Plan:
Bestemmingsplan kern Borgharen
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Maastricht
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 3. Algemene bepalingen, geldend voor alle bestemmingen

1. Anti-dubbeltelbepaling

Grond welke eenmaal in aanmerking is en moest worden genomen bij de verlening van een bouwvergunning, of het toestaan van een meldingsplichtig bouwwerk, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

2. Bescherming van het plan

Het is niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.

3. Verbod overschrijding bestemmings- en bebouwingsgrenzen en voorgevelrooilijnen

Het is niet toegestaan de op plankaart A aangegeven bestemmings- en bebouwingsgrenzen en de op plankaart B aangegeven voorgevelrooilijnen bij het oprichten van gebouwen overeenkomstig de respectievelijke bestemmingen te overschrijden, tenzij in deze voorschriften uitdrukkelijk anders is bepaald.

4. Verwijzing naar andere regelingen

Indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.

5. Ondergrondse gebouwen

De hoogte van ondergrondse gebouwen of souterrains mag maximaal 3,50 m. bedragen, waarvan maximaal 1,50 m. boven peil mag worden gerealiseerd. Zij mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.

6. Toelaatbare bedrijfsactiviteiten

De uitoefening van bedrijfsactiviteiten, anders dan de toegestane, in de woning uitgeoefende, aan huis gebonden beroepen respectievelijk consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten is alleen toegestaan daar waar aangegeven in deze voorschriften en voor zover het bedrijf is opgenomen in de als bijlage bij deze voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de milieucategorieën 1 of 2 of, na vrijstelling, 3. Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 Wet geluidhinder (Stb. 1981, 671) zijn in het plangebied niet toegestaan.

7. Noodzaak bodemonderzoek

Bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover daarin (nagenoeg) voortdurend mensen verblijven, inzicht te worden geboden in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van het gehele bouwperceel aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek. Dit geldt ook voor locaties waar middels een vrijstellings- resp. wijzigingsbevoegdheid gebouwd kan wor-den.

De bouwvergunning zal niet eerder worden verleend dan nadat de gronden, indien nodig, zijn gesaneerd dan wel indien er zekerheid bestaat dat alvorens bouwactiviteiten een aan-vang nemen bedoelde gronden, indien nodig, feitelijk zullen zijn gesaneerd.

8. Provinciale woningbouwrichtcijfers

De in dit plan opgenomen bouwmogelijkheden, waaronder ook de vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheden worden begrepen, dienen gefaseerd te worden benut in overeenstemming met de provinciale richtcijfers voor de woningbouw. Overschrijding resp. tegoeden van de richtcijfers in voorgaande jaren worden doorlopend berekend en vertaald in de zogenaamde “restruimte”. Deze is opgebouwd uit het tekort of tegoed uit het verleden vermeer-derd met het richtcijfer van het betreffende jaar.

9. Maximale nokhoogte

De nokhoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 4,00 m. hoger zijn dan de maximaal toegestane goothoogte van het betreffende gebouw. Dit geldt niet voor torenspitsen; hier is de bestaande toestand maatgevend.

10. Doeleinden van openbaar nut

Op alle gronden is het toegestaan additionele voorzieningen te realiseren ten behoeve van doeleinden van openbaar nut, zoals straatvoorzieningen voor afvalstoffen, transformator-huisjes, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 75 m³ zal bedragen en de hoogte niet meer dan 4,00 m. zal bedragen. De doeleinden van openbaar nut nemen in de bestemming een ondergeschikte plaats in qua situering en omvang.

11. Aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven, overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet, buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;

b. de invloed van de omgeving op een bouwwerk;

c. de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;

d. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

e. de parkeergelegenheid en de laad- en losmogelijkheden;

f. de ruimte tussen bouwwerken, en

g. erf- en tuinafscheidingen.

12. Monumenten en karakteristieke bebouwing/panden

Met betrekking tot de op plankaart B als zodanig aangegeven panden geldt ten aanzien van het bouwen, dat dit zodanig moet plaats vinden dat de aanwezige architectonische, cultuur-historische en/of stedenbouwkundige waarden niet wezenlijk worden aangetast, tenzij het betreft herstel van de oorspronkelijke waarden.

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (sloopvergunning) monumenten en/of karakteristieke bebouwing/panden geheel of gedeeltelijk te slopen.