen en eveneens
onder een 3-jaarsclausule gebracht.
- Horeca
Voor wijken als
Heugemerveld is ten aanzien van de horeca een consolidatiebeleid van kracht.
Het aantal horecagelegenheden (vier café's, twee fritures en één buurthuis) wordt
binnen het kader van de verzorgingsfunctie voldoende geacht. Beperkte
uitbreiding van de bestaande horeca-gelegenheden is mogelijk. Een verdere
uitbreiding van het aantal horecagelegenheden zou kunnen leiden tot overlast
binnen de buurt.
5.2. Civieltechnische aspecten
- Leidingen
Binnen het plangebied
liggen geen leidingen van Essent, Gasunie, Waterleidingmaatschappij Limburg of
Zuiveringschap met een zodanige diameter of bedrijfsdruk, dat deze binnen het
bestemmingsplan dienen te worden geregeld.
- Bebouwingsgrens spoorwegdoeleinden
Langs de oostzijde van het
plangebied is de spoorlijn tussen Maastricht en Luik gelegen. Aan weerszijden
van de spoorlijn is een zone opgenomen, gebaseerd op het bepaalde in de
artikelen 36 tot en met 40 van de Spoorwegwet, waar bouwen niet is toegestaan.
De bebouwingsgrens verkeersdoeleinden markeert de rand van deze zone, die een
breedte heeft van 11,00 meter gerekend vanuit het hart van de meest
nabijgelegen spoorlijn.
5.3. (Cultuur)historische aspecten
Binnen het plangebied
bevindt zich één monument in de zin van de Monumentenwet. Het betreft hier de
op plankaart A als zodanig aangeduide villa op de hoek van de Heugemerweg en de
Monseigneur Schrijnenstraat (Heugemerweg 57 en 57a).
Binnen het plangebied
liggen geen archeologisch waardevolle terreinen, zoals deze zijn opgenomen op
de archeologische monumentenkaart van Limburg. Wel is er bij de Rijksdienst
voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) een vindplaats in het gebied bekend.
Bij grondwerkzaamheden is hier in 1949 een crematiegraf uit de Romeinse tijd
te voorschijn gekomen. Het gaat daarbij om een graf uit het eerste kwart van de
eerste eeuw na Christus. Aangezien dit graf waarschijnlijk deel uitmaakt van
een groter grafveld moet er vanuit worden gegaan, dat er meer graven aanwezig
zijn. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat er binnen het plangebied nog meer
vindplaatsen bekend zijn.
Voor de in het
plangebied gelegen spoorweg Maastricht-Luik is in het kader van dit bestemmingsplan
de regelgeving van de Spoorwegwet en het Reglement dienst hoofd- en
lokaalspoorwegen (RDHL) van belang.
In de artikelen 36 t/m 38
worden eisen gesteld aan de afstand van bouwwerken en uitgravingen tot de
spoorlijn. De minister van Verkeer en Waterstaat kan op basis van artikel 39 van
de Spoorwegwet ontheffing verlenen van deze afstandseisen. Artikel 40 bevat
meetbepalingen, op basis waarvan de in de artikelen 36 t/m 38 voorgeschreven
afstanden dienen te worden berekend.
Artikel 15 RDHL bepaalt
dat het aan anderen dan de directie van de spoordienst verboden is om zonder
vergunning van de minister van Verkeer en Waterstaat op, in, boven of onder de
spoorweg leidingen, werken, andere inrichtingen of beplantingen aan te brengen
of daarmee verband houdende werkzaamheden uit te voeren.
6.1. Hoofdlijnen
van de planopzet
De bovengegeven
uitgangspunten leiden tot de volgende planopzet:
I. Woondoeleinden (waaronder uit te werken
woondoeleinden)
- Doel
· handhaving
en verbetering van de woonkwaliteit.
- Functioneel
·
woondoeleinden, waaronder aan huis gebonden
beroepen en praktijken, verkeersdoeleinden, parkeervoorzieningen, doeleinden
van openbaar nut en groenvoorzieningen zijn toegestaan;
·
daar waar op plankaart A aangegeven met
letters, zijn ook detailhandelsdoeleinden, horecadoeleinden,
bedrijfsdoeleinden en kantoordoeleinden toegestaan;
·
nieuwbouw is alleen toegestaan daar waar dit
op de plankaart als zodanig is aangegeven;
·
de toegestane functies zijn alleen op de
begane grond toegestaan, behalve wonen, dat ook op de verdiepingen is
toegestaan;
·
de woonfunctie kan binnen het gehele
plangebied deels worden vervangen door aan huis gebonden beroepen en
praktijken, en ateliers en galeries =< 125 m2;
·
afwijkende, reeds aanwezige functies zoals
detailhandelsdoeleinden, horecadoeleinden, kantoordoeleinden > 125 m2
en bedrijven en consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten >
125 m2 zijn apart met een teken aangegeven. Indien deze functies
gedurende drie jaar lang zijn ingevuld door passende functies vervallen de
afwijkende functies;
·
toename door middel van nieuwvestiging van
genoemde afwijkende functies is niet toegestaan;
·
uitoefening van een aan huis gebonden beroep
of praktijk is rechtstreeks mogelijk, mits de woonfunctie in overwegende mate
wordt gehandhaafd; bedrijven en consumentverzorgende ambachtelijke
bedrijfsactiviteiten zijn met vrijstelling mogelijk tot 30% van het
vloeroppervlak en tot maximaal 125 m2;
·
Middels een vrijstelling is het mogelijk
afwijkende functies met 10% uit te breiden.
- Ruimtelijk
·
Handhaving van de op de kaart functionele en
ruimtelijke karakteristiek weergegeven kenmerkende verschijningsvormen.
II. Centrumdoeleinden
- Doel
·
versterking
van de centrumvoorzieningen nabij het Kardinaal van Rossumplein.
- Functioneel
·
woondoeleinden, waaronder aan huis gebonden
beroepen en praktijken, detailhandelsdoeleinden, bijzondere doeleinden,
horecadoeleinden, bedrijfsdoeleinden, waaronder consumentverzorgende
ambachtelijke bedrijfsactiviteiten, kantoordoeleinden, verkeersdoeleinden,
parkeervoorzieningen, doeleinden van openbaar nut en groenvoorzieningen zijn
toegestaan;
·
de toegestane functies zijn alleen op de
begane grond toegestaan, behalve wonen, dat ook op de verdiepingen is
toegestaan;
· detailhandelsdoeleinden
zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 200 m2; bijzondere
doeleinden, bedrijfsdoeleinden, waaronder consumentverzorgende ambachtelijke
bedrijfsactiviteiten en kantoordoeleinden, beslaan maximaal 10% van het binnen
de bestemming aanwezige bedrijfsvloeroppervlak; horecadoeleinden beslaan
maximaal 20% van het binnen de bestemming aanwezige bedrijfsvloeroppervlak, met
een maximum aantal van 3;
·
middels een vrijstelling is het mogelijk één
detailhandelsvestiging te realiseren met een oppervlakte van maximaal 600 m2.
- Ruimtelijk
·
handhaving van de op de kaart ruimtelijke en
functionele karakteristiek weergegeven kenmerkende verschijningsvormen.
III.
Gemengde doeleinden
- Doel
·
positionering
van de gemengde bestemmingen binnen het plangebied.
- Functioneel
· bedrijfsdoeleinden
in de milieucategorieën 1 en 2, kantoordoeleinden, bijzondere doeleinden,
verkeersdoeleinden, parkeervoorzieningen, doeleinden van openbaar nut en groenvoorzieningen
zijn toegestaan;
·
een bedrijfs-/dienstwoning en
bedrijfsdoeleinden in de milieucategorie 3 zijn toegestaan, daar waar op
plankaart A met (een) letter(s) aangegeven.
· de
afwijkende reeds aanwezige functie bedrijfsdoeleinden in de milieucategorie 3
is apart met een teken aangegeven. Waar deze functie 3 jaar lang is ingevuld
door passende functies vervalt de afwijkende functie;
· detailhandel
is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij bedrijfsdoeleinden;
·
uitbreiding van genoemde afwijkende functie
en toename door middel van nieuwvestiging van afwijkende functies is niet
toegestaan;
·
middels een vrijstelling is het mogelijk
afwijkende functies met 10 % uit te breiden.
- Ruimtelijk
·
handhaving van de op de kaart ruimtelijke en
functionele karakteristiek weergegeven kenmerkende verschijningsvormen.
IV.
Kantoordoeleinden
- Doel
·
positionering
van de bestemming kantoordoeleinden binnen het plangebied.
- Functioneel
·
kantoordoeleinden, verkeersdoeleinden,
parkeervoorzieningen, doeleinden van openbaar nut en groenvoorzieningen zijn
toegestaan;
·
de bestemming heeft betrekking op
grootschalige kantoorfuncties;
·
parkeervoorzieningen voor werknemers en
bezoekers dienen zich in overwegende mate binnen de bestemming te bevinden.
- Ruimtelijk
·
handhaving van de op de kaart ruimtelijke en
functionele karakteristiek weergegeven kenmerkende verschijningsvormen.
V. Bijzondere doeleinden
- Doel
·
versterking van de bijzondere doeleinden
(kerk, school, sportzaal en gemeenschapsfaciliteiten) op het Kardinaal van
Rossumplein.
- Functioneel
· bijzondere
doeleinden, recreatieve doeleinden in de vorm van een sportzaal, verkeersdoeleinden,
parkeervoorzieningen, doeleinden van, openbaar nut en groenvoorzieningen zijn
toegestaan;
· een
bedrijfs-/dienstwoning is toegestaan, daar waar op plankaart A met letters
aangeduid;
· kantoor-
en horecadoeleinden zijn als ondergeschikte functies toegestaan.
- Ruimtelijk
·
inpassing van de bijzondere doeleinden binnen
de stedenbouwkundige setting van de buurt.
Vl. Groenvoorzieningen
- Doel
·
versterking
van de groenfunctie binnen Heugemerveld.
- Functioneel
·
de bestemming groenvoorzieningen heeft
betrekking op de bestaande en te creëren groenplekken binnen het plangebied.
·
groenvoorzieningen, speelvoorzieningen,
verkeersdoeleinden in de vorm van fiets- en voetpaden en ondergeschikte
doeleinden van openbaar nut zijn toegestaan.
- Ruimtelijk
·
handhaving en/of realisering van de op de
kaart functionele en ruimtelijke karakteristiek aangegeven kenmerkende
verschijningsvorm.
VII. Spoorwegdoeleinden
- Doel
·
bestemming
van de betreffende gronden voor spoorweggebruik.
- Functioneel
·
spoorwegdoeleinden, verkeersdoeleinden,
geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen en doeleinden van openbaar nut
zijn binnen de bestemming toegestaan.
·
motorbrandstofverkooppunten zijn niet
toegestaan.
- Ruimtelijk
·
Handhaving
bestaande situatie
VIII.
Verkeersdoeleinden
- Doel
·
behoud, uitbreiding en verandering van de
wegenstructuur ten behoeve van een goede ontsluiting van het plangebied.
- Functioneel
·
de bestemming verkeersdoeleinden heeft
betrekking op de bestaande en te creëren ontsluitingswegen en parkeerplaatsen
binnen het plangebied.
·
verkeersdoeleinden, parkeergelegenheden,
groenvoorzieningen, doeleinden van openbaar nut en additionele voorzieningen
zijn binnen de bestemming toegestaan.
·
motorbrandstofverkooppunten zijn niet
toegestaan.
- Ruimtelijk
·
handhaving en/of realisering van de op de
kaart functionele en ruimtelijke karakteristiek aangegeven kenmerkende
verschijningsvorm.
- Algemeen
Het onderhavige plan is
zodanig flexibel opgezet dat, zonder te ingewikkelde procedures en zonder
verlies van de rechtszekerheid van de burger, kan worden ingespeeld op
toekomstige, al dan niet geheel vaststaande ontwikkelingen.
Het plan bestaat uit
voorschriften en een toelichting. Onderdeel van de voorschriften zijn twee
plankaarten: kaart A geeft de bestemmingen aan en kaart B de functionele en
ruimtelijke karakteristiek.
De functionele
karakteristiek geeft de situering van de diverse functies binnen het plangebied
weer; de ruimtelijke karakteristiek geeft de te behouden c.q. gewenste
ruimtelijke kenmerken van het plangebied weer. Beide kaarten hebben een schaal
van 1:2.000.
In de voorschriften zijn
regels opgenomen omtrent het gebruik van de in het plan begrepen gronden en de
zich daarop bevindende bouwwerken. In de beschrijving in hoofdlijnen (artikel
5) staan de programmatische en beleidsmatige uitgangspunten en doelstellingen
voor het gehele plangebied. Dit artikel geeft globaal de richting aan die met
het plan beoogd wordt. De hoofdlijnen worden mede geïllustreerd door plankaart
B.
De bestemmingen zijn in de
voorschriften per afzonderlijk artikel geregeld. De meeste bestemmingen zijn
globaal. Ze omvatten een redelijk groot gebied en er komen in de meeste
gevallen meerdere functies in voor (zie de doeleindenomschrijving). De
beschrijving in hoofdlijnen is, waar nodig, per afzonderlijke bestemming nader
toegespitst.
In de bouwvoorschriften
wordt per bestemming "het bouwen" geregeld, zoals de maximale inhoud
van de woning en de hoogte van andere bouwwerken. Vrijstelling is mogelijk ten
aanzien van een aantal bepalingen in de beschrijving in hoofdlijnen en/of
bouwvoorschriften, die per bestemming zijn gegeven. Tevens is een
uitwerkingsverplichting voor Burgemeester en Wethouders opgenomen, waarbij is
aangegeven welke voorwaarden het college hierbij in acht dient te nemen indien
tot uitwerking van de bestemming wordt overgaan.
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen
ten aanzien van onder meer de situering en de afmetingen van hoofd- en
bijgebouwen.
Achteraan in de
voorschriften zijn algemene vrijstellingsbevoegdheden van Burgemeester en
Wethouders opgenomen die in de meeste tot op heden gebruikte bestemmingsplanvormen
voorkomen. De bedoeling is hiermee voldoende flexibiliteit aan het plan te
geven. Daarnaast zijn er wijzigingsbevoegdheden voor Burgemeester en Wethouders
opgenomen.
Op plankaart A zijn
functies aangegeven welke eigenlijk niet passen in de bestemming. Deze
laatstgenoemde functies mogen gewoon worden voortgezet. Echter, indien een
dergelijke functie gedurende een periode van drie jaar niet meer wordt
uitgeoefend, dan mag deze niet meer worden omgezet naar de functie die het
voor deze periode had. Deze methode wordt wel de 3-jaarsclausule genoemd.
- De bestemmingen
Hieronder volgt een korte toelichting op de
verschillende in het plan voorkomende bestemmingen:
De bestemming
woondoeleinden is de omvangrijkste bestemming in het plangebied. Het betreft
enerzijds een beheersregeling, waarbij het bestaande deel van de woningvoorraad
dat als goed wordt beschouwd, wordt gereguleerd. Anderzijds biedt de bestemming
de mogelijkheden voor een kwalitatieve verbetering van de woningvoorraad, door
vervanging van een deel van de woningen door nieuwbouw. De betreffende gronden
omvatten naast de woonfunctie ook andere doeleinden. Functies die binnen de
woonomgeving niet zo gewenst zijn, zoals bijvoorbeeld een bedrijf, zijn onder
de hierboven beschreven 3-jaarsclausule gebracht.
Een gebied rond de
Monseigneur Poelsstraat, de Paus Leo XIII-straat en de Renier Nafzgerstraat is
bestemd als uit te werken woondoeleinden, daar de nieuwbouwplannen voor dit
gebied moeten nog nader worden uitgewerkt.
De bestemming
centrumdoeleinden is gelegd op het gebied noordelijk van het Kardinaal van
Rossumplein. Dit centrumgebiedje heeft (krijgt) een buurtverzorgende functie en
omvat onder andere detailhandelsfuncties en horeca.
In het gemengde gebied is,
zoals de naam van de bestemming reeds aangeeft, een diversiteit aan functies
opgenomen. Het betreft functies die in het algemeen geen specifieke betekenis
hebben voor het plangebied en ook op een andere locatie binnen de stad zouden
kunnen zijn gevestigd. Gezien de aard van de functies is een opname binnen de
bestemming woondoeleinden in combinatie met een 3-jaarsclausule niet voor de
hand liggend.
Binnen de bestemming
kantoordoeleinden zijn enkel de (toekomstige) grootschalige kantoorfuncties
geregeld. De bebouwing binnen deze bestemming sluit aan op het
Céramique-terrein (Indigo-gebouw).
De bestemming bijzondere doeleinden omvat de
(toekomstige) maatschappelijke functies kerk en brede school.
De openbare groenelementen binnen de wijk zijn bestemd
als groenvoorzieningen. Deze gronden dienen zoveel mogelijk vrij van bebouwing
te blijven.
De bestemming spoorwegdoeleinden is gericht op de het
bestaande spoorwegtracé en regelt de bestaande situatie.
De gronden met de
bestemming verkeersdoeleinden omvatten alle bestaande en toekomstige wegen in
het plangebied.
- Artikelsgewijs:
De voorschriften
bestaan uit vier hoofdstukken. Dit zijn de inleidende bepalingen (artikelen 1
t/m 4), bepalingen in verband met de bestemmingen (artikel 5 t/m 14), overige
bepalingen (artikelen 15-16) en de overgangs-, straf- en slotbepalingen
(artikelen 17 t/m 23).
HOOFDSTUK
I INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel
1: Begripsbepalingen.
Hierin worden de in de voorschriften gebezigde begrippen gedefinieerd om
misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen.
Artikel
2: Wijze van meten.
Dit artikel geeft aan op welke manier het meten moet plaatsvinden.
Artikel 3: Algemene bepalingen. In
dit artikel zijn bepalingen opgenomen die veelal gelden voor meerdere
artikelen.
Artikel
4: Algemene
bepalingen in verband met de Wet geluidhinder. Dit artikel omvat regels die
gelden voor geluidsgevoelige bebouwing in de onderzoekszones ex artikel 74
Wgh.
HOOFDSTUK
II BEPALINGEN IN VERBAND MET DE
BESTEMMINGEN
Artikel
5: Beschrijving in
hoofdlijnen. Dit is het sleutelartikel van het plan. Hierin worden de
belangrijkste beleidslijnen en -voornemens uiteengezet zoals deze voor het
gehele plangebied voorliggen.
Artikelen
6 t/m 13 Deze artikelen omvatten de
afzonderlijke bestemmingen. Elk artikel is opgebouwd uit:
- een doeleindenomschrijving waarin is
weergegeven waarvoor de gronden zijn bestemd;
- waar zinvol een beschrijving in hoofdlijnen
waarin de specifiek voor de betreffende gronden uitgezette beleidslijnen en
-voornemens zijn weergegeven;
- bebouwingsvoorschriften waarin regels zijn
gesteld ten aanzien van bestaande en nieuwe bouwwerken.
Verder komt bij
verschillende bestemmingen een vrijstellingsbevoegdheid van Burgemeester en
Wethouders voor. Burgemeester en Wethouders kunnen tevens nadere eisen stellen
ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken.
De bestemmingen zijn
gegroepeerd per samenhangende doeleinden. De bestemmingen zijn
achtereenvolgens:
- woondoeleinden (artikel 6);
- uit te werken woondoeleinden (artikel 7)
- centrumdoeleinden (artikel 8);
- gemengde doeleinden (artikel 9);
- kantoordoeleinden (artikel 10);
- bijzondere doeleinden (artikel 11);
- groenvoorzieningen (artikel 12);
- spoorwegdoeleinden(artikel 13);
- verkeersdoeleinden (artikel 14).
Artikelen
15 en 16: Teneinde te voorkomen dat bij
elke bestemming moet worden bepaald dat het verboden is gronden en bouwwerken
te gebruiken in afwijking van de aan de grond gegeven bestemming is deze
algemene bepaling opgenomen. Gebruik in afwijking van de bestemming is verboden,
tenzij strikte toepassing van deze verbodsbepaling zou leiden tot een beperking
van het meest doelmatige gebruik dat niet door dringende reden is te
rechtvaardigen. Hiervoor is een vrijstellingsregeling (de zgn.
"toverformule") opgenomen. Deze vrijstellingsmogelijkheid reikt
evenwel niet zover dat daardoor wijziging van de bestemming zou kunnen
ontstaan. Bepaalde gebruiksvormen blijven echter strijdig. Er kan hiervoor geen
beroep worden gedaan op de "toverformule".
HOOFDSTUK
III OVERIGE BEPALINGEN
Artikel
17: Algemene
vrijstellingsbevoegdheid. Hierin is onder meer vastgelegd dat Burgemeester en
Wethouders vrijstelling kunnen verlenen om:
- de bestemmingsgrenzen, onder voorwaarden, in
geringe mate te verschuiven;
-
de in de voorschriften genoemde maten,
onder voorwaarden, met maximaal 10 % te wijzigen indien er geen belangen van
derden worden geschaad;
- onder voorwaarden één bouwlaag bij
grondgebonden woningen en andere gebouwen toe te voegen;
-
onder voorwaarden voorgevelrooilijnen
met 1,50 meter en de zijgevelrooilijn met 3,00 meter te overschrijden.
Artikel
18 Algemene
wijzigingsbevoegdheid. Hierin is onder andere vastgelegd dat Burgemeester en
Wethouders het plan op bepaalde punten kunnen wijzigen:
-
Burgemeester en Wethouders kunnen,
onder voorwaarden, de bestemmingsgrenzen met verschuiven, waarbij de
oppervlakte van de bestemming met maximaal 10 % mag toenemen;
-
Burgemeester en Wethouders kunnen,
onder voorwaarden, de bestemmingen bijzondere doeleinden en groenvoorzieningen
binnen een op plankaart A opgenomen begrenzing wijzigen ten behoeve van een
nieuwe situering van de kerk aldaar.
Artikel
19 Procedureregels. In
dit artikel zijn de regels opgenomen die Burgemeester en Wethouders in acht
moeten nemen indien zij overgaan tot het verlenen van vrijstelling of gebruik
maken van de wijzigingsbevoegdheid c.q. uitwerkingsplicht.
HOOFDSTUK
IV OVERGANGS-, STRAF- EN
SLOTBEPALINGEN
Artikel
20 en 21: Deze artikelen omvatten
het overgangsrecht omtrent bebouwing en
het gebruik van gronden en bouwwerken.
Artikel
22: Op grond van het in
artikel 59 WRO bepaalde kan afwijkend handelen ten aanzien van bepaalde
voorschriften van het plan als een strafbaar feit worden aangemerkt.
Overtreding van deze voorschriften kan bestraft worden.
Artikel
23: Slotbepaling. Dit
artikel geeft de titel van de voorschriften aan.
7. MAATSCHAPPELIJKE
EN ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
7.1. Maatschappelijke
uitvoerbaarheid
Vanaf 14 juni 2000
tot en met 20 juli 2000 heeft het plan ter inzage gelegen in het kader van het
artikel 6a WRO-overleg. Tegelijkertijd is aan belangstellenden de mogelijkheid
geboden hun mening kenbaar te maken over de concept-beeldkwaliteitplannen Heugemerveld
en Heugemerweg, het groenstructuurplan voor Heugemerveld en het bouwplan voor
de zgn. brede school in Heugemerveld.
Het onderwerpelijk
plan is op 22 juni 2000 gepresenteerd tijdens een inspraakavond. Het verslag
van de inspraakavond en de samenvatting en beantwoording van de ingekomen
reacties is in bijlage 3 opgenomen.
7.2. Economische uitvoerbaarheid
Onderstaand volgt een
recapitulatie van de financiële haalbaarheid van de bouwgrondexploitatie van
het bestemmingsplan Heugemerveld:
Plankosten: - verwervingskosten - kosten milieu, sloop,
infrastructuur, v.t.o. en renteverlies - kosten bouwkundige werken - kosten uitvoering
werkgelegenheidsprogramma |
|
|
- totale plankosten |
f |
37.300.000,- |
|
|
|
Dekkingsmiddelen: |
|
|
- opbrengst bouwterreinen, doorverkoop
panden en omzetten erfpacht |
f |
19.950.000,- |
- subsidies |
f |
3.600.000,- |
- overige bijdragen en opbrengsten |
f |
13.750.000,- |
- totale dekkingsmiddelen |
f |
37.300.000,- |
|
|
|
Dekkingsplan: |
|
|
- totale plankosten |
f |
37.300.000,‑ |
- totale dekkingsmiddelen |
f |
37.300.000,- |
- geraamd resultaat |
f |
0,- |
|
|
|
In bovenstaande
opstelling wordt volstaan met het noemen van totaalbedragen om de openbare
aanbestedingen van de diverse werken niet te frustreren.
Het
voorontwerp-bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 10 Bro
toegezonden aan de Hoofdgroep RGV van de provincie Limburg. In het RGV-advies
van 6 september 2000 worden opmerkingen geplaatst met betrekking tot de
aspecten bodemkwaliteit, geluidhinder en economische uitvoerbaarheid. De
betreffende opmerkingen zijn in het voorliggende plan vertaald.
Gedurende de
tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan in het kader van artikel 23
WRO, die plaatsvond van 4 januari 2001 tot en met 31 januari 2001, zijn twee
zienswijzen ingediend. Op beide zienswijzen wordt inhoudelijk ingegaan in het
raadsbesluit van 8 mei 2001, dat als bijlage 4 bij deze toelichting is gevoegd.