Plan:
Bestemmingsplan kern Borgharen
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Maastricht
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 4. Zonebepalingen en algemene bepalingen met betrekking tot belemmeringen

1. Zoneplichtige wegen

a. Binnen de onderzoekszones van de op plankaart C aangeduide zoneplichtige wegen mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen slechts worden opgericht indien de terzake door Gedeputeerde Staten voor de vaststelling van het bestemmingsplan vastgestelde hogere grenswaarden c.q. de voorkeursgrenswaarden niet worden overschreden en voldaan wordt aan de door Gedeputeerde Staten in dat kader te stellen aanvullende eisen.

b. In afwijking van het bepaalde in lid 1. mogen de daar bedoelde geluidsgevoelige gebouwen ook worden opgericht, indien:

- de realisering van de geluidsbeperkende voorzieningen, zo deze noodzakelijk zijn om overschrijding van de daar bedoelde grenswaarden c.q. de voorkeursgrens-waarden te voorkomen, in voldoende mate is verzekerd;

- door middel van een scheidingsconstructie, zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidswering die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 35 dB(A), kan worden voorzien in een milieuhygiënisch aanvaardbaar geluidsniveau in en buiten de geluidsgevoelige gebouwen.

c. Nieuwe wegen mogen uitsluitend worden aangelegd resp. bestaande wegen mogen uitsluitend worden gereconstrueerd indien in voldoende mate is verzekerd dat de geluidsbeperkende voorzieningen worden gerealiseerd om te voorkomen dat ten aanzien van bestaande woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen de geldende grenswaarden resp. de voorkeursgrenswaarden worden overschreden.

d. In gevallen waar een geluidbelasting hoger dan 55 dB(A) aan de gevel van de woning zal optreden, dient voldoende verzekerd te zijn dat de verblijfsruimten, alsmede de bij de woning behorende buitenruimten, niet aan de uitwendige scheidingsconstructie worden gesitueerd waar de hoogste geluidbelasting optreedt.

2. 50 dB(A)-contour Beatrixhaven

Op de gronden, gelegen binnen de op plankaart C aangegeven 50 dB(A)-contour industrielawaai, mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, behoudens ontheffing.

3. Waterbergend winterbed

a. Op de op plankaart C op basis van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier (Stc. 12 mei 1997, 87) als waterbergend winterbed aangeduide gronden, die zijn gelegen buiten de eveneens op plankaart C op basis van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier opgenomen woningbouwcontour, mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, uitsluitend worden gebouwd indien hiervoor door Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 16 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is afgegeven. Deze verklaring van geen bezwaar is niet nodig voor zover het betreft de uitbreiding van bestaande bebouwing, indien deze uitbreiding betrekking heeft op voortzetting van de bestaande functie en voor zover het bestaande bebouwde oppervlak op het bouwperceel met niet meer dan 10% wordt vergroot.

b. Bij uitbreiding van bestaande bebouwing groter dan 10% toetsen Gedeputeerde Staten aan de volgende criteria:

- de uitbreiding moet noodzakelijk zijn uit bedrijfseconomisch oogpunt c.q. in verband met de continuïteit van het bedrijf dan wel anderszins een zwaarwegend maatschappelijk belang betreffend;

- er is geen alternatief buiten het winterbed;

- een toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit mag niet worden belemmerd.

Voorts toetsen zij aan de volgende voorwaarden:

- de situering en de wijze van uitvoering van het bouwplan moeten zodanig zijn dat het effect op de waterstand zo gering mogelijk is;

- er moet een beschermingsniveau van 1:1.250 worden gerealiseerd dan wel, indien dat in redelijkheid niet mogelijk is, een beschermingsniveau dat tenminste aansluit aan het peil van de bestaande bebouwing.

c. Bij nieuwbouw toetsen Gedeputeerde Staten aan de volgende criteria:

- er moet sprake zijn van een zwaarwegend maatschappelijk belang;

- er is geen alternatief buiten het winterbed;

- een toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit mag niet worden belemmerd.

Voorts toetsen zij aan de volgende voorwaarden:

- de situering en de wijze van uitvoering van het bouwplan moeten zodanig zijn dat het effect op de waterstand zo gering mogelijk is;

- er moet een beschermingsniveau van 1:1.250 worden gerealiseerd dan wel, indien dat in redelijkheid niet mogelijk is, een beschermingsniveau dat tenminste aansluit aan het peil van de bestaande bebouwing.

4. Grondwaterbeschermingsgebied

Het oprichten van bouwwerken, voor zover dit is toegelaten volgens de krachtens dit plan aan de gronden gegeven bestemmingen, op de als zodanig op plankaart C aangeduide gronden is uitsluitend toegestaan indien het belang van de openbare drinkwatervoorziening in voldoende mate is gewaarborgd. Hierbij wordt aangesloten bij de Provinciale Milieuverordening Limburg en het door de provincie gevoerde c.q. te voeren beleid zoals verwoord in het Grondwaterbeschermingsplan en het Milieubeleidsplan.

5. Beschermingszone a (watergang)

Op de gronden, gelegen binnen een afstand van 5,00 m. aan weerszijden van de op plan-kaart C aangegeven watergang en zoals aangeduid in de op plankaart A opgenomen beekprofielen, mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, niet worden gebouwd en mogen geen werken of werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, worden uitgevoerd in strijd met de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas. Er mag pas worden gebouwd na verkregen ontheffing van het waterschap.

6. Beschermingszone b en veiligheidszone (hogedruk hoofdgasvoedingsleiding)

a. Op de gronden, gelegen binnen een afstand van 4,00 m. aan weerszijden van de op plankaart C aangeduide hogedruk hoofdgasvoedingsleiding (beschermingszone b), mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht.

b. Op de gronden, gelegen binnen een afstand van 40,00 m. aan weerszijden van de op plankaart C aangeduide hogedruk hoofdgasvoedingsleiding (veiligheidszone), mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, slechts bebouwing worden opgericht nadat de leidingbeheerder is gehoord.

c. Op de gronden, gelegen binnen een afstand van 4,00 m. aan weerszijden van de op plankaart C aangeduide hogedruk hoofdgasvoedingsleiding (beschermingszone b), is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

1. het verlagen, afgraven of ophogen van de bodem;

2. het aanleggen van wegen of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

3. het aanleggen van leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

4. het indrijven van voorwerpen, zoals o.m. palen ten behoeve van een afrastering;

5. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen.

d. Aanlegvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de veilige ligging van de leiding niet onevenredig wordt aangetast. Alvorens te beslissen wordt het advies inge-wonnen van de leidingbeheerder. Aan de aanlegvergunning kunnen voorwaarden wor-den verbonden.

7. Beschermingszone c (rioolwatertransportleiding)

a. Op de gronden, gelegen binnen een afstand van 2,00 m. aan weerszijden van de op plankaart C aangeduide rioolwatertransportleiding (beschermingszone c), mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht.

b. Op de betreffende gronden is het verboden, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, om zonder of in afwijking van een vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

1. het verlagen, afgraven of ophogen van de bodem;

2. het aanleggen van wegen of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

3. het aanleggen van leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

4. het indrijven van voorwerpen, zoals o.m. palen ten behoeve van een afrastering, dieper dan 0,30 m.;

5. het aanbrengen van diepwortelende beplanting.

c. Aanlegvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de veilige ligging van de leiding niet onevenredig wordt aangetast. Alvorens te beslissen wordt het advies ingewonnen van de leidingbeheerder. Aan de aanlegvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

8. Beschermingszone d (t.b.v. waterkering)

Op de als zodanig op plankaart C opgenomen en op plankaart A in het profiel waterkering aangeduide gronden, gelegen binnen een afstand van 10,00 m. van de – buiten het plangebied gelegen – waterkering, mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, niet worden gebouwd en mogen geen werken of werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, worden uitgevoerd in strijd met de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas. Er mag pas worden gebouwd na verkregen ontheffing van het waterschap.

9. Hindercirkel agrarisch bedrijf

Binnen de op plankaart C aangeduide hindercirkel agrarisch bedrijf is, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, woningbouw niet toegestaan voor zolang en voor zover deze hinder niet is opgeheven respectievelijk ontheffing is verkregen.

10. Beschermingszone straalverbinding

Op de als zodanig op plankaart C aangeduide gronden geldt voor bouwwerken de op de kaart aangeduide hoogtebeperking, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen.

11. Archeologische zone

a. Binnen de als zodanig op plankaart C aangeduide gronden is het, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende wer-ken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

1. het tot stand brengen en/of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;

2. het ontginnen, verlagen of afgraven van de bodem dieper dan 0,50 m., anders dan normaal spitwerk, en het ophogen of egaliseren van de bodem; dit geldt ook indien deze werkzaamheden moeten worden uitgevoerd om ondergrondse gebouwen te kunnen realiseren en werkzaamheden in het kader van bodemsanering;

3. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,50 m.

b. Het in sub a. van dit lid bepaalde is niet van toepassing voor:

1. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

2. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;

3. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.

c. Aanlegvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de archeologische waarden in de gronden niet onevenredig worden aangetast. Alvorens te beslissen wordt het advies ingewonnen van de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek.