logo gemMtr klrToelichting

 

 

aa


bestemmingsplan

Randwyck Noord

 

 

_Pic2


 

 

 

 

 

samenwerkende adviseurs maastricht bv            november 1991

gewijzigd ;

januari 1993

gewijzigd ;

juni 1993


 

 

INHOUD

 

HOOFDSTUK

 

1.      INLEIDING

1.1.   Planmotivering

1.2.   Opdrachtverlening

1.3.   Planopzet

 

2.      Beleidsvisies

2.1.   Inleiding

2.2.   Rijksoverheid

2.3.   Provinciale overheid

2.4.   Gemeentelijke overheid

 

3.      Karakteristiek van het plangebied

3.1.   Inleiding

3.2.   Ligging, begrenzing en oppervlakte

3.3.   Functionele structuur

3.4.   Ruimtelijk-stedebouwkundige structuur

3.5.   Landschappelijke structuur

3.6.   Verkeersstructuur

 

4.      Knelpunten

4.1.   Inleiding

4.2.   Functionele knelpunten

4.3.   Ruimtelijk-stedebouwkundige knelpunten

4.4.   Verkeerskundige knelpunten

4.5.   Overige knelpunten

 

5.      Doelstellingen

5.1.   Inleiding

5.2.   Randwyck Noord

 

6.      Stedebouwkundige visie

6.1.   Inleiding

6.2.   Ruimtelijk-stedebouwkundige structuur

6.3.   Groenstructuur

6.4.   Verkeersinfrastructuur

 

7.      Randvoorwaarden

7.1.   Inleiding

7.2.   Overeenkomsten

7.3.   Ruimtelijk-stedebouwkundige randvoorwaarden

7.4.   Landschappelijke randvoorwaarden

7.5.   Verkeerskundige randvoorwaarden

7.6.   Milieu

7.7.   Civiel-technische aspecten

 

8.      Programma en uitvoering

8.1.   Inleiding

8.2.   Wonen

8.3.   Bijzondere doeleinden

8.4.   Bedrijven/kantoren

8.5.   Detailhandel/horeca

8.6.   Verkeer

8.7.   Uitvoering

 

9.      Juridische regeling

9.1.   Algemeen

9.2.   Artikelsgewijs

9.3.   Overige

 

10.    Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

11.    Economische uitvoerbaarheid

 

12.    Overleg

 

 

Bijlage 0 :           Verslag slotbijeenkomst Ontwikkelingsschets

Bijlage 1 :           Raming benodigd oppervlak azM en RL

Bijlage 2 :           Reacties inspraak (artikel 6a W.R.O.) en rapportage In­spraak en Ondersteuning

Bijlage 2a:          Verslag raadscommissie VSR 19.05.1992

Verslag raadscommissies VSR en VMG 15.02.1993

Bijlage 3 :           Reacties artikel 10 B.r.o.- en P.P.C.-overleg

Bijlage 4 :           Evaluatie van de reacties van diverse vormen van het overleg

 

 

 

 

1.      INLEIDING

 

1.1.   Planmotivering

 

Het voorliggende bestemmingsplan Randwyck Noord regelt een gebied (globaal begrensd door het Kennedybrugtracé, de A2, de Oeslingerbaan en de Maas; zie kaart 1) dat deel uitmaakt van het nu vigerende be­stemmingsplan Randwyck [1]. Een decennium lang is middels dit juri­disch instrument vorm gegeven aan de nu bestaande wijk. Door inspan­ningen van velen is er met het bestemmingsplan, dat veel ruimte voor verdere uitwerking gaf in Randwyck, een continue bouwstroom ontstaan.

 

Allengs is echter duidelijk geworden dat de materialisatie van het bestemmingsplan in Randwyck Noord niet op alle punten voldeed aan de doelstellingen en gewekte verwachtingen. Het ontbreekt in het plange­bied aan de gewenste hoge stedebouwkundige en ruimtelijke kwaliteit. Dit komt met name door onvoldoende stedebouwkundige samenhang en daarnaast door een gebrek aan stedelijkheid, in combinatie met het verblijfsklimaat van de openbare ruimten. Op onderdelen is ook de aanwezige infrastructuur voor verbetering vatbaat. Hierdoor is het wervend vermogen, dat Randwyck Noord werd toegedacht, niet in vol­doende mate omgezet in de werkelijkheid.

 

Ter verklaring kan worden vermeld dat reeds in 1969 onder geheel an­dere omstandigheden door de gemeenteraad het bestemmingsplan Maas­tricht-Zuidoost [2] werd vastgesteld, waarin ruimte wordt gereser­veerd voor stedelijke voorzieningen met een regionaal bereik (scholen voor voortgezet onderwijs, kantoren, congresruimten, tentoonstel­lingsruimten, etc.).

 

In de zeventiger jaren vonden er in het toenmalige agrarisch gebied nog geen bouwactiviteiten plaats. De aandacht richtte zich meer op de stadsuitleg in andere delen van Maastricht. In 1977 verschijnt de Doelstellingennota Randwyck. In de periode tussen de vaststelling van het bestemmingsplan (1969) en de doelstellingennota was er een aantal factoren, dat aanleiding gaf tot een bijstelling van het vigerende bestemmingsplan:

 

-        de vestiging van een universiteit en een academisch ziekenhuis;

-        de oprichting van de Stichting Maatschappelijk Economisch Centrum (februari 1974) met als doel het tot stand brengen op het Rand­wyckterrein van geïntegreerde ruimtelijke voorzieningen op multi­functionele basis ten behoeve van maatschappelijke en economische activiteiten; waarbij samenwerking tussen universiteit, gemeente en Stichting voorop stond;

-        individuele gegadigden voor vestiging, zoals DGD, provincie, Stich­ting St. Anna Heel;

-        de nieuwe inzichten ten aanzien van verkeersstructuur en het land­schap met consequenties voor de hoofdstructuur van het vigerende plan;

-        de realisatie van een veel zuidelijker gelegen rioolwaterzuivering in verband met de mogelijke frustratie van een universitaire ont­wikkeling.

 

 


aa

 

 

In het Structuurplan Maastricht (1979) werd na de genoemde Doelstel­lingennota de tweede aanzet gegeven voor de wijziging van het bestem­mingsplan Maastricht-Zuidoost. Dit werd het bestemmingsplan Randwyck (1980) waarin de stedelijke elementen genoemd in de Doelstellingenno­ta en het Structuurplan zijn opgenomen.

 

Begin tachtiger jaren verschijnen de eerste bouwwerken op het Rand­wyck-terrein, o.a. de gebouwen van de DGD, KNP en PLEM en één gebouw van de RL.

 

In 1982 verschijnen er twee studies, die de kwalitatieve verschij­ningsvorm en de programmatische invulling van het plangebied Randwyck Noord als onderwerp hebben. De studies Algemene aanwijzingen voor het stedebouwkundig, architectonisch en landschappelijk ontwerpen in Randwyck Noord en Uitgangspunten ontwikkelingsschets Randwyck Noord omvatten enerzijds de eisen, die op esthetisch niveau te stellen zijn aan de bebouwing in Randwyck Noord en anderzijds de uitwerking van de concrete randvoorwaarden om te kunnen bouwen in Randwyck Noord en het gebied als geheel te laten functioneren.

 

In 1984 wordt de Notitie Voorzieningenniveau Randwyck Noord gepubli­ceerd, waarin berekeningen zijn gemaakt ten behoeve van de voorzie­ningen in het gebied, uitgaande van de omvang en samenstelling van de bevolking volgens verschillende scenario's.

 

In 1985 verschijnt na een jarenlang overleg met de belangrijkste par­tijen in Randwyck de Ontwikkelingsschets Randwyck Noord, die de visu­alisering van de uitgangspunten weergeeft en voor een aantal onderde­len bindende afspraken maakt. Het verslag van de slotbijeenkomst over deze Ontwikkelingsschets met de participanten is als bijlage 0 opge­nomen.

 

Vanaf het midden van de tachtiger jaren nemen de bouwactiviteiten op Randwyck Noord een grote vlucht. Het Provinciehuis wordt gebouwd en er wordt een aanvang gemaakt met de bouw van het academisch zieken­huis, het MECC en het ABP-woningcomplex. Aan het eind van de jaren tachtig worden steeds meer open gaten gevuld met bebouwing (Medtro­nic, RVB-complex, PTT, De Limburger, Vernieuwend Wonen). Voor veel van deze gebouwen is een kenmerk dat ze vooral en soms uitsluitend een op de eigen opstal gerichte verschijningsvorm hebben met weinig samenhang in architectuur en materiaalgebruik met andere opstallen.

 

In de periode 1985-1988 wordt door de toenmalige afdeling Stedebouw gewerkt aan een schets voor Randwyck Noord onder de naam Situatie 2000. Deze schets heeft nooit een officiële status gekregen.

 

Om uiteindelijk tot een werkelijke verbetering van de bestaande situ­atie te komen wordt, mede gelet op de ervaring met het Céramique-ter­rein, gezocht naar een vormgever die een totaal ontwerp voor het ge­bied maakt. Op grond van zowel zijn theoretische (die Stadt in der Stadt) als praktische werk wordt de Duitse hoogleraar Ungers aange­zocht. Op 29.11.1988 wordt door het College van Burgemeester en Wet­houders (B&W) aan hem een opdracht verstrekt met de volgende inhoud:

"-       in overleg met de gemeente en op basis van de ont­wikkelingsschets, de situatie 2000 en de (oor­spronkelijke werk-)maquette van het plan Randwyck Noord een verdere gedetailleerde stedebouwkundige vertaling formuleren voor die gebieden in het plan die nog nadere invulling behoeven;

-        het aanvullen van het advies met kwalitatieve en kwantitatieve aspecten (derde dimensie), zodat de uitwerkingsplannen zullen overeenstemmen met de basisgedachten (o.a. voetgangersassen) die zijn vastgelegd in het globale bestemmingsplan;

-        mogelijke kritiek (verkeers-, parkeersituatie en dergelijke) vanuit de beide voorgaande punten moe­ten kunnen resulteren in nieuwe voorstellen."

 

Prof. Ungers heeft deze opdracht uitgevoerd in samenwerking met dipl. ingenieur Von Brandt. In het volgende zal steeds gesproken worden van het plan Ungers-Von Brandt (UvB).

 

Om te zien op welke wijze het plan UvB ten uitvoer zou kunnen worden gebracht, gelet op o.m. de privaat- en publiekrechtelijke verhoudin­gen, is door B&W aan Twijnstra en Gudde n.v. en Samenwerkende Advi­seurs Maastricht b.v. (TG-SAM) ultimo 1989 opdracht verleend om dit te onderzoeken.

Het resultaat van dit onderzoek (Implementatie Structuurschets UvB Randwyck Noord) was zodanig positief, dat op de ingeslagen weg kon worden voortgegaan.

 

In de Hoofdpunten van beleid 1990 - 1994 tenslotte is opgenomen dat de planontwikkeling aan de oostzijde van Maastricht ingrijpende pla­nologische en stedebouwkundige aanvulling c.q. aanpassing van o.a. Randwyck vraagt.

 

In het voorjaar 1991 is het plan UvB door de betreffende raadscommis­sies (V.S.R. en M.V.G.) als uitgangspunt voor een verdere planontwik­keling van het onderhavige gebied aanvaard.

 

1.2.   Opdrachtverlening

 

De ontwikkelingsgang van herkenning van de zich voordoende problemen en de hernieuwde aanpak van Randwyck Noord middels een nieuwe Struc­tuurschets UvB met de daarbij behorende toetsen, leidt tot een vol­gende stap: een nieuw bestemmingsplan.

Eind 1990 heeft B&W aan SAM opdracht verstrekt een bestemmingsplan voor Randwyck Noord op te stellen met als basis het plan UvB.

In december 1990 is eerst een concept gemaakt bestaande uit plankaar­ten en voorschriften. Aan de hand van dit concept is uitvoerig over­leg gevoerd met meerdere belanghebbenden. In het hoofdstuk Maatschap­pelijke uitvoerbaarheid (10) wordt hier nader op ingegaan.


 

1.3.   Planopzet

 

Bij het bestemmingsplan is, evenals bij het bestemmingsplan Cérami­que, gekozen voor een zogenaamde globale planopzet in verband met een zekere gewenste flexibiliteit binnen gestelde grenzen.

Gelet op de ervaringen met het nu vigerende plan is tevens de voor­keur gegeven aan een directe bouwtitel.

 

Het bestemmingsplan Randwyck Noord bestaat uit de volgende delen:

 

plankaarten:      plankaart A bestemmingen en plankaart B functio­nele en ruimtelijke karakteristiek; op plankaart B staan de globale mogelijkheden voor de bebou­wing en de inrichting, zoals geregeld in de voor­schriften, aangegeven;

voorschriften:    hierin is het gebruik van de binnen de plangrens aangegeven gronden juridisch geregeld. De voor­schriften zijn dusdanig flexibel van opzet, dat kan worden ingespeeld op bepaalde veranderingen in het economische klimaat en de maatschappelijke en stedebouwkundige denkbeelden (globaal eind­plan met directe bouwtitel);

toelichting:         hierin worden de achtergronden en voorwaarden, die aan het plan ten grondslag liggen, weergege­ven.

 

In de voorliggende toelichting wordt in hoofdstuk 2 uiteengezet-voor zover dit voor het schaalniveau van Randwyck Noord mogelijk is - welke gedachten er bij de verschillende bestuurslagen bestaan, met betrekking tot de bestemming en inrichting van het plangebied. De karakteristiek van het plangebied wordt beschreven in hoofdstuk 3. De knelpunten in Randwyck Noord worden in hoofdstuk 4 weergegeven. De doelstellingen zoals die nu bestaan, zijn in hoofdstuk 5 beschreven.

Hoofdstuk 6 is de beschrijving in hoofdlijnen van de stedebouwkundige visie van UvB.

Daarnaast is er een aantal randvoorwaarden (hoofdstuk 7), waarmee bij de realisering van de doelstellingen rekening dient te worden gehou­den. Hoewel het programma voor Randwyck Noord op zich als uitgangs­punt en randvoorwaarde voor de inrichting van het plangebied kan wor­den beschouwd, vindt vanwege de importantie ervan een aparte bespre­king plaats in hoofdstuk 8. Hierbij is tevens aandacht besteed aan de uitvoering.

De juridische regeling van de bestemmingen wordt in hoofdstuk 9. toe­gelicht.

De maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid (waaronder het artikel 6a W.R.O-overleg) en het overleg (artikel 10 B.r.o.), wordt in de hoofdstukken 10, 11 en 12 beschreven.


 

 

2.      BELEIDSVISIES

 

2.1.   Inleiding

 

In de ruimtelijke nota's van de verschillende overheden zijn beleids­lijnen en -voornemens uiteengezet, die direct of indirect betrekking hebben op het plangebied. De provinciale en gemeentelijke nota's zijn, vanwege de schaal waarop wordt gewerkt, vanzelfsprekend concre­ter en nemen soms een duidelijk standpunt in ten aanzien van de toe­komstige bestemming, inrichting en functie van het plangebied Rand­wyck Noord. In het volgende worden de standpunten van de verschillen­de overheden beschouwd; deze vormen een ondersteuning van het plan, zoals het nu voorligt.

 

2.2.   Rijksoverheid

 

In de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening (1988) weerspiegelt zich de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland als geheel en van de verschillende landsdelen. Een be­langrijke rol daarin speelt de benoeming van een aantal steden tot stedelijk knooppunt. Maastricht vormt samen met Heerlen zo een stede­lijk knooppunt. In de nota onderstreept de overheid het beleid zoals eerder geformuleerd in de Structuurschets Stedelijke Gebieden (1985). In deze structuurschets wordt benadrukt dat

 

"het instandhouden en verbeteren van de ruimtelijke voorwaarden voor een goed functioneren van de steden van groot belang is, zowel in ruimtelijke als in so­ciaal-cultureel en economisch opzicht. Het beleid in de structuurschets is gericht op het streven naar een goed leef- en produktiemilieu, op de benutting van de nog aanwezige capaciteiten van het stedelijk gebied voor wonen, werken, recreatie en verzorging en op vernieuwing van deze functies" [3]).

 

In de nota wordt aangegeven dat om de stedelijke dynamiek in goede banen te leiden een aanpak op stedelijk c.q. stadsgewestelijk niveau noodzakelijk is. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in verschil­lende typen van gebieden. Bij gebieden met veel dynamiek (expansiege­bieden) zoals de stadsranden, zal volgens de Vierde nota vaak kunnen worden volstaan met het over de drempel helpen van gewenste vernieu­wing.

In deze stedelijke vernieuwing worden andere eisen gesteld aan de lokaties van de gebouwen en de gebouwen zelf.

 

"Veranderingen in produktiewijze en in de organisatie van bedrijven leiden tot andere eisen aan gebouwen en lokaties. Vooral in de sector van de zakelijke dienstverlening verouderen de kantoorgebouwen snel, onder andere door de komst van nieuwe informatie- en communicatietechnieken.

Aan nieuwe of nieuw ingerichte panden zal voortdurend behoefte blijven bestaan.

 

Hetzelfde geldt voor bedrijfsgebouwen en bedrijfster­reinen in andere economische sectoren. Bovendien zul­len aan bedrijfsgebouwen hoge eisen worden gesteld om ook aan toekomstige veranderingen tegemoet te kunnen komen. Ontwikkelingen binnen de sector voorzieningen leiden tot schaalvergroting. Het onderscheid tussen industrie en dienstverlening vervaagt. Aan de inrich­ting en de ontsluiting van vestigingsplaatsen worden andere eisen gesteld. Het gaat niet alleen om het beschikbaar zijn van voldoende grond. Bereikbaarheid is essentieel. De nabijheid van andere bedrijven is soms van belang, de kwaliteit van voorzieningen en omgeving is dat bijna steeds.

 

De behoefte aan nieuwe gebouwen en lokaties blijft niet beperkt tot bedrijfspanden. Ook de behoefte aan hoogwaardig stedelijk wonen neemt toe. Er ontstaat meer vraag naar grotere en duurdere woningen op aan­trekkelijke plaatsen in de binnensteden en aan de randen van de stad, mits de woonomgeving kwaliteit heeft en voor een goede bereikbaarheid is gezorgd" [4])

 

De expansiegebieden in de stadsrand bieden volgens de Vierde Nota goede mogelijkheden voor stedelijke vernieuwing. Er dient echter ge­zorgd te worden voor een goede aansluiting van nieuwe uitbreidingen op de oudere delen van de stad, op de openbare ruimte en op de groene uitloopgebieden. Gelet op de te verwachten verschuiving in de woonvoorkeuren is het gewenst ook bij de uitbreidingen, die veelal groot­schalig zullen zijn, de nodige verscheidenheid in woonmilieus aan te brengen.

 

In de Vierde Nota Extra (1990) die op een aantal punten een aanvul­ling/aanscherping vormt op de Vierde Nota en op andere punten een actualisering en versobering van de reeds vastgestelde beleidsstukken over ruimtelijk beleid, wordt gesteld dat voor de stedelijke ontwik­keling gestreefd dient te worden naar een geconcentreerde ontwikke­ling rond Maastricht, mede met het oog op het vergroten van het draagvlak van het stedelijk en regionaal openbaar vervoer.

 

"De ontwikkeling van Randwyck en de ontwikkeling van stedelijke herstructureringslokaties in Maastricht (o.a. Sphinx-Céramique) en de ontwikkeling van het centrum van Heerlen dienen onderling te worden afge­stemd met het oog op de totale regionale behoefte aan werkgelegenheidslokaties" [5]).

 

Het ontwikkelingsperspectief voor het stedelijk knooppunt Maastricht-Heerlen is gericht op het versterken van de centrumpositie voor dienstverlening.

 

In de Vierde Nota over de Ruimtelijke Ordening wordt de term bereik­baarheidsprofielen geïntroduceerd. In het Tweede structuurschema Ver­keer en Vervoer (1988) wordt hier nader op ingegaan.

Er wordt gesteld, dat door rekening te houden met de wijze van ont­sluiting een vestigingsbeleid voor bedrijven en voorzieningen kan worden gevoerd, dat tot een zo goed mogelijk gebruik van de infra­structuur leidt.

 

"Er zijn globaal drie soorten lokaties te onderschei­den, met elk een eigen bereikbaarheidsprofiel: open­baar-vervoerlokaties (A), gemengde openbaar vervoer­/autolokaties (B) en autolokaties (C).

Aktiviteiten met hoge aantallen werkers of bezoekers per hectare, zoals zakelijke dienstverlening, concen­traties van hoger onderwijs en culturele voorzienin­gen komen in aanmerking voor lokaties met profiel A. Voor zakelijke contacten moeten de bereikbaarheid per auto en de parkeermogelijkheden voldoende zijn. Akti­viteiten met relatief lage aantallen werkers en be­zoekers per hectare die bovendien goed bereikbaar moeten zijn voor de (vracht)auto komen in aanmerking voor lokaties met profiel C. Te denken valt aan pro­duktie- en distributiebedrijven en sterk geautomati­seerde bedrijven. De goede bereikbaarheid per auto en per openbaar vervoer die profiel B kenmerkt, is be­langrijk voor ziekenhuizen, kantoren, onderzoek- en ontwikkelingsaktiviteiten en moderne «kantoorachti­ge» industrie.

Dit beleid dient volgens de Vierde Nota gestalte te krijgen via een stringenter ordening en door voor geschikte verkeers- en vervoersvoorzieningen te zor­gen. Voordat bereikbaarheidsprofielen worden vastge­steld zal over de kwaliteit en aard van deze lokaties overleg worden gevoerd met het bedrijfsleven.

Verkeer en Waterstaat wil vervolgens met Volkshuis­vesting Ruimtelijke ordening en Milieubeheer, lagere overheden, openbaar-vervoerbedrijven en particuliere instanties afspraken maken over de vestiging van be­drijven en voorzieningen op knooppunten van openbaar vervoer. Voor goede infrastructuur zorgen is prima, maar wel eerst afspraken maken." [6]).

 

In deel IV van het Tweede Structuurschema worden in de bereikbaar­heidsprofielen voor de regio Maastricht-Heerlen de gebieden Randwyck Noord en Randwyck Zuid als bereikbaarheidsprofiel B aangeduid. Rand­wyck Noord is zowel met het openbaar vervoer (spoorlijn-buslijn), als met de auto (autosnelweg A2; Limburglaan) eenvoudig te bereiken. In de Implementatie Structuurschets UvB, Randwyck Noord (1990) is de be­reikbaarheid van Randwyck Noord voor de verschillende vervoerssoor­ten nader gedifferentieerd. Daaruit blijkt dat op het terrein zelf ook een onderscheid kan worden gemaakt naar bereikbaarheid. In para­graaf 7.5. komt dit nader aan de orde.


 

In deel d: Regeringsbeslissing van het Structuurschema wordt gesteld dat het lokatiebeleid, meer dan tot dusver het geval was, afgestemd zal worden op het verkeers- en vervoersbeleid. De indeling in A-, B­en C-lokaties, zoals in deel A: Beleidsvoornemen van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer en de Vierde Nota over de Ruimte­lijke Ordening, wordt onverkort gehandhaafd.

In het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer zijn de belangrijk­ste lokaties met bijbehorende bereikbaarheidsprofielen grafisch aan­geduid.

 

aaa

 

Bron: Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer, deel a: Beleidsvoor­nemens, 's-Gravenhage (1988), pg. 173


 

 

In deel I: Ontwerp-planologische kernbeslissing van de Vierde Nota wordt het lokatiebeleid geconcretiseerd in het volgende schema [7]:

 

 

type A

type B

type C

arbeidsintensiteit

< 40 m2 per werknemer

40-100 m2 per werknemer

> 100 m2 per werknemer

bezoekersintensiteit

dagelijkse stroom bezoekers, baliefuncties e.d. < 400 m2 per bezoeker

regelmatig contact met

klanten of relaties die het bedrijf bezoeken 100-300 m2 per

bezoeker

incidenteel contact met

klanten of relaties die het bedrijf bezoeken     > 300 m2 per bezoeker

 

 

 

 

afhankelijkheid van zakelijk autovervoer

< 20% van het personeel is afhankelijk van de auto

20-30% van het personeel is afhankelijk van de auto

> 30% van het personeel is afhankelijk van de auto

 

 

 

 

belang van wegontsluiting voor goederenvervoer

nauwelijks belangrijk

mogelijk belangrijk

belangrijk

 

De regering wil dat nieuwe bestemmingsplannen ongewenste vestigingen voorkomen. Bij de beoordeling van deze plannen (bijv. in de Provinci­ale Planologische Commissie) zullen de rijksvertegenwoordigers een scherpe toetsing uitvoeren op het lokatiebeleid.

 

Het kabinetsstandpunt, weergegeven in deel III van de Vierde Nota, geeft aan hoe de regering de principes van de mobiliteitsprofielen in de praktijk wil hanteren.

B-lokaties als Randwyck Noord zijn zowel voor het openbaar vervoer als voor de auto goed ontsloten; zij liggen vaak bij een voorstadsta­tion van de Nederlandse Spoorwegen of bij andere knooppunten van hoogwaardig openbaar vervoer (zoals metro, sneltram). In deze loka­ties is weinig plaats voor langparkeerders. Bedrijven en voorzienin­gen die voor deze lokaties in aanmerking komen hebben een matige ar­beids- en/of bezoekersintensiteit en tegelijkertijd een matige (vracht)autoafhankelijkheid.

 

Uit overleg met I.P.O. en V.N.G. is duidelijk geworden dat een regio­nale differentiatie in het lokatiebeleid noodzakelijk is. Deze regio­nale differentiatie is gebaseerd op de mate van verstedelijking, (verbeterde) kwaliteit en draagvlak van het openbaar vervoer en de mogelijkheden voor fietsgebruik en andere alternatieve vervoerswij­zen. De regionale differentiatie maakt een onderscheid in:

 

-        de vier grote stadsgewesten op de stedenring;

-        de overige stadsgewesten op de stedenring;

-        de stadsgewesten buiten de stedenring.


 

Maastricht behoort tot de laatste categorie stadsgewesten. De ruimte­lijke structuur in dit soort stadsgewesten is doorgaans eenvoudig en de afmetingen zijn voor het gebruik van de fiets als vervoermiddel acceptabel. Congestie komt in deze stadsgewesten nauwelijks voor waardoor het draagvlak voor openbaar vervoer navenant kleiner is. De nadruk ligt daarom op het vermijden van deze congestie. De fietsbe­reikbaarheid van bedrijven en voorzieningen (o.m. als aanvulling op het openbaar vervoer) verdient bijzondere aandacht. De nadruk ligt op korte woon-/werkafstanden.

 

De regionale differentiatie betekent dat per onderscheiden gebiedsca­tegorie het karakter van de lokaties voor bedrijven en voorzieningen (waaronder de B-lokaties als Randwyck Noord) zal verschillen. Bij de uitvoering van het lokatiebeleid dient hiermee rekening te worden gehouden. Daarnaast is een element van differentiatie de taakstelling in de verschuiving in de modal split (zie pg's 20-21 van het kabi­netsstandpunt), o.m. gerelateerd aan de mogelijkheden tot een groter gebruik van andere vervoerswijzen dan de auto.

 

De in het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer voor alle stads­gewesten vastgestelde parkeernormen (voor B-lokaties in stedelijke knooppunten is dit 20 parkeerplaatsen per 100 werknemers) worden in de regionale differentiatie gehandhaafd. Vanaf 1995 gelden deze par­keernormen voor parkeren bij bedrijven en voorzieningen. Dit strin­gente parkeerbeleid moet in 1993 al flink in gang zijn gezet. De rea­lisatie van deze parkeernormen in stadsgewesten buiten de stedenring (zoals Maastricht) is wat betreft tempo echter afhankelijk van de mogelijkheden om een alternatief te kunnen bieden voor de auto in het woon-/werkverkeer. Met andere woorden: het niveau van het openbaar vervoer en (het tempo van) de verbeteringen die daarin kunnen worden bereikt, de mogelijkheden voor de fiets en alternatieve vervoerswij­zen (carpoling, bedrijfsvervoer, spitsbussen e.d.) zijn een graadme­ter voor de regionale differentiatie.

 

Door enkele grensprovincies, waaronder Limburg, is gewezen op de grenseffecten van het lokatiebeleid. Waar in de buurlanden een derge­lijk beleid niet gevoerd wordt, wordt de concurrentiepositie van grensregio's nadelig beïnvloed. De regering vindt echter dat op de lange termijn een goed lokatiebeleid juist concurrentievoordelen kan opleveren, vooral wanneer dat gepaard gaat met een gevarieerd aanbod aan bedrijventerreinen.

 

De regionale differentiatie brengt echter maatwerk binnen bereik. Het werkdocument "geleiding van de mobiliteit door een lokatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen" (1990) geeft aan dat bij de uitvoering van het lokatiebeleid het rijk, provincies en gemeenten overeenstem­ming moeten bereiken over de hantering van het systeem van bereik­baarheidsprofielen bij de situering, de bestemming en de ontsluiting van lokaties. De toepassing van het instrumentarium en de inzet van (financiële) middelen zal dan meer gecoördineerd kunnen plaatsvinden. Door het onderling afstemmen van het beleid kan de inzet van financiële middelen worden bespoedigd.


In plannen van aanpak, waarin de genoemde overheden, maar ook anderen (vervoersbedrijven, bedrijfsleven) kunnen participeren, kan het loka­tiebeleid het best worden uitgewerkt. In stadsgewesten is dit het meest noodzakelijk omdat daar belangrijke uitbreidingen van het open­baar vervoer worden voorzien en daar ook de grootste vervoersstromen aanwezig zijn. In het genoemde werkdocument (pg's 14-22) worden de instrumenten van de verschillende overheden genoemd om het lokatiebe­leid op een goede wijze gestalte te geven.

 

2.3.   Provinciale overheid

 

Op het gebied van de ruimtelijke ordening is het Streekplan het aan­gewezen instrument om het provinciale beleid gestalte te geven. In het Streekplan Zuid-Limburg (1987) wordt aangegeven, dat de ruimte­lijke ontwikkelingen van het stedelijk gebied Maastricht zich verder dienen af te spelen binnen de contouren van de aangegeven stedelijke begrenzing, welke ruim voldoende wordt geacht om de toekomstige ge­raamde ruimtebehoefte op te vangen. Aan deze ruimtebehoefte wordt met name tegemoet gekomen door intensivering van het stedelijk ruimtebe­slag. Deze intensivering vindt o.a. plaats door het doelmatig gebrui­ken van de nog resterende ruimte in de jongste uitbreidingsplannen. De provincie signaleert stedelijke ontwikkelingen met name in het zuidoostelijk deel van de stad, waaronder Randwyck.

 

"Naast ontwikkeling tot woongebied ontstaat in Rand­wyck een belangrijke concentratie in de kantoren- en dienstensector en andere meer grootschalige stedelij­ke voorzieningen.

Deze gedeeltelijke verschuiving van het zwaartepunt van de stad heeft gevolgen naar twee kanten.

Enerzijds ontstaat er in korte tijd een snel groei­ende druk op het in ontwikkeling zijnde gebied. Dit stelt bijzondere eisen aan de inrichting van dit ge­bied, de samenhang met de omgeving en de infrastruc­tuur (zowel in- als extern).

Anderzijds kan een dergelijke verschuiving enig func­tieverlies en leegstand voor de binnenstad veroorza­ken, zowel door verplaatsing van activiteiten die in de binnenstad de nodige expansieruimte en/of infra­structuur missen als door afvloeiing van bezoekers­stromen. De aldus vrijkomende ruimte dient opgevuld te worden met passende functies die een structuurver­sterkend effect op de binnenstad hebben; naast de woonfunctie betreft het ook sociaal-economische, cul­turele en maatschappelijke functies, om aldus het stedelijk zwaartepunt in de binnenstad te handhaven.

Bijzondere eisen dienen hierbij eveneens gesteld te worden aan de samenhang tussen het stadscentrum en Randwyck als "nevencentrum" [8].


 

De taakstelling voor de woningbouw in Maastricht betreft het realise­ren van voldoende woningen voor de behoefte vanuit de eigen bevol­king, vermeerderd met woonruimte voor een eventueel positieve migra­tie. Een apart probleem vormt daarbij de huisvesting voor studenten. Binnen de mogelijkheden van de gestelde grenzen dient er een even­wichtige spreiding plaats te vinden over de stad, waarbij een bepaald aandeel wordt gehuisvest in de buitenwijken (zoals Randwyck).

 

Op het gebied van bedrijfshuisvesting geeft het streekplan aan dat voor kleinschalige en milieuvriendelijke bedrijvigheid in het tekort kan worden voorzien door de herbestemming van 60 ha. terrein - ver­spreid over vier lokaties - die thans nog zijn bestemd voor bijzonde­re doeleinden. Randwyck-Zuid is een van deze lokaties. Het uitgifte- en toelatingsbeleid dient daarbij echter wel te worden afgestemd op het representatieve en gemengde karakter van Randwyck.

Ook voor «high-tech» bedrijven zijn er goede vestigingsmogelijkheden aanwezig. Bij het uitgiftebeleid dient voor deze bedrijfssector ruim­te gereserveerd te worden om terstond in te kunnen springen op de zich aandienende vraag.

 

De capaciteit voor (grootschalige) kantorenlokaties is voorlopig vol­doende in het gebied Randwyck.

 

Recent heeft Gedeputeerde Staten van Limburg de ontwerp-Streekplan­uitwerking/herziening op onderdelen bedrijventerreinen en kantorenlokaties Zuid-Limburg het licht doen zien (Maastricht, oktober 1992).

 

Als hoofdpunt van beleid geldt onder meer dat de knooppuntgemeenten Maastricht en Heerlen als centrum van het Streekplan Zuid-Limburg worden gezien met dienovereenkomstige (inter)nationale trekkersfunc­tie voor de regio.

 

Randwyck Noord wordt gezien als een kwaliteitslokatie waarop ook re­gionaal georiënteerde kantoren gevestigd kunnen worden, daar deze qua allure en uitstraling niet afwijken van (inter)nationaal opererende kantoororganisaties. Vanwege de uitstraling (cultuurhistorie, stads­centrum, grootstedelijk imago) heeft eigenlijk alleen Maastricht marktpotenties voor kantoorbouw op voorraad. Maastricht zou volgens de provincie zich in de actieve acquisitie hoofdzakelijk moeten rich­ten op segmenten van de kantorenmarkt bestaande uit:

 

-        brede zakelijke dienstverlening met de euregio als markt;

-        versterking van de overheidsfunctie in relatie tot de functie van Maastricht als provinciehoofdstad;

-        Spinn-off RL/azM en internationale instituten;

-        Spinn-off chemische, keramische en papierindustrie;

-        kunst/cultuur.

 

2.4.   Gemeentelijke overheid

 

Zoals in paragraaf 1.1. vermeld, werd al in 1969 door de gemeenteraad van Maastricht het bestemmingsplan Maastricht-Zuidoost vastgesteld.


Het uitgangspunt van dit plan was het reserveren van voldoende ruimte voor stedelijke voorzieningen met een regionaal bereik (scholen voor voortgezet onderwijs, kantoren, congresruimten, tentoonstellingsge­bouwen, enz.). Daarnaast voorzag het plan in een afbouw in stedebouw­kundige zin van het dorp Heugem.

 

Na de Doelstellingennota Randwyck (1977) wordt in het Structuurplan Maastricht (1979) in ruime mate aandacht besteed aan het stadsdeel Randwyck. Volgens dit structuurplan dient de toekomstige stedelijke ontwikkeling in Randwyck de volgende elementen te bevatten:

 

-        Woningbouw.

De uitbreidingscapaciteit van Heugem wordt geschat op circa 625 woningen terwijl in het noordelijke deel van het Randwyckterrein de bouw van 500 woningen wordt voorzien.

 

-        Universiteit en academisch ziekenhuis.

Ten behoeve van deze instellingen is de terreinreservering in het gebied Randwyck vastgesteld op circa 80 ha, waarvan 40 ha ten noorden en 40 ha ten zuiden van de z.g. oostwest-traverse.

 

-        Regionale centrumvoorzieningen.

In het noordelijke deelgebied Randwyck moet tot 1986 worden gere­kend op ± 20.000 m2 specifieke kantoorvloeroppervlakte.

 

Voorts wordt rekening gehouden met de verwezenlijking van centrum­voorzieningen die vanwege hun grootschaligheid niet in de binnen­stad kunnen worden ondergebracht, zoals tentoonstellingsruimten, congreshal en overdekte sport- en recreatieruimten. Hiervoor is ongeveer 8 ha. gereserveerd. Tenslotte wordt in het structuurplan nog opgemerkt dat de gunstige ligging van het Randwyckterrein het hoogst wenselijk maakt te denken aan reserveringen, waarvan de ca­paciteit verder reikt dan het planjaar, waarop het structuurplan is berekend.

 

-        Veldsportaccommodaties.

Berekend is dat op het Randwyckterrein nog ongeveer 8 ha. voor veldsporten moeten worden gereserveerd die zijn onder te brengen in een parkgebied, dat als pendant van het parkgebied Geusselt moet worden beschouwd.

 

-        Verkeer en vervoer.

Ter verkrijging van een hoofdwegennet met een evenwichtige maas­wijdte in Maastricht-Oost is onder meer de aanleg noodzakelijk van een oostwest-verbinding voor Randwyck en Heer-Zuid.

Bovendien wordt opgemerkt dat het niet geheel uitgesloten mag wor­den geacht, dat ter ontlasting van de Kennedybrugtraverse, in de verdere toekomst een tweede zuiderbrug noodzakelijk zal blijken te zijn.

 

De maatschappelijke en economische ontwikkelingen maken een verfij­ning van het uit 1969 daterende bestemmingsplan Maastricht-Zuidoost noodzakelijk. Op basis van de in het structuurplan vastgelegde uit­gangspunten wordt daarom een nieuwe juridische regeling voor het ge­bied Randwyck gemaakt.

 

In het bestemmingsplan Randwyck (1980) is voor de ruimtelijke struc­tuur uitgegaan van het tot stand brengen van een harmonieus geheel (integratiegedachte). In het gebied is daarom een aantal elementen geprojecteerd, dat deze integratie moet dragen. Als belangrijkste integrerende elementen zijn er de aktiviteitenassen, tevens voetgan­gersverbindingen en waar nodig tevens verbindingen voor openbaar ver­voer, ambulance en brandweer. Het wonen dient daarbij bij voorkeur te worden gekoppeld aan voetgangersverbindingen. Binnen dit stelsel van activiteitenassen fungeert een centraal plein als markant oriëntatie­punt, waarop verschillende functies elkaar ontmoeten en waar alle voetgangersverbindingen samenkomen. Terwijl een interne integratie in het plangebied zeer wel mogelijk wordt geacht, levert een verkeers­technische en functionele inpassing in het Maastrichtse stedelijk gebied meer problemen op, omdat er met name aan de noord- en oostzij­de van het plangebied een aantal moeilijk te overbruggen barrières is, dat deze inpassing zwaar frustreert (Céramique-terrein, Kennedy-singel, spoorlijn, autosnelweg A2).

 

Zoals in paragraaf 1.1. is weergegeven, zijn er daarna voor Randwyck Noord meerdere gemeentelijke nota's gepubliceerd met richtlijnen voor verbeteringen.

In de Structuurvisie Maastricht 1990 - 2000 (1989) wordt gesteld, dat het realiseren van de multifunctionele opzet van dit gebied, van het begin af opzet voor de inrichting voor Randwyck Noord, uitgangspunt blijft voor de toekomstige inrichting.

 

"Er zal een concentratiebeleid gevoerd worden ten aanzien van kantoren, waarbij uitsluitend in de di­recte omgeving van het MECC 'voorraad' ontwikkeling naast 'eigen gebruik' mogelijk is. De gronduitgifte zal in het teken staan van het creëren van een 'zake­lijk' vestigingsklimaat. In het gebied is ruimte voor nog circa 92.000 m2 kantoren en soortgelijke voorzie­ningen en circa 400 woningen. Daarnaast geldt de re­servering als universiteitsterrein." [9]

 

In de Structuurvisie wordt tevens aangegeven, dat de ruimtelijke structuur (die door de ad hoc invulling onvoldoende duidelijk was geworden) op basis van de stedebouwkundige studie van het reeds in paragraaf 1.1. genoemde duo Ungers en Von Brandt, versterkt en zo spoedig mogelijk voltooid wordt. In hoofdstuk 8 wordt hier nader op ingegaan. In samenhang daarmee zal volgens de Structuurvisie ook de verkeersafwikkeling worden verbeterd. Tevens zal extra aandacht die­nen te worden besteed aan (ondergrondse) parkeervoorzieningen, die als gevolg van de verdichting noodzakelijk wordt.

 

De in hetzelfde jaar verschenen nota Economische ontwikkelingen en regionaal beleid, die ook in samenhang met de Structuurvisie is opge­steld maakt duidelijk dat het economisch potentieel van Randwyck Noord van belang is voor de toekomstige werkgelegenheidsontwikkeling van Maastricht als geheel.


 

"De zakelijke dienstverlening genereert 8% van de werkgelegenheid. Voor deze sector worden zeer goede groeikansen verwacht, met name door de huidige markt­mogelijkheden en de toekomstige positie van Maas­tricht als centrum voor zakelijke dienstverlening in een Euregionale context.

De omgeving van het MECC en het Céramique-terrein zijn in dit verband top-lokaties." [10]

 

Onder invloed van een verouderd gebouwenbestand en de behoefte aan nieuwe representatieve goed bereikbare kantoorlokaties zullen, pro­cessen van concentratie, specialisatie en heroriëntatie die in de dienstverlenende sector plaatsvinden, de nodige verhuisbewegingen genereren. In de nota Economische ontwikkelingen en regionaal beleid wordt de verwachting uitgesproken

 

"dat deze over grotere afstanden zullen optreden dan in het verleden, waardoor Maastricht als mogelijke vestigingsplaats in een nieuw perspectief komt te staan. En de meest recente ontwikkelingen bevestigen dat ook.

Sinds het gereedkomen van het handelscentrum bij het MECC hebben 12 bedrijven (van de 18) van buiten Maas­tricht zich hier gevestigd, die Maastricht kennelijk een uitstekende uitvalsbasis vinden voor de regio en Euregio.

De conclusie is dan ook gerechtvaardigd dat op het gebied van de zakelijke dienstverlening goede groei­kansen aanwezig zijn, die bovendien goed aansluiten op de arbeidsmarkt en dan met name het aanbod van hoger opgeleide vrouwen. Maastricht kan verder een tweetal unieke lokaties aanbieden, de omgeving MECC en het Céramique-terrein, waardoor de stad haar cen­trumfunctie op dit gebied verder kan uitbouwen." [11])

 

De nota geeft aan dat voor de komende 10 jaar volgens de planning 100.000 tot 150.000 m2 nieuwe kantoorruimte noodzakelijk is, waarvan een groot deel zal zijn gelegen op Randwyck Noord.

 

De Profielschets stedelijk knooppunt Maastricht/Heerlen, grenzen te lijf (1991) knoopt aan bij de Vierde Nota waarin de stadsgewesten Maastricht en Heerlen tot euregionaal stedelijk knooppunt worden be­noemd. Het stedelijk vernieuwingsproject Randwyck past binnen het doel om enerzijds te komen tot een ruimtelijke concentratie van ste­delijke functies als kern voor de regionale structuur en anderzijds een hoogwaardig stadsmilieu te realiseren waardoor een zekere comple­mentariteit kan ontstaan ten opzichte van de andere steden binnen de Euregio. Hierdoor wordt volgens de profielschets de aantrekkings­kracht van de Euregio als vestigingsplaats voor bedrijven en instel­lingen versterkt en worden de kansen om in te spelen op de Europese eenwording optimaal benut.


Kenmerkend voor bedoelde plannen is de integrale en marktgerichte aanpak. Het realiteitsgehalte van deze plannen wordt daarnaast ver­hoogd doordat de totale financiering verzekerd is. De integrale aan­pak heeft enerzijds betrekking op het feit dat in de planontwikkeling aandacht wordt geschonken aan alle stedelijke functies, anderzijds heeft dit ook te maken met de financieringswijze van de plannen.

 

Eind 1992 is het Raamplan Mobiliteitsbeheersing verschenen, waarin onder andere beslispunten zijn opgenomen ten aanzien van de bereik­baarheid en leefbaarheid van de stad, het autoverkeer, het fiets- en voetgangersverkeer, het openbaar vervoer, het parkeren en de ver­keersveiligheid. Centrale vraag in dit Raamplan is hoe de verkeers­druk in verband met de leefbaarheid verminderd kan worden, terwijl de bereikbaarheid van de belangrijkste attractiepunten, en met name de binnenstad, gehandhaafd blijft, opdat de voorzieningen op het gewens­te niveau kunnen (blijven) functioneren. Gepoogd wordt het autover­keer ten faveure van het openbaar vervoer en langzaam verkeer te be­perken, onder andere door maatregelen op het gebied van doorstro­mingsmogelijkheden en parkeren. Maatregelen ten behoeve van het open­baar vervoer zijn met name gericht op bevordering van de snelheid en completering van het net. Om de topdrukte in het MECC op te kunnen vangen en de weerslag daarvan op Randwyck Noord, is een P+R-lokatie geprojecteerd op Randwyck Zuid. Overstappen van autoverkeer op bus­verkeer vindt plaats door het regionale net iets te verleggen en de capaciteit te vergroten door de inzet van pendelbussen.

Maatregelen met betrekking tot het langzaam verkeer hebben vooral betrekking op uitbreiding van de langzaam verkeersvoorzieningen en het verhogen van de veiligheid.

Het Raamplan sluit aan bij het lokatiebeleid zoals geformuleerd in de Vierde Nota Extra (zie paragraaf 2.2.) en het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer. Op basis van bereikbaarheids- en mobiliteitspro­fielen is een indeling gemaakt in A-, B- en C-lokaties. Randwyck Noord wordt daarin aangeduid als een B-lokatie, waarbij een nadere differentiatie heeft plaatsgevonden. Kaart 1A visualiseert de uitwer­king van het lokatiebeleid voor Maastricht.

In het navolgende is dit als volgt omschreven:

 

A-lokatie :                    -         binnen een afstand van 1.000 m., gemeten over de weg, van het IC-station Maastricht ten westen van de spoorlijnen óf:

-        binnen een afstand van 750 m., gemeten over de weg, van het IC-station Maastricht ten oosten van de spoorlijnen.

 

B-lokatie :                    -         binnen een afstand van 750 m., gemeten over de weg, van station Randwyck óf:

-        binnen een afstand van 300 m. van de haltes van de centrale as voor openbaar vervoer (bus) én de totale benodigde tijd vanaf het IC-station Maastricht (rijtijd en wachttijd) is maximaal 15 minuten.

 

C-lokatie :                    -         binnen een afstand van 2.000 m., gemeten over de weg, van de afslag Geusselt of Europaplein óf

-        binnen een afstand van 1.500 m., gemeten over de weg, van de afslag Oeslingerbaan.

 

 


aa

 

 

3.      KARAKTERISTIEK VAN HET PLANGEBIED

 

3.1.   Inleiding

 

Het plangebied wordt in de huidige situatie nauwelijks meer bepaald door natuurlijke gegevenheden. De veranderingen die de mens er in de loop der jaren heeft aangebracht, met name in de afgelopen 10 jaar, bepalen het beeld en het karakter. In dit hoofdstuk zal het beeld en het karakter van het plangebied worden beschreven ter vastlegging van de bestaande toestand.

De inventarisatie en analyse van de bestaande situatie dient mede ter signalering van de knelpunten die er in de structuur van het plange­bied zijn (ontstaan). Ook voor wat betreft de randvoorwaarden worden relaties gelegd met dit hoofdstuk (zie ook kaart 2).

 

3.2.   Ligging, begrenzing en oppervlakte

 

Het plangebied is gelegen op de oostelijke oever van de Maas en be­hoort, ruimtelijk gezien, tot de stadsrand van Maastricht.

De ligging van het plangebied is zodanig, dat een relatie met de wes­telijke oever van de Maas niet of nauwelijks aanwezig is. Zelfs met het stadsdeel op de oostelijke Maasoever is er momenteel nog geen duidelijke relatie. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Maas, aan de noordzijde door de Kennedybrug en -singel, aan de oostzijde door de spoorlijn Maastricht-Luik en de autosnelweg A2 en aan de zuidzijde bijna geheel door de Oeslingerbaan. Deze lijnvor­mige elementen vormen barrières, waardoor Randwyck Noord zowel fysiek als psychologisch gezien een (schier)eiland vormt in het stedelijk gebied van Maastricht.

De nieuwe functies in de voorgestelde bebouwingswijze op het Cérami­que-terrein, met de aanleg van de verlengde Limburglaan, brengen de binnenstad en het Randwyck-terrein dichter bij elkaar. Een zekere relatie zal ook met Akerpoort (openbaar vervoer en langzaam verkeer) en Heugem worden ontwikkeld.

Het plangebied Randwyck Noord heeft een totale oppervlakte van onge­veer 118 ha., waarvan ruim 15 ha. water, d.w.z. de rivier de Maas zonder vertakking bij het provinciehuis.

 

3.3.   Functionele structuur

 

Terwijl in de Doelstellingennota Randwyck (1977) nog wordt gesproken over zonering en vervlechting, is deze laatste gedachte in wezen ver­laten. Wie in het plangebied rondloopt ziet, dat op sommige plaatsen nog wel sprake is van integratie van wonen en werken (KNP-gebouw en ABP-woningcomplex, noordelijk woongebied), maar dat er vooral sprake is van clustering van individuele stedelijke functies.

In het noordwesten van het plangebied ligt een cluster van publiek-verzorgende functies, zoals het provinciehuis, PLEM, PTT, DGD en BGD gecombineerd met bedrijfsmatige en/of administratieve functies van De Limburger en de KNP.

 

 


aa


 

 

In het oosten sluit de bebouwing van het MECC hierop aan. Het MECC is een voorbeeld van een duidelijk multifunctioneel gebouw, dat groten­deels een ontmoetingsfunctie heeft (congresruimten, evenementenhal­len), maar waarin daarnaast een aantal vestigingen is gelegen uit de commerciële dienstverleningssector (bijv. bank, uitzendbureau) in combinatie met een aantal winkels in de niet-dagelijkse sector (bijv. Fleurist, modezaak) en horeca; de laatste specifiek gericht op con­gresgangers en in mindere mate op bezoekers van evenementen.

Aan de noordoostzijde van het MECC-gebouw, met een verbinding hier naar toe, ligt de bebouwing van AEGON, waarin een aantal projectbu­reaus is gevestigd (business center). De fase 3-uitbreiding van het business center is voltooid. Het Golden Tulip hotel, gelegen naast het MECC-gebouw heeft hier een sterke relatie mee, omdat het meren­deel van de overnachtingen congresgangers betreft. De uitbreiding van het hotel in noordoostelijke richting is afgerond.

 

In het oostelijk deel van Randwyck Noord, tegenover het station Rand­wyck, ligt de bebouwing van Medtronic, waar research wordt gedaan op medisch-technologisch gebied (o.a. pacemakers).

Ten westen daarvan ligt de vestiging van het Nederlands internatio­naal instituut voor Management (RVB), waarvan in het zuidelijke ge­bouw onderwijs wordt gegeven, terwijl in het noordelijk deel de stu­denten zijn gehuisvest. De vestiging van Medtronic en het RVB sluiten goed aan bij de onderwijs- en medische functie van het gebied ten zuiden van de Joseph Bechlaan. Tevens is hier recent een kantoorge­bouw van een accountant c.a. gereed gekomen (Coopers + Lybrand, Dij­ker Van Dien).

 

In het zuidoostelijk deel van het plangebied vormt het academisch ziekenhuis Maastricht (azM) in de huidige en toekomstige situatie het belangrijkste beeldbepalende en functionele element. Op dit zogenaam­de Onderwijs- en Wetenschappen-terrein is tevens de medische en ge­zondheidswetenschappenfaculteit gebouwd van de rijksuniversiteit (RL), dat zowel ruimtelijk als functioneel een sterke relatie met het azM heeft. Daarnaast is de bebouwing voor de z.g. 3x-factoren gerea­liseerd.

Het zuidwestelijk deel van het plangebied wordt in de huidige (en toekomstige) situatie benut voor woondoeleinden (deels meergezinswo­ningen m.n. in het noordelijk deel, deels eengezinswoningen, m.n. in het zuidelijk deel van dit gebied) in een parkachtige omgeving (groen, reliëf, waterpartijen). In de onderste laag van de woonbebou­wing in meer lagen is - veelal op de hoeken van de bouwblokken, soms langs het gehele voorfront - vestiging mogelijk van kantoor(achtige)- en andere functies.

Zowel in het noordelijk woongebied (ten zuiden van de Randwycksingel) als het zuidelijk woongebied (nabij de Oeslingerbaan) is een basis­school gevestigd, die zowel voor Randwyck als Heugem in de behoefte voorziet. De sporthal, die op de grens van beide wijken is gelegen, vervult meerdere functies, zowel voor de RL als voor bewoners. Tevens is een gebouw voor kinderopvang in aanbouw.


 

3.4.   Ruimtelijk-stedebouwkundige structuur

 

Voor de ruimtelijk-stedebouwkundige structuur van Randwyck Noord is, zoals gesteld, in het verleden uitgegaan van de integratiegedachte, waarbij activiteitenassen de verschillende functionele bestanddelen met elkaar verbinden. Deze activiteitenassen dienen tevens als voet­gangersverbindingen en als verbindingen voor openbaar vervoer, ambu­lance en brandweer. De woonfunctie dient met name langs de voetgan­gersverbindingen te zijn gelegen, om deze een menselijke schaal en levendig karakter te geven.

In dit stelsel van activiteitenassen en voetgangersverbindingen func­tioneert in theorie een centraal plein bij het MECC (Forum) als ver­deelpunt en markant oriëntatiepunt.

In de huidige situatie is o.a. door autonome invulling van het plan­gebied met bebouwingsmassa's, zonder voldoende rekening te houden met de oorspronkelijke stedebouwkundige uitgangspunten, niet zoveel meer terug te vinden van de bedoelde ruimtelijke hoofdstructuur. Op zich zijn er vrij duidelijke deelstructuren te onderkennen, zoals een woongebied met duidelijk op elkaar betrokken bebouwing, dat ten noor­den van de waterpartij een duidelijke stedelijkheid en intimiteit uitstraalt. De maatvoering van de straten en de schaal van de bebou­wing ondersteunen dit stedelijk beeld. De woonbebouwing in de zuid-westhoek van het plangebied heeft een meer suburbaan karakter. Het soort woningen (m.n. eengezinswoningen), het stratenpatroon en de afstand van de bebouwing tot de as van de weg, bevestigt dit beeld. De bedrijfsmatige en kantoorachtige invulling aan de noordzijde van het plangebied is grootschalig, ruimtelijk op elkaar betrokken, maar met een niet volledig duidelijke interne structuur. Het provinciehuis vormt door de barrièrewerking van de Limburglaan visueel stedebouw­kundig een geïsoleerd element in Randwyck Noord. Het MECC met bijbe­horende bebouwing (AEGON gebouw en Golden Tulip hotel) is het meest dominant in het noordelijk deel van het plangebied, zowel door de bouwmassa als door de ligging.

Het azM met de faculteitsgebouwen lijkt, ondanks de eveneens dominan­te aanwezigheid, voorlopig een geïsoleerd element in het plangebied. De onderlinge betrokkenheid van de verschillende functies binnen het plangebied is niet volledig uitgekristalliseerd.

De bouwrichting van sommige elementen, zoals de gekromde ligging van de woonblokken tussen het KNP-gebouw en het azM, maakt het creëren van een duidelijke structuur en het daardoor op elkaar betrekken van stedelijke elementen zeer moeilijk.

 

3.5.   Landschappelijke structuur

 

Het plangebied van het bestemmingsplan Randwyck Noord is gelegen op het laagterras van de rivier de Maas, voor een deel in de uiterwaard van de Maas, voor een klein deel zelfs op een (kunstmatig) eiland in de Maas. Van oudsher had dit onbebouwde gebied tussen Akerpoort en Heugem een agrarische functie. Op het moment dat stadsuitleg in deze richting noodzakelijk wordt, verdwijnt deze functie. De wegenstruc­tuur in dit gebied was vanuit het zuidoosten en zuiden gericht op de binnenstad van Maastricht.


In de Doelstellingennota Randwyck (1977) werd er bij de structurering van het stedelijk gebied vanuit gegaan zoveel mogelijk rekening te houden met het natuurlijke milieu, de landschappelijke constellatie en vertrouwde elementen in de bestaande bebouwing.

Belangrijke zichtlijnen vanuit de rand van het Maasdal naar de Maas­trichtse binnenstad en andersom dienden behouden te blijven.

De huidige structuur en inrichting van Randwyck Noord laat zien, dat dit idee niet volledig is vastgehouden. De oorspronkelijke van zuid­oost naar noordwest gerichte wegenstructuur is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor meer oost-west en noord-zuid gerichte wegen.

Omdat de bebouwing op Randwyck Noord in het algemeen niet van een dusdanige hoogte is dat zij ver boven de omgeving uitsteekt, is af­hankelijk van de zichthoogte de visuele relatie vanaf de rand van het Maasdal naar de binnenstad slechts beperkt aangetast. Vanuit de bin­nenstad geldt in principe hetzelfde. Het provinciehuis is als markant punt langs de Maas de blikvanger, maar vormt geen storend element in het wijdse uitzicht. De Kennedybrug heeft wat dit betreft meer in­vloed.

De landschappelijke structuur waarbij de term stedelijke landschap het beste past, is in de huidige situatie nog niet volledig uitge­kristalliseerd. Her en der in het plangebied is er nog sprake van braakliggende stukken grond, waardoor, in combinatie met een groen­structuur die van recente datum is, het gebied als niet af oogt. Bo­vendien is er op sommige plaatsen voor een stedelijk gebied als Rand­wyck Noord sprake van onfunctioneel groen (maisvelden). Het gebied ten zuiden van het provinciehuis, dat als uiterwaard een waterbergen­de functie heeft, zal in de toekomst zeker niet bebouwd worden, waardoor het provinciehuis in zekere zin geïsoleerd blijft liggen.

 

3.6.   Verkeersstructuur

 

-        Autoverkeer

 

Aansluitend aan de in de jaren 70 in zwang zijnde benadering van het autoverkeer en -vervoer kent Randwyck Noord een indirect ontslui­tingssysteem. Dit systeem wordt gekenmerkt door een aantal verdeelwe­gen dat vanaf de Limburglaan en de Oeslingerbaan het plangebied in­loopt en dat niet of nauwelijks in onderlinge verbinding staat.

Hoofdfuncties zoals het MECC en het azM worden hierbij vanaf de bui­ten- c.q. parkeerzijde benaderd, terwijl de hoofdingangen vrij blij­ven van autoverkeer.

Via de Oeslingerbaan en indirect via de Limburglaan en de Kennedysin­gel heeft het autoverkeer aansluiting op de autosnelweg A2. Via de Limburglaan en de Kennedybrug heeft het autoverkeer een aansluiting op de binnenstad van Maastricht. In de nabije toekomst zal door de aanleg van de verlengde Limburglaan op het Céramique-terrein de be­reikbaarheid van de binnenstad worden vergroot.

De woonwijken zijn via een verbindingsweg (Leuvenlaan, Praaglaan, Sa­lernolaan) aangesloten op de Randwycksingel in het noorden en de Oes­lingerbaan in het zuiden. Deze verbinding heeft de status van een buurtontsluitingsweg.

In het noordelijk woongebied wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de activiteitenassen die alleen voor langzaam verkeer toegan­kelijk zijn en de straten waarop ook autoverkeer mogelijk is. In het zuidelijk woongebied is dit onderscheid er niet.

 

-        Parkeren

 

Randwyck Noord kent een gespreid systeem van parkeerlokaties, waarbij elke functie een eigen parkeeraccommodatie kent die direct of indi­rect in verbinding staat met het bovengenoemde verdeelwegensysteem. Het vigerende bestemmingsplan geeft aan dat 50% van de parkeerbehoef­te door middel van dubbel grondgebruik moet worden opgelost. In de praktijk heeft dit geleid tot 3 oplossingen: onder het gebouw (PLEM), parkeerdek (KNP) en binnen het gebouw (PTT). De verbindingen tussen de parkeergelegenheden onderling zijn zwak ontwikkeld.

Uit de eindrapportage Analyse verkeers- en parkeervraagstuk Randwyck Noord te Maastricht van Parking & Traffic Consultants b.v., Zutphen (1991) (PTC) blijkt dat alle bedrijven en instellingen die in de hui­dige situatie in Randwyck Noord zijn gevestigd, of die zich daar in de nabije toekomst zullen gaan vestigen, over voldoende parkeercapa­citeit beschikken.

Alleen bij het MECC is er bij topevenementen wel eens sprake van een tekort aan parkeerplaatsen, of in ieder geval kan de capaciteit door verwerkingsmoeilijkheden niet optimaal worden benut, waardoor ook op plaatsen die hiervoor niet zijn bestemd wordt geparkeerd. Voor de parkeerproblematiek is in genoemde rapportage reeds een aantal oplos­singen geformuleerd. De parkeerproblematiek die het azM in de begin­fase kenmerkte, is in omvang verminderd.

Het parkeren in de woongebieden is verschillend van aard. In het noordelijk woongebied wordt met name geparkeerd op de binnenplaatsen van de bebouwingsblokken, zowel in parkeervakken als in garages. Daardoor en door de ligging van de activiteitenassen geeft het noor­delijk woongebied een autovrij beeld. In het zuidelijk woongebied wordt geparkeerd in garages bij het woonhuis en in parkeervakken langs de straten. Het beeld is hier volledig anders, omdat het parke­ren aan de voorzijde van de huizen plaatsvindt. Het zuidelijk woonge­bied maakt daardoor een wat minder rustige, meer op autoverkeer ge­richte, indruk.

 

-        Openbaar vervoer

 

In de huidige situatie is het gebied Randwyck Noord zowel via het spoor als met de bus goed bereikbaar. Aan de noordoostzijde van het plangebied ligt het N.S.-station Maastricht-Randwyck. Van daaruit zijn alle gebouwen in Randwyck Noord te voet in maximaal 10 minuten te bereiken. Het MECC en het azM zelfs binnen 5 minuten.

Via het station Maastricht-Randwyck is er aansluiting op het regiona­le net; landelijke en internationale lijnen lopen via het station Maastricht. Vanuit station Maastricht is er met het station Maastricht-Randwyck een dienstregeling met een hoge frequentie. Af­hankelijk van de tijd van de dag (spits-/daluren) is dit 7-8 maal per uur. In omgekeerde richting (Maastricht Randwyck - Maastricht) is dit 5-6 maal per uur.

Vanuit de binnenstad lopen er 7 buslijnen van het stadsvervoer door het plangebied waarvan er 3 Randwyck Noord als eind- c.q. beginstati­on hebben (lijn 2: Randwyck-Malberg v.v., lijn 11: Randwyck-Wolder v.v. en lijn 13: Randwyck-Lanaken v.v.).


De overige lijnen zijn doorgaand (lijn 3: Heer-Caberg v.v., lijn 5 : de Heeg-Daalhof v.v., lijn 10: Caberg-Heugem v.v. en lijn 14: de Heeg-Villapark v.v.). In Randwyck Noord zijn 6 bushaltes gelegen die alle worden aangedaan vanuit het centrum van de stad.

De eerder genoemde buslijnen hebben alle een halteplaats bij het azM. Tussen 08.00 en 21.00 uur komt er circa 18 maal per uur een bus. Op zaterdagen, zon- en feestdagen is de frequentie per uur bij alle hal­tes lager (circa 13 maal per uur bij azM).

Naast het stadsvervoer is Randwyck Noord tevens via het regionaal busvervoer (VSL) lijn 58: Maastricht-Mesch te bereiken. Tussen 07.00 en 19.00 uur stopt er 2x per uur een bus, tussen 19.00 en 00.30 uur nog slechts 1x per uur. Op zon- en feestdagen is de dienstregeling minder frequent (tussen 11.00 en 0.30 uur slechts 1x per uur).

 

Er is in Randwyck Noord nog een incompleet net van zgn. busbanen.

 

-        Langzaam verkeer

 

Het langzaam verkeer kan gebruik maken van dezelfde routes als het autoverkeer en het openbaar vervoer.

Daarnaast zijn er meerdere verbindingswegen die speciaal zijn aange­legd voor langzaam verkeer, zoals de tunnel onder de Kennedysingel met aansluiting op de Randwycksingel en de tunnel onder de Oeslinger­baan vanuit het zuidelijk woongebied richting Heugem.

Vanaf de Limburglaan is er een route via het in het zuidwesten gele­gen woongebied door de genoemde tunnel naar Heugem. De langzaam ver­keersroutes door de woongebieden en het parkgebied zijn weinig door­lopend en vrij ongestructureerd. Langs de Limburglaan zijn in noorde­lijke en zuidelijke richting vrijliggende fietspaden gesitueerd. Bij de inrichting van het Céramique-terrein zal de route richting binnen­stad nog verbeteren. Veel langzaam verkeersroutes worden als onher­bergzaam ervaren.


 

 

4.      KNELPUNTEN

 

4.1.   Inleiding

 

Door de wisselende visies en de daarmee gepaard gaande verschillende invullingen zijn de beoogde doelstellingen met betrekking tot het tot stand brengen van een harmonieus geheel niet bereikt. De integratie die was opgehangen aan een aantal belangrijke elementen als de acti­viteitenassen, het centrale plein, de voetgangerstracés en de overige verkeersstructuur bleek door meerdere oorzaken niet haalbaar. Daarbij speelden ook nieuwe inzichten een belangrijke rol. Als gevolg daarvan zijn op een aantal gebieden knelpunten ontstaan. Deze zijn in te de­len in functionele knelpunten, ruimtelijk-stedebouwkundige knelpun­ten, verkeerskundige knelpunten en overige knelpunten (zie ook kaart 3).

In het volgende zullen deze knelpunten, die ook reeds zijn gesigna­leerd in de Implementatie Structuurschets UvB Randwyck Noord (1990), worden besproken.

 

4.2.   Functionele knelpunten

 

De potentiële volumina in Randwyck Noord voor bijvoorbeeld kantoren zijn voor de Maastrichtse schaal groot.

Binnen het MECC-terrein (18 ha) kan volgens het bestemmingsplan nog    130.000 m2 b.v.o. (voor diverse functies) worden gerealiseerd. Indien hiervan circa 80.000 m2 een kantoorbestemming zal krijgen en daaraan de kantoorbestemming (70.000 m2) van het Céramique-terrein wordt toe­gevoegd, dan is daarmee - op grond van de huidige becijferingen en een thans geldend maximum scenario - een voorraad aanwezig voor de lange termijn. En daarbij worden dan nog niet de potentiële volumina op het 0&W-terrein gerekend.

Knelpunten in de woningbouwsektor, waar volgens de beleving van bewo­ners sprake is van een aantrekkelijk woonmilieu, worden niet ver­wacht. Door de omvang van de woningbouw is het aantal ondersteunende c.q. volgende functies echter beperkt (winkels, speelgelegenheid, sociaal-culturele voorzieningen). De nog braakliggende, onoverzichte­lijke en als onveilig beleefde gebieden, zouden voorlopig door andere functies voor een gedeelte kunnen worden verbeterd. De geïsoleerde ligging van de woonfunctie in het RVB-complex geeft aanleiding tot zorg en vraagt aandacht in relatie met de functionele invulling rond­om het centrale plein (Forum).

 

4.3.   Ruimtelijk-stedebouwkundige knelpunten

 

Randwyck Noord wordt in de huidige situatie nadrukkelijk gedomineerd door de bebouwing van het azM met de faculteitsgebouwen en het MECC. De ruimtelijke ontwikkeling van beide zeer grote bouwvolumen is in de huidige situatie niet voldoende geplaatst binnen een ruimtelijk-stedebouwkundige structuur, maar heeft te zeer een autonome ontwikke­ling doorgemaakt.

 

 


aa


 

 

De bebouwingselementen liggen nu nog geïsoleerd en sterk gespreid in de ruimte. Met name de bebouwing in het westen van het plangebied kent wisselende, onderling verschillende bebouwingsrichtingen, waar­door oriëntatie en herkenning bemoeilijkt wordt. De begane grondlaag heeft in het algemeen geen uitstraling en er is geen belevingserva­ring van een architectonische samenhang.

De onbebouwde ruimten hebben door vorm en functie het karakter van restruimten.

Bij de woonbuurt in de zuidwesthoek van het plangebied komen de vol­gende knelpunten naar voren:

 

-        de buurt mist een duidelijk "Maasfront" dat in schaal en geleding een ruimtelijke begrenzing vormt naar de Maas en het buitengebied. De groen/waterstructuur binnen het plangebied wordt abrupt beëin­digd tegen de Limburglaan;

-        de begrenzing van Heugem-noord is onduidelijk door bestaande, verschillende bebouwingselementen;

-        de ruimtelijke relatie met het centrale groengebied is onduidelijk.

 

De bestaande infrastructuur rond het plangebied geeft enerzijds goede regionale verbindingsmogelijkheden, anderzijds gaat er binnen het stedelijk gebied van Maastricht een grote barrièrewerking van uit. Ruimtelijke relaties met omliggende stadsdelen als Akerpoort, Heer, de Heeg, en Heugem ontbreken daardoor.

 

In het noordwestelijk deel van het plangebied is een aantal bebou­wingscomplexen met een woonfunctie of een werkfunctie (PLEM, De Lim­burger, PTT, KNP, DGD, etc.) gesitueerd, dat door de infrastructuur is ingesloten en nauwelijks een relatie heeft met het nabij gelegen Provinciehuis of de binnenstad.

 

Rondom het MECC-complex kan worden geconstateerd, dat:

 

-        het complex zich door middel van een "achterkant"-situatie manifes­teert naar de belangrijkste waarnemingsassen;

-        door de nagenoeg permanente toegankelijkheid van het beurzencomplex van het MECC via achteringangen de planopzet en de intentie van het centrale plein (Forum) wezenlijk wordt aangetast;

-        het Forum niet adequaat functioneert door het ontbreken van bege­leidende pleinbebouwing en het ontbreken van heldere ontsluitings­en toegangsroutes;

-        de koppeling (uiteraard binnendoor of overdekt) van het MECC met het hotel en een belangrijk deel van het handelscentrum geeft een ruimtelijk weinig helder beeld.

 

Het station, als belangrijk entreepunt van Randwyck Noord ontbeert een duidelijke, oriënterende vormgeving. De verdiepte ligging t.o.v. het plangebied versterkt dit. Herbergzame, gemakkelijk begaanbare routes naar de verschillende plandelen ontbreken.

De ruimtelijk-architectonisch als zodanig vormgegeven hoofdentree van het azM wordt functioneel verzwakt door de verschillende zij-ingan­gen.

 

Het parkeergebouw aan de zuidzijde schermt het azM vanaf de belang­rijkste waarneemas af.


 

4.4.   Verkeerskundige knelpunten

 

-        Autoverkeer

 

Het wegenpatroon van Randwyck Noord kent een sterk wisselende ver­keersbelasting. Naast de normale dagelijkse piekuursituaties door het woon-werkverkeer treden regelmatig congestieverschijnselen op bij evenementen in het MECC. Verschillende oorzakelijke verbanden kunnen daarbij gelegd worden.

Afhankelijk van het ingenomen standpunt kan enerzijds gewezen worden op de beperkte capaciteit en flexibiliteit van de toeleidende wegen, de vormgeving van de kruispunten, de excentrische ligging, de matige bereikbaarheid (oprijsnelheid) en capaciteit van de parkeervoorzie­ningen.

Anderzijds speelt een noodzakelijke gewenning in een beoogd stedelijk gebied en de daarmee samenhangende vervoersmiddelenkeuze een belang­rijke rol.

De bovengenoemde congestieverschijnselen treden met name op bij de Oeslingerbaan ter hoogte van het kruispunt met de P. Debeyelaan ge­koppeld aan de aansluiting met de Universiteitssingel. Ook de combi­natie van de twee kruispunten op de Limburglaan met resp, de op-/af­rit van het Kennedybrugtracé en de Randwycksingel kent een beperkt afwikkelingsniveau dat in pieksituaties soms aanleiding geeft tot op­stotend verkeer tot op de Kennedybrug. Het patroon van ontsluitings­wegen van het parkeerterrein bij het MECC slibt in die situaties vol, waardoor de circulatie van parkeergelegenheid zoekend verkeer tot stilstand komt.

In meer algemene zin wordt het routeverloop van de belangrijkste ont­sluitingswegen als niet geheel logisch en onduidelijk ervaren.

 

-        Parkeren

 

Vooral bij grote evenementen geeft het parkeren bij het MECC overlast op de openbare weg.

Het parkeerplaats zoekend verkeer stoot op tot op de Limburglaan, Oeslingerbaan en zelfs de afslag van de A2, waardoor de bereikbaar­heid van geheel Randwyck wordt belemmerd.

 

-        Openbaar vervoer

 

In de huidige situatie vormt de busverbinding vanuit de stad niet altijd een aantrekkelijk alternatief voor het privévervoer per auto. In de piekuursituaties wordt het busverkeer met dezelfde congestie­verschijnselen geconfronteerd als het autoverkeer, bijvoorbeeld op de Limburglaan.

 

-        Langzaam verkeer

 

De routing voor het langzaam verkeer is nog discontinu en kent weinig gerichte en doorlopende structuren. Dit geldt zowel voor het interne als externe/doorgaande verkeer.

Met name de relaties met de Maasoever langs het Céramique-terrein en de binnenstad zijn zwak vormgegeven en op een enkele plaats verkeers­gevaarlijk.


De ingangen/voorzijden van belangrijke bezoekers aantrekkende elemen­ten (MECC/azM) zijn minder toegankelijk voor voetgangers en fietsers. De routing naar het station is onaantrekkelijk en onoverzichtelijk. De hoogteverschillen nabij het station maken de situatie er niet dui­delijker op.

 

-        Bewegwijzering

 

De bewegwijzering op het terrein is niet helder c.q. ontbreekt.

 

4.5.   Overige knelpunten

 

Ontwikkelingen op het Onderwijs- en Wetenschappenterrein hebben een nogal autonoom karakter. Overleg over inpassing van toekomstige be­bouwing binnen de stedebouwkundige structuur is noodzakelijk.

 

Milieuhinder zou zoveel mogelijk beperkt dienen te blijven tot het O&W-terrein. Dit is niet in alle gevallen mogelijk.

 

Bij de realisering van de beoogde wandwerking (allure en architec­tuur) rond het Forum spelen de volgende knelpunten een rol:

 

-        de bebouwing ten zuiden van het Forum, waarbij het de intentie van de gemeente is daar (mede) beperkte woningbouw te realiseren;

-        de realisatie van zowel parkeervoorzieningen voor de toekomstige bebouwing van de oostelijke pleinwand als vervanging van de reeds aanwezige parkeerplaatsen ten behoeve van het MECC is een compli­cerende factor.

 

De wijze waarop tot op heden de afwerking van Randwyck Noord heeft plaatsgevonden, straalt niet altijd niveau uit. De onduidelijkheid in de beplantingsstructuur, het veelal goedkope en verouderde stadsmeu­bilair en de nog niet overal afgewerkte wegen (putdeksels), doen onnodig afbreuk aan het imago.


 

 

5.      DOELSTELLINGEN

 

5.1.   Inleiding

 

De in de beginjaren zeventig in de ruimtelijke planning in zwang ge­raakte doelstellingenbenadering kan gezien worden als een reactie op de ondoorzichtige wijze waarop tot die tijd plannen tot stand kwamen. De bedoeling van de doelstellingenbenadering was helderheid te bren­gen in de planvorming: na gesteld te hebben wat de feitelijke situa­tie is, stelt men vast welke richting men uit wil en hoe die richting te bereiken is.

De doelstellingenbenadering bleef in haar goede opzet steken. Doel­stellingen waren over het algemeen vage intentieverklaringen zonder uitgewerkt te zijn in praktische toepasbare regels. Men trachtte op­vattingen over menselijk welzijn, het economisch functioneren en de culturele en historische continuïteit in hun relatie tot de gebouwde omgeving vast te leggen. Men was echter bang en/of niet in staat die opvattingen ook toetsbaar in een plan op te nemen. De feitelijke planvorming ging achter die intentieverklaringen op de oude voet ver­der.

Als reactie daarop ontstond een aanpak die gericht was op concrete problemen. Doelstellingen werden aan specifieke gebieden gehecht, problemen werden gekozen als zijnde urgent, aangesloten werd bij het lopend beleid. Deze strategisch-probleemgerichte benadering vond in de tweede helft van de jaren zeventig ingang. Met het verminderen van de economische mogelijkheden ging echter de financiële haalbaarheid van bepaalde oplossingen de boventoon voeren.

Tegelijkertijd is de zogenaamde onderhandelingsplanning ontstaan. Hierbij vindt in een gesloten circuit uitruil plaats van sectorale eisen, zowel op horizontaal planningsniveau als tussen de plannings­niveaus onderling.

 

Heden ten dage is de planvorm waarin de toekomstvisie opnieuw een grote plaats krijgt, weer gangbaar. Plannen met een hoge stedebouw­kundige/architectonische kwaliteit en samenhang zijn veelal het ge­volg. Toch zijn doelstellingen niet overbodig geworden. Ze dwingen bestuurders en andere plannenmakers tot eenstemmigheid. Op een lager abstractie-niveau zijn ze praktisch onmisbaar omdat ze noodzakelijk zijn bij de toetsing van actieprogramma's. Derhalve dienen ze in een toetsbare vorm te zijn geformuleerd.

 

Zoals voor andere plannen geldt ook voor Randwyck Noord dat:

 

-        de planvorming en het plan overzichtelijk en helder moeten zijn;

-        het plan probleem-oplossend en uitvoeringsgericht moet zijn;

-        het plan gebaseerd moet zijn op een betrokkenheid van de partici­panten;

-        het plan nieuwe perspectieven moet openen.


 

5.2.   Randwyck Noord

 

Op de verschillende bestuursniveaus zijn doelstellingen geformuleerd, die soms vanwege het schaalniveau noodzakelijkerwijs globaal blijven, maar aan de lagere overheden een bepaalde detaillering toestaan. In hoofdstuk 2 is dit reeds aan de orde geweest.

In de loop der jaren worden de doelstellingen onder invloed van eco­nomische en maatschappelijke ontwikkelingen vaak bijgesteld. De hoofddoelstellingen voor het plangebied zijn soms in vrijwel ongewij­zigde staat blijven staan, soms zijn ze verlaten.

 

Het belangrijkste doel van het bestemmingsplan Maastricht-Zuidoost (1969) was het reserveren van voldoende ruimte voor stedelijke voor­zieningen met een regionaal bereik. De nadere detaillering van deze stedelijke voorzieningen is in de loop van de tijd veranderd.

In de Doelstellingennota Randwyck (1977) worden de volgende doelstel­lingen geformuleerd:

 

-        aangezien de binnenstad het werkelijk levende hart van de stede­lijke agglomeratie moet blijven, mogen in het gebied Randwyck geen functies worden ondergebracht die het bestaan van de binnenstad bedreigen;

-        grondprincipe is streven naar voorzichtige zonering en vervlech­ting;

-        bij de structurering van het stedelijk gebied wordt zoveel moge­lijk rekening gehouden met het natuurlijke milieu en wordt uitge­gaan van de landschappelijke constellatie en van vertrouwde ele­menten in de bestaande bebouwing (bijv. max. 15 m. hoge bebouwing met incidentele afwijkingen, maar rekening houden met de belang­rijkste zichtlijnen vanuit de rand van het Maasdal naar de Maas­trichtse binnenstad en omgekeerd).

 

De eerstgenoemde doelstelling van de nota uit 1977 doet nog steeds opgeld. Het voorzichtig zoneren is echter gewijzigd in sterk zoneren. In de huidige gedachtengang is er sprake van homogene buurten in een heterogene wijk. Het idee van de vervlechting van woon- en werksitua­tie heeft aan waarde ingeboet. In de woongebieden is beperkte vesti­ging van commerciële functies nog wel mogelijk. In de werkgebieden is de aanwezigheid van een woongebouw ook niet helemaal vreemd. In het algemeen is er echter eerder sprake van een incident dan van regel­maat, waardoor van enige afstand gezien de functies volledig van el­kaar gescheiden lijken. Het idee van een landschappelijke en natuur­lijke onderlegger, met het handhaven van zichtlijnen e.d., is vrijwel volledig verlaten. De bestaande en toekomstige stedebouwkundige structuur van Randwyck Noord is ten opzichte van de vroegere situatie vrijwel volledig artificieel.

 

Zoals in de planmotivering (paragraaf 1.1.) aangegeven, is in 1988 aan Ungers de opdracht gegeven voor het gebied Randwyck een visie te ontwikkelen. In hoofdstuk 6 wordt op deze visie ingegaan.


Uit de Structuurvisie Maastricht (1989) is, alhoewel niet recht­streeks als zodanig genoemd, een aantal doelstellingen te destille­ren. Hoofddoelstelling is het realiseren van een multifunctionele wijk, waarin verschillende stedelijke functies afzonderlijk geconcen­treerd zullen worden. Daarbij dient als hoofdlijn voor de structuur van het gebied van het stedebouwkundig plan van Ungers en Von Brandt te worden uitgegaan.


 

 

6.      STEDEBOUWKUNDIGE VISIE

 

6.1.   Inleiding

 

In november 1988 is aan prof. Ungers opdracht verleend een verdere gedetailleerde stedebouwkundige vertaling te formuleren voor Randwyck Noord, aangevuld met kwalitatieve en kwantitatieve aspecten. In sa­menwerking met dipl. ingenieur Von Brandt is aan de opdracht gewerkt. In het voorjaar van 1989 is het eerste concept aan het College van B&W gepresenteerd.

 

UvB trof in de wijk een spectrum van sterk heterogene bebouwingsele­menten aan. Er was geen mogelijkheid het geheel in één bovengeordend bebouwingssysteem te vatten. Er is, mede op grond van theoretische concepten (die Stadt in der Stadt), gezocht naar een ander concept dat in staat is zowel recht te doen aan de gegroeide situatie en te­gelijkertijd een zinvolle ontwikkeling mogelijk maakt.

 

Het gebied is opgevat als bestaande uit verschillende buurten met een eigen karakter en identiteit. De nog onbebouwde gebieden dienen in dit concept van homogene buurten binnen de heterogene wijk ingevuld te worden.

In het volgende worden de kenmerkende elementen van het stedebouwkun­dig plan aan de hand van teksten van UvB nader uiteengezet (zie ook kaart 4).

6.2.   Ruimtelijk-stedebouwkundige structuur

 

De stedebouwkundige structuur in het oostelijk deel van het plange­bied is duidelijk gebaseerd op het daar geprojecteerde rechthoekig stratenpatroon. De meest markante elementen daarin zijn in de huidige situatie het MECC en het azM/RL. Tussen de noord-zuid gerichte hoofd­ontsluitingsweg en de spoorlijn/autoweg A2 ontstaat een stedelijk front (door UvB "stadsmuur" genoemd) met in de noordoostelijke hoek een bebouwingsmassa van flinke hoogte ("Citadel" genoemd).

Het stedelijk front strekt zich uit van de meest noordoostelijke (Eu­ropaplein) tot de meest zuidoostelijke punt (afrit A2/0eslingerbaan) van het plangebied.

Het stedelijk front is naar de mening van UvB, uitgaande van de be­staande bebouwing tot een gesloten complex, tot een identificeerbaar stedelijk element uit te bouwen, waarin bijvoorbeeld een aantal medi­sche of ziekenhuis geliëerde functies kan worden gevestigd. UvB ge­bruikt daarvoor de term "Medizinische Kleinstadt".

Het midden van het plangebied wordt bepaald door een als "Central Parc" omschreven ruimtelijke figuur. Het is een carrévorm, omsloten door bebouwing gericht naar het woongebied en het stadsmuurgedeelte. Het Central Parc is te beschouwen als een stedelijk element in het parkgebied, dat op zich een rustpunt vormt en tevens een recreatieve functie heeft tussen de woonbebouwing van Randwyck Noord en Heugem. Anderzijds vormt het carré de omlijsting van een kleiner parkgebiedje. Een park binnen een park als het ware. In het Central Parc is de bestaande bebouwing (1e fase gebouw) van de RL opgenomen.

Het noordwestelijk deel van het plangebied, dat in de huidige situa­tie al grotendeels met bebouwing is ingevuld, wordt qua stedebouwkun­dige structuur vrijwel ongemoeid gelaten.


Het enige wat hieraan toe wordt gevoegd is een aantal bebouwingsele­menten dat de herkenbaarheid van het plangebied verhoogt.

Aan de ingang van het plangebied, nabij het provinciehuis is een "Stadttor" geprojecteerd die de entree van Randwyck Noord dient te benadrukken. In de lus van de Kennedysingel naar de Limburglaan is ruimte voor een bouwmassa van enige hoogte "Leuchtturm" genaamd, dat als een vooruitgeschoven baken de fysieke aanwezigheid van het Rand­wyck-terrein vanuit de binnenstad visualiseert. De bouw van een der­gelijke toren dient in relatie te worden gezien met de bebouwing in het zuidelijk deel van het bestemmingsplan Céramique.

 

Het woongebied in het zuidwesten van Randwyck Noord wordt afgebouwd. Aan de structuur ervan wijzigt niets essentieels. Met bebouwing ten zuiden van de Oeslingerbaan worden Randwyck Noord en Heugem directer aan elkaar geschakeld.

 

6.3.   Groenstructuur

 

De groenstructuur in het plangebied wordt gedomineerd door een park­aanleg die als een scharnierpunt functioneert tussen Randwyck Noord en Heugem. Naast het aanwezige groen zijn de belangrijkste elementen in dit park de waterpartijen langs de woningbouw en het kunstmatige reliëf. Een aantal stedelijke elementen wordt in dit groengebied geïntegreerd, zoals de openbare basisschool, de sporthal en het reeds besproken Central Parc.

Voor het overige is het groen in het bebouwde plangebied begeleidend groen, dat een functie heeft ter benadrukking van de ontslui­tingsstructuur. Zo wordt de noord-zuidverbinding door drie rijen bo­men begeleid en de oost-westverbinding (tussen Limburglaan en het Fo­rum) door twee rijen. Andere niet-primaire ontsluitingswegen hebben in het algemeen slechts één rij bomen. Vrijwel het hele plangebied is door bomen omzoomd. In het noordoosten langs de Kennedysingel en het Europaplein en het zuidoosten langs de Oeslingerbaan is er door de aanleg van een groenstrook van enkele tientallen meters breed sprake van een afscherming van Randwyck Noord.

Naast deze artificiële groenstructuur is er het meer natuurlijke ui­terwaardengebied ten zuiden van het Gouvernement. In overleg tussen het College van Gedeputeerde Staten en het College van Burgemeester en Wethouders van Maastricht is van provinciezijde het idee geopperd het gebied natuurlijk in te richten als onderdeel van een natuuront­wikkelingsplan voor het zogenaamde grensmaasgebied. In het kader van het bestemmingsplan dient een dergelijke ontwikkeling mogelijk te zijn.

 

6.4.   Verkeersinfrastructuur (zie ook kaart 5)

 

Het belangrijkste element in het stedebouwkundig plan voor Randwyck Noord van UvB is een centrale, vrijwel rechtlijnige duidelijk herken­bare zuid-noord ontsluitingsweg (Allée) die vanaf de aansluiting op de Oeslingerbaan gericht is op het Forum. Deze Allee geeft echter bij het Forum geen aansluiting voor het particuliere gemotoriseerde ver­keer op de wegenstructuur rond het MECC. Zij heeft als zodanig, los van het openbaar vervoer, een ruimtelijk oriënterende functie en een ontsluitingsfunctie voor de aan de Allee gelegen bestemmingen.


De omgeving van het MECC is bereikbaar via de Universiteitssingel, de Randwycksingel en de aansluiting vanaf het Kennedybrugtracé. Er is hier gekozen voor een carrévormig ontsluitingssysteem dat een par­keerroute vormt die de verschillende parkeeraccommodaties aandoet. Er wordt een rechtstreekse verbinding gerealiseerd tussen de Universi­teitssingels en de Oeslingerbaan voor het verkeer dat o.m. het MECC in zuidelijke richting verlaat. Deze weg zal via een tunnel onder de Oeslingerbaan worden doorgeleid en via een lus aansluiten op de zui­delijke rijbaan van de Oeslingerbaan. Er wordt nog gezocht naar moge­lijkheden voor het verkeer richting MECC komend vanuit het zuiden.

De ontsluitingsstructuur in het oostelijk deel van Randwyck Noord be­staat uit een netwerk van parallel lopende of haaks op de Allée staande wegen ("grid").

De hoofdontsluitingsstructuur wordt door bomen en bebouwing begeleid om de functie ervan te benadrukken.

Teneinde de verkeersdruk op de Limburglaan te verlichten is in het plan UvB voorzien in een afrit aan de zuidzijde van de Kennedysingel, nabij de geprojecteerde Citadel. Het verkeer uit de binnenstad kan op die wijze het plangebied vanuit noordelijke richting op twee ma­nieren benaderen. Kaart 5 toont een verlenging van de Universiteits­singel in zuidelijke richting, onder de Oeslingerbaan door en aan­sluitend op de zuidelijke rijbaan hiervan. De aanleg van deze ont­sluiting zal in een later stadium plaatsvinden, afhankelijk van de behoefte. In een nog voortdurend overleg met de begeleidingscommissie PTC-rapport, wordt naar "het optimale verkeersmodel" gestreefd. Er is uiteraard een sterke relatie met de in hoofdstuk 2.2. beschreven voornemens, c.q. reeds bestaande concreet beleid.

 

Naast deze hoofdontsluitingsstructuur, waaraan in het oostelijk deel van het plangebied een netwerk van wegen is opgehangen is er een kleiner netwerk voor het langzame verkeer. Dit netwerk heeft in ver­band met de bebouwingsstructuur een minder rechtlijnig verloop.

 

Het openbaar vervoer (bus) heeft een veel directer routeverloop waar­bij de Allee en de oost-west as langs het Forum vrije busbanen ken­nen. De Limburglaan ondergaat aanpassingen om het openbaar vervoer op snellere wijze te laten doorvloeien. Directe verbindingen naar Heer, Akerpoort en het N.S.-station zijn aanwezig.

De geplande routes via de Bloemenweg en de (verlengde) Limburglaan zullen via aanvullende voorzieningen een snelle verbinding met de binnenstad mogelijk maken.

 

Door de aanwezige functies in het plangebied, zoals het azM en het MECC, speelt het parkeren een belangrijke rol. Bij de verdere invul­ling van het plangebied zal deze rol nog groter worden. Voor het stilstaand verkeer is gekozen voor een systeem van parkeergarages en -terreinen, waarbij de vertikale oplossing een veel gebruikte optie is. De benodigde parkeercapaciteit is daarbij onder of in de bebou­wing voorzien (dubbel grondgebruik). Er wordt hierbij uitgegaan van ten minste 75% zogenaamd overdekt parkeren. Het merendeel van de par­keergelegenheden is geconcentreerd in het oostelijk deel van het plangebied nabij het MECC en het azM. Het parkeren op het overige deel van Randwyck Noord vindt plaats op privé-parkeerplaatsen of zo­als in de woongebieden in een combinatie van parkeren op privé-eigen­dom, of langs de straat.

 

 


aa


 

 

Als doelstelling voor het parkeren geldt vermindering van het aantal plaatsen. De doelstellingen van het tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer, de recente ontwerp Streekplanuitwerking (herziening 1992) en het gemeentelijke Raamplan Mobiliteitsbeheersing zijn hierbij richtinggevend. Er moet echter flankerend beleid worden gerealiseerd (zoals openbaar vervoer, fietspaden) wil er van deze vermindering sprake zijn.


 

 

7.      RANDVOORWAARDEN

 

7.1.   Inleiding

 

Zonder inzicht in de mate waarin nieuwe ontwikkelingen kunnen worden geïnitieerd en bestaande ontwikkelingen stopgezet, van richting ver­anderd en/of gestimuleerd kunnen worden, is geen ruimtelijke planning mogelijk.

Hierbij is kennis van randvoorwaarden en instrumentarium noodzake­lijk.

Randvoorwaarden zijn gericht op die onderdelen van de aangetroffen uitgangssituatie die als niet of als slechts gedeeltelijk verander­baar moeten worden beschouwd. In de meeste gevallen bestaat wel een­stemmigheid over welke onderdelen het gaat. Die eenstemmigheid kan ook een afgeleide zijn, d.w.z. men kan van oordeel zijn dat iets ver­anderbaar zou moeten zijn, maar tegelijkertijd weten dat het niet veranderbaar is.

Iets dat niet veranderbaar is, kan dat om verschillende redenen zijn. In beginsel zijn deze redenen te herleiden tot vier, al dan niet in combinatie voorkomende, aspecten te weten maatschappelijke, financiële, technische en ruimtelijke.

 

7.2.   Overeenkomsten

 

Het bestemmingsplan Randwyck Noord vormt het toekomstig publiekrech­telijk kader voor de bestemming en inrichting van de in het plange­bied gelegen gronden. Dit betekent niet dat zonder meer kan worden voorbijgegaan aan privaatrechtelijke overeenkomsten die in het verle­den zijn afgesloten. In onderling overleg is tussen de gemeente en participanten afstemming bereikt over de door ieder gestelde doelein­den. De gemaakte onderlinge afspraken zijn, tot het moment dat anders wordt overeengekomen tussen de partijen, te beschouwen als randvoor­waarden voor de toekomstige inrichting van Randwyck Noord. In het volgende worden de belangrijkste nu bestaande randvoorwaarden voor de betreffende participanten in het kort beschreven. In hoofdstuk 10 wordt nader op de meest recente ontwikkelingen ingegaan.

 

-        RL/azM en rijk

          gronden van deze participanten mogen uitsluitend worden benut voor
universitaire en andere onderwijsinstellingen en gezondheidszorg;

          aanleg van macro-structurele (gemeente) en infrastructurele (rijk) voorzieningen;

          het rijk zal om niet medewerking verlenen aan aanleg en gebruik van het voetgangersgebied;

          de ruimten tussen azM en de noordelijke bebouwing dient minimaal 115,00 m. te zijn;

          het maximale aantal bouwlagen ten noordwesten van het azM is 2 à 3;

          de ontsluiting van het bouwblok ten zuiden van het Forum is afhan­kelijk van de toekomstige gebruiksfunctie ervan, d.w.z.:

*        vanaf de westzijde bij invulling door de universiteit;

*        vanaf de oostzijde bij gedeeltelijke invulling door de universi­teit of bij invulling met andere functies.

 

-        Wilma/AEGON (MECC-terrein)

         bereikbaarheid van de voorzijde van het MECC door bussen;

         respecteren van een "douane-vrije zone" voor laden en lossen;

         situering van keerpleinen aan de west- en oostzijde van het MECC;

          afspraken over parkeren bij het handelscentrum;

         bebouwing van de nog onbebouwde grond rondom het Forum dient te harmoniëren met de allure en de architectuur van het MECC-complex;

          de opening van de pleinwand tussen de pleinwand en het hotel zal maximaal 10,00 m. bedragen. Bij uitbreiding van het hotel aan de noordoostzijde zal deze afstand zich (langs de oprit) verruimen tot 15,00 m.;

         de gemeente zal zich inspanningen getroosten om de grond ten zuiden van het Forum te verwerven teneinde hier woningbouw te plegen. In­dien dit niet zal lukken wenst de gemeente overleg om aan de ge­wenste multifunctionaliteit en sociale controle aan de oostzijde van het Forum vorm te geven;

         invulling van het terrein aan de zuidwestzijde, tussen het MECC-­complex en de openbare vervoersroute, dient volgens een door beide partijen aan te wijzen stedebouwkundige te worden geëffectueerd met dien verstande dat de oostelijke hoek zich op 15,00 m. (van de foy­er) en de zuidelijke woonbebouwing tot op 80,00 m. afstand (van de hallen) dient te blijven (mede in verband met geluidshinder en de bereikbaarheid voor laden en lossen). Andere bebouwing (in de be­drijfsmatige sfeer) is binnen die afstand uiteraard wel mogelijk;

         vaststelling tracé busbaan;

         overdekking van 50% van de MECC-parkeerplaatsen.

 

-        PLEM

 

         reservering gronden aan oostzijde van de PLEM tot het moment dat zich een andere gegadigde aandient.

 

-        KNP

 

         lokatie van een activiteitenas tussen de gebouwen;

         afstanden tot een hoogte van belendende woonbebouwing;

         exacte situering van het wegenbeloop;

         afspraken met betrekking tot uitzicht op het plein en de Maas.

 

-        PTT

 

         randvoorwaarden met betrekking tot ontsluiting;

         bouwhoogten van toekomstige belendingen;

         situering van het postvoorsorteercentrum in relatie met toekomstige belendingen;

         aan de oostzijde van de PTT noopt de beperkte profielbreedte van de activiteitenas om voor een gedeelte van 15,00 m. geen tegenoverlig­gende bebouwing aan de oostzijde af te spreken. Het schuin tegen­overliggende "keerplein" speelde nadrukkelijk een rol bij de ge­maakte afspraken. De aan de zuidzijde geplande bebouwing dient in verband hiermee minimaal 10,00 m. uit de rooilijn te worden gesitu­eerd. Ook de beperkte bouwhoogten (3, resp. 4, bouwlagen) hebben hiermee te maken.

 

-        De Limburger

 

         afspraken over situering van publieksfuncties aan de activiteiten­as.

 

-        Openbare school

 

         aankoop gronden van RL.

 

-        Vernieuwend wonen

 

         situering van een activiteitenas aan de oostzijde (langs de noord-zuidgevel).

 

-        DGD

 

         reservering voor eventuele uitbreidingsmogelijkheden aan de zuid-westzijde.

 

-        RVB-complex

 

         reservering van een terreingedeelte aan de zuidwestzijde bestemd voor eventuele uitbreiding van het instituut.

 

7.3.   Ruimtelijk-stedebouwkundige randvoorwaarden

 

Uitgangspunt voor de toekomstige stedebouwkundige structuur op Rand­wyck Noord is het maken van een heterogene wijk met homogene buurten. De afzonderlijke, functioneel homogene buurten dienen daarbij een in­dividuele stedebouwkundige afronding te krijgen, waardoor ze een ei­gen identiteit hebben.

Om de afzonderlijke buurten toch te kunnen integreren in de totale wijk Randwyck Noord is een stedebouwkundige structuur noodzakelijk waarin herkenbaarheid en duidelijkheid de hoofdbegrippen zijn. Dit is te bereiken door de hoofdontsluitingsstructuur zoveel mogelijk te richten op de reeds bestaande meest dominante bebouwingselementen, met andere woorden het MECC en het azM.

Deze ontsluitingsstructuur dient rechtlijnig en doelgericht te zijn. De rechtlijnigheid van de hoofdontsluitingsstructuur dient door bege­leidende bebouwing en beplanting te worden onderstreept.

Naast het verbeteren van de ruimtelijke hoofdstructuur door de inde­ling in stedebouwkundig afgeronde buurten, onderling verbonden door assen, is er tevens een vergroting van de herkenbaarheid noodzakelijk door de toevoeging van oriëntatie- en stedelijke herkenningspunten.

 

Een belangrijk onderdeel van de stedebouwkundige opzet in het bestem­mingsplan Randwyck (1980) wordt gevormd door een centraal plein (Fo­rum) tussen het azM en het MECC. Dit oriëntatiepunt c.q. rustpunt dient in de nieuwe stedebouwkundige opzet te worden opgenomen, even­tueel in gewijzigde vorm.

De verbetering van de ruimtelijke structuur van het plangebied is niet alleen een randvoorwaarde voor het intern gebruik en de interne beleving van het plangebied, ook naar de omgeving dient er een duide­lijk herkenbare uitstraling te zijn. De vormgeving aan de rand van het plangebied langs de voornaamste waarnemingsassen dient zodanig te zijn, dat de interne stedelijkheid en kwaliteit van het gebied ook naar buiten blijkt. Als belangrijkste waarnemingsassen zijn de auto­snelweg A2 en de Kennedybrug/-singel te beschouwen.

Zoals in de Hoofdpunten van beleid 1990-1994 is aangegeven is de kwa­liteit van de inrichting van de openbare ruimte een voorwaarde om de leefbaarheid en de (sociale) veiligheid te verhogen.

De ontwikkelde beleidsvisie ten aanzien van vernieuwende architectuur stelt randvoorwaarden voor nieuwe bebouwing.

 

7.4.   Landschappelijke randvoorwaarden

 

In oudere plannen met betrekking tot Randwyck Noord werd nog uitge­gaan van de landschappelijke en natuurlijke structuur als onderlegger voor de toekomstige inrichting; deze gedachte is later verlaten omdat de landschappelijke gesteldheid (veldwegen, kavelrichtingen, zicht­lijnen, e.d.) een duidelijke en herkenbare structuur voor de nieuwe wijk onmogelijk maakt. De toekomstige ruimtelijk-landschappelijke en stedebouwkundige structuur van het plangebied is artificiëel en houdt in die zin met de bestaande landschappelijke gegevenheden geen reke­ning.

In het gebied dient in het geheel van stedelijke bebouwing sprake te zijn van een bufferzone tussen de woonbebouwing en de grootschalige stedelijke voorzieningen als rustpunt met bepaalde recreatieve moge­lijkheden voor de inwoners. Met de uiterwaarden ten zuiden van het provinciehuis dient een visuele relatie te blijven bestaan. De be­staande bomen bij de voormalige ijsbaan in het zuidoosten dienen ge­handhaafd te worden.

 

7.5.   Verkeerskundige randvoorwaarden

 

-        Algemeen

 

In het kader van het terugdringen van de automobiliteit dient het openbaar vervoer een extra stimulans te krijgen. Verbetering en uit­breiding van de autovoorzieningen moet in dit licht met de nodige terughoudendheid benaderd worden.

 

-        Autoverkeer

 

Het MECC en het azM zijn twee stedelijke functies die een grote ver­keersaantrekkende werking hebben. Een goede ontsluiting van beide gebouwen is een randvoorwaarde waaraan de wegenstructuur dient te voldoen. Een deel van het verkeer is afkomstig uit het stedelijk ge­bied van Maastricht, een ander (wellicht groter) deel is afkomstig uit de regio.

 

De hoofdontsluitingsstructuur dient op beide verkeersstromen te zijn afgestemd. Een betere bereikbaarheid van o.a. het MECC, het station en het azM vanaf de westelijke rivieroever, vraagt om een tweede af­rit vanaf de Kennedysingel naar Randwyck Noord. Een rechtstreekse verbinding Universiteitssingel-Oeslingerbaan geeft de mogelijkheid om van MECC e.o. in zuidelijke richting direct op het hoofdwegennet te komen. De profilering van de hoofdontsluitingsstructuur dient vol­doende te zijn om de verkeersstromen te kunnen verwerken.

De secundaire ontsluitingsstructuur dient hieraan te worden gekop­peld. De ontsluiting van de woongebieden vraagt om een vrij autonoom functionerende wegenstructuur, die een aparte aansluiting behoeft op de Oeslingerbaan en de Randwycksingel. Overigens staat de wegenstruc­tuur in de woongebieden vrijwel los van de wegenstructuur ten behoeve van de meer grootschalige stedelijke functies in het noorden en oos­ten van het plangebied.

 

-        Openbaar vervoer

 

Een gebied met stedelijke voorzieningen waar veel mensen werken, met bezoekers trekkende functies als het azM, het MECC en het provincie­huis en een woonfunctie, vraagt om een goede bereikbaarheid via het openbaar vervoer.

In een volledig bebouwd Randwyck Noord zal het aantal lijnen ver­groot, de frequentie opgevoerd en een ontsluiting via de Bloemenweg ingevoerd moeten worden. Met name in het oostelijk deel van het plan­gebied moet daarbij worden gedacht aan een sluitend systeem met vrije busbanen.

Het station Randwyck moet beter bereikbaar worden gemaakt en de kwa­liteit van de directe omgeving moet worden verbeterd.

 

-        Langzaam verkeer

 

Een verbetering van de routing voor het langzaam verkeer, vooral in de noord-zuidrichting maar ook tussen het N.S.-station en het provin­ciehuis, is nodig. Tussen de onderdoorgangen voor langzaam verkeer onder de Kennedysingel en onder de Oeslingerbaan is geen logische rechtlijnige verbinding, maar een door onduidelijke richtingen geka­rakteriseerde routing.

Omdat door de bouwrichting in de woongebieden een nieuwe rechtlijni­ge verbinding onmogelijk is geworden, dient te worden gezocht naar een alternatieve duidelijk herkenbare route. Vanuit het plangebied is tevens een goede aansluiting op de Maasoever (Lage Weerd) en de Maas­puntweg noodzakelijk, om zowel een fietsroute richting Oost-Maarland en Eijsden als richting binnenstad te hebben. De langzaam verkeers­routes via de Maaspuntweg (noordwesten van het plangebied) en de on­derdoorgang onder de Kennedysingel (noorden van het plangebied) zijn wellicht uit te breiden met een verbinding (in combinatie met een vrije busbaan) in het verlengde van de Bloemenweg, die via een onder­doorgang onder de Kennedysingel (langs de spoorlijn) het plangebied penetreert. Voor het functioneren van het langzaam verkeerssysteem op Randwyck dient een dergelijke uitbreiding te worden beschouwd als een zachte randvoorwaarde.

Van de overige routes die niet specifiek voor het langzaam verkeer zijn aangelegd, maar de bereikbaarheid wel verhogen, kan in alle ge­vallen door het langzaam verkeer gebruik van gemaakt worden.

 

-        Parkeren

 

Parkeren dient zoveel mogelijk te gebeuren in de directe nabijheid van de functies die bereikt moeten worden. In beginsel zal dit parke­ren op eigen terrein moeten plaatsvinden. De routing van het verkeer naar het MECC dient er op gericht te zijn om ook daar te parkeren. Een park and ride-systeem moet kunnen functioneren op topdagen in het MECC. P+R kan in de eerste tijd worden gesitueerd bij de Geusselt en in de toekomst in Randwyck Zuid.

In de werkgebieden dient zoveel mogelijk te worden geparkeerd in par­keergarages en op parkeerdekken, om zo een efficiënt mogelijk ruimte­gebruik te verkrijgen. Daarbij is dubbelgebruik van grondoppervlak noodzakelijk.

Het parkeren in de woongebieden dient te gebeuren in de bij de wonin­gen horende garages en in de daartoe bestemde vakken. De straten in het noordelijk woongebied dienen zoveel mogelijk autovrij te blijven. In het zuidelijk woongebied is parkeren langs de straat mogelijk.

 

De ontwerp-Streekplanuitwerking/herziening op onderdelen bedrijven-terreinen en kantoorlokaties Zuid-Limburg (1992) geeft aan, dat ge­zien de huidige verhouding autoverkeer/openbaar vervoergebruik in de regio Zuid-Limburg (beperkt aandeel openbaar vervoer) de na te stre­ven normen genoemd in rijksnota's en gebaseerd op de genoemde verhou­ding in de Randstad, Limburg vooralsnog niet haalbaar wordt geacht. Rekening houdend met de Limburgse modal-split (vervoerwijzegebruik) wordt tot in de Streekplanuitwerking maximaal haalbaar geacht te streven naar parkeernormen, welke ongeveer tweemaal zo hoog liggen als de streefnormen, zoals genoemd in rijksnota's. Hiertoe is het overigens wel nodig, dat gelijktijdig op openbaar vervoergebruik sterk toeneemt. In de Streekplanuitwerking wordt daarom een gefa­seerde invoering van de streefnormen voorgesteld.

 

Parallel aan de maatregelen op rijksniveau t.a.v. de automobiliteit zullen ook in Randwyck Noord maatregelen worden getroffen. In de voorschriften wordt nu de relatie gelegd met de parkeernormen van de gemeente Maastricht minus 25% d.w.z. binnenstadsnormen (bijlage 1 van de voorschriften). Verlaging van deze norm met 10% is mogelijk mid­dels vrijstelling van Burgemeester en Wethouders. Middels een vrij­stellingsbevoegdheid en wijzigingsbevoegdheid kunnen Burgemeester en Wethouders vrijstelling verlenen resp. wijzigen tot verlaging van maximaal 25% van de norm. Door de wijzigingsbevoegdheid (van de Raad) kan bij gewijzigd landelijk beleid voor Randwyck Noord tot 50% van de normcijfers van bijlage 1 worden verlaagd. Deze maatregelen zullen steeds gepaard gaan met flankerend beleid zoals in het Raamplan Mobi­liteitsbeheersing is aangegeven.

 

7.6.   Milieu (zie ook kaart 6)

 

-        Bodem, water, lucht

 

Omdat het plangebied van oudsher een agrarische functie heeft gehad, kan worden aangenomen dat er geen bodemverontreiniging van enige be­tekenis heeft plaatsgevonden. Alleen in de uiterwaarden van de Maas worden door het buiten de oevers treden sporen van verontreinigingen aangetroffen.

 

In het recente verleden zijn ten behoeve van meerdere grootschalige bouwprojecten oriënterende bodemonderzoeken uitgevoerd, te weten voor de nieuwbouw van DGD, provinciehuis, ABP-woningbouwcomplex, PTT, MECC, Medtronic, azM/RL.

Uit deze onderzochte bouwlokaties kwam naar voren dat de bodem en het grondwater niet verontreinigd zijn en de A-waarde volgens de I.B.S.­normering niet overschrijden. Incidenteel niet onderzochte kleinscha­liger bouwlokaties in Randwyck Noord worden op grond van voorgaande bodemonderzoeken geacht ook schoon te zijn.

 

 

aa

 

 

Oppervlaktewaterverontreiniging heeft in het plangebied ten westen van de Limburglaan niet plaatsgevonden omdat eerst sinds enkele ja­ren oppervlaktewater in Randwyck Noord gelegen is (kwelwater). Alleen in de Maas zelf en zuidelijke compensatiegeul van het provinciehuis zijn (te verwachten) verontreinigingen aangetroffen. Hier is tevens sprake van een verontreiniging van de bodem.

Voor grondwaterverontreiniging geldt hetzelfde als voor de bodem nl. verontreiniging is door de voormalige agrarische functie van de grond onwaarschijnlijk.

Luchtverontreiniging in Randwyck Noord is m.n. afkomstig van het ver­keer op de omliggende wegen. Met een overwegend zuidwestelijke wind wordt het grootste deel van het jaar daar geen hinder van ondervon­den. Overigens is de verontreiniging niet groter dan in een stedelijk gebied verwacht zou kunnen worden en overschrijdt het regionaal refe­rentieniveau niet.

 

-        Geluid

 

In opdracht van de gemeente Maastricht is door Cauberg-Huygen een Akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting vanwege weg- en railver­keerslawaai m.b.t. bestemmingsplan Randwyck Noord verricht (1991). Uit de akoestische resultaten blijkt dat het wegverkeer op de Lim­burglaan en de Randwycksingel een zodanige geluidsbelasting veroor­zaakt, dat de maximale ontheffingswaarde voor de nieuw te realiseren woningen wordt overschreden.

Om het geluidniveau te reduceren en de ontheffingsmogelijkheden te vergroten, wordt de maximaal toegestane verkeerssnelheid op de Lim­burglaan, ten noorden van de aansluiting met de Oeslingerbaan, terug­gebracht van 70 naar 50 km/uur. Voor de nieuw geprojecteerde bebou­wing direct langs de Limburglaan zal op korte termijn ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden aangevraagd.

Woningen of andere geluidgevoelige bebouwing is langs de A2 en de Universiteitssingel alleen mogelijk indien middels geluidon- of min­dergevoelige bebouwing, zoals kantoren, een voldoende effectieve af­scherming wordt verkregen.

In de vrijstellingsregeling is een toereikende regeling i.v.m. de Wet geluidhinder opgenomen.

 

De 50 noch de 55 dB(A)-contour van de aan de westelijke Maasoever gelegen ENCI loopt over het plangebied.

 

-        Milieuzonering azM

 

In verband met de soort activiteiten dat samengaat met de medische functie van het azM (laboratoria, nucleaire geneeskunde e.d.) is een veiligheidsafstand ten opzichte van risicogevoelige bebouwing (met name woningen) in acht te nemen. De zonering rond het ziekenhuis is zodanig dat de gevarenzone het RL/azM-terrein betreft. Dit betekent dat verdere invulling van dit terrein slechts mag plaatsvinden met activiteiten waarvan de effecten niet buiten deze zone zullen optre­den. Voor de toekomstige bebouwing ten zuiden van het forum zal daar­om onderzoek plaatsvinden, teneinde na te gaan of hier bepaalde ef­fecten zijn te verwachten, of dat interne maatregelen met betrekking tot activiteiten in het azM voldoende zijn om eventuele negatieve effecten tegen te gaan.

 

-        Bedrijfshinder

 

Een aantal van de binnen het plangebied gelegen functies heeft vol­gens de publikatie Bedrijven en milieuzonering van de V.N.G. (1992) een negatieve invloed op het milieu in de directe omgeving.

In bedoelde publikatie is een theoretische zonering gehanteerd waarin de afstanden zijn aangegeven die door milieuhinderlijke functies tot hindergevoelige bestemmingen dienen te worden aangehouden (of anders­om).

De grootste hindercirkel ligt rond de Limburger (drukkerij: 200 m.); een kleinere ligt rondom het verdeelcentrum van de PTT (150 m.). De hindercirkel rondom het azM is niet rechtstreeks afgeleid van de nu aanwezige inrichtingen in het azM resp. op het terrein. De aangegeven lijn is het resultaat van overleg tussen de belanghebbenden op het 0. & W.-terrein en de gemeente. Hindergevoelige bestemmingen kunnen niet binnen de hindercirkels worden gerealiseerd. Anderzijds mag de hinder niet buiten de door de lijn begrensde gebieden treden. Op de plank­aarten zijn deze lijnen niet aangegeven. De regeling spreekt voor zich.

Route gevaarlijke stoffen

Langs de Kennedysingel loopt een route gevaarlijke stoffen. Op een afstand van 20 m. uit de as van de meest nabij gelegen rijbaan kan geen bebouwing worden opgericht; de voorschriften laten dit ook niet toe.

 

7.7.   Civiel-technische aspecten

 

-        Leidingen

 

In noord-zuidrichting ten oosten van de Limburglaan en de Hoge Weerd liggen twee 50.000 Volt-kabels van de provinciale Limburgse electri­citeitsmaatschappij. Deze kabels verbinden het 150/50/10 KV schakel­station in Limmel met de ENCI. In de voorschriften is een bescher­mingszone opgenomen, waarbij is uitgegaan van een kabelbed van 4,00 m. (x 2 leidingen). Ter bescherming van de kabels en ter voorkoming van gevaarlijke situaties, alsmede om normaal onderhoud te plegen een strook tot 1,00 m. ter weerszijden van de tegen elkaar gelegen kabel­bedden noodzakelijk, waarbinnen beperkende bepalingen gelden. De be­schermingszone (c) heeft daarmee een breedte van 10,00 m.

 

Ten westen van de autosnelweg A2/E25 tussen Eijsden en Maastricht liggen hogedruk gastransportleidingen van de Nederlandse Gasunie (12" en 100 mm 40 bar leidingen). Ten noorden van het N.S.-station Rand­wyck vindt er een aftakking plaats in westelijke richting (100 mm-40 bar). Een 8"-40 bar leiding kruist hier de spoorweg.

Ter hoogte van het viaduct aan de Heugemerweg penetreert een hogedruk gasvoedingsleiding (100 mm-40 bar) vanuit oostelijke richting het plangebied.

 

Met betrekking tot hogedruk-aardgastransportleidingen geldt een zoge­naamde toetsingsafstand. De toetsingsafstand is de (effect)afstand tot een leiding, waarbinnen rekening wordt gehouden met (eventueel toekomstig te verwachten) bebouwing en aard van de omgeving.

Het gebied begrensd door de toetsingsafstand aan weerszijden van de leiding is het toetsingsgebied. Naast de toetsingsafstand en het toetsingsgebied is er een minimumafstand tot leidingen, de zogenaamde veiligheidsafstand, waar grote ontwikkelingen niet zijn toegestaan en waar ruimtelijke ontwikkelingen van bescheiden omvang, indien enigs­zins mogelijk, vermeden dienen te worden. Het veiligheidsgebied is het gebied begrensd door de veiligheidsafstand aan weerszijden van een leiding. Afhankelijk van de omgeving van de leiding varieert de veiligheidsafstand. Voor de aardgasleidingen in het plangebied gelden de volgende toetsings- en veiligheidsafstanden:

 

diameter

bedrijfs-

druk

toetsings-

afstand

veiligheids-

afstand (1)

veiligheids‑

afstand (2)

100 mm.

8 inch

12 inch

40 bar

40 bar

40 bar

20,00 m.

20,00 m.

30,00 m.

4,00 m.

4,00 m.

4,00 m.

4,00 m.

7,00 m.

14,00 m.

 

(1)     Incidentele bebouwing en bijzondere objecten categorie II. Onder bijzondere objecten categorie II worden verstaan:

a.      sporthallen en zwembaden;

b.      weidewinkels;

c.       hotels en kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder categorie I vallen;

d.      industriegebouwen, zoals produktiehallen en werkplaatsen, voor zover zij niet onder categorie I vallen.

 

(2)     Woonwijken, flatgebouwen en bijzondere objecten categorie I. Onder bijzondere objecten categorie I wordt verstaan:

a.      bejaardentehuizen en verpleeginrichtingen, zoals ziekenhuizen en sanatoria;

b.      scholen en winkelcentra;

c.       hotels en kantoorgebouwen, bestemd voor meer dan 50 personen;

d.      objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals computer- ­en telefooncentrales, gebouwen met vluchtleidingsapparatuur;

e.      objecten die door secundaire effecten een verhoogd risico met zich meebrengen, zoals bovengrondse installaties en opslag­tanks voor brandbare, explosieve en/of giftige stoffen.

 

Voor de 100 mm.-leiding geldt binnen het plangebied een veiligheids­afstand (1) en (2), voor de 8"- en 12"-leiding geldt een veiligheids­afstand (1). De minimale veiligheidsafstand is daarmee 4,00 m. ter weerszijden van de leiding. Om een leiding te kunnen vernieuwen en normaal onderhoud te kunnen plegen is een strook van maximaal 5,00 m. ter weerszijden van de leiding nodig, gemeten vanuit het hart van de leiding. Tevens is dit gebied nodig ter bescherming van de leiding zelf. In de voorschriften is daarom een beschermingszone (b) opgeno­men, die wordt gevrijwaard van ongewenste ontwikkelingen met een to­tale breedte van 5,00 m.

Ter hoogte van de kruising Kennedybrug-Maaspuntweg verlaat deze lei­ding het plangebied.

 

Ten westen van de autosnelweg A2/E25 ligt een slibpersleiding van het Zuiveringschap met een doorsnede van 200 mm. Deze penetreert het plangebied vanuit zuidelijke richting en verlaat dit weer ter hoogte van het noordelijke deel van het azM.

 

-        Bebouwingsgrens verkeersdoeleinden

 

Voor rijkswegen geldt het zogenaamde rooilijnenbesluit. De autosnel­weg A2/E25 die langs de oostzijde van het plangebied is gelegen be­hoort tot de wegen waarop dit besluit van toepassing is.

Voor autosnelwegen is door Rijkswaterstaat bepaald, dat binnen een afstand van 50,00 m. uit de as van de weg niet gebouwd mag worden (bebouwingsgrens verkeersdoeleinden). Deze 50,00 m.-zone is noodzake­lijk om te kunnen inspelen op toekomstige ontwikkelingen ten aanzien van de weg en dient derhalve altijd bebouwingsvrij te blijven. Over een eventuele invulling van de 50,00 tot 100,00 m.-zone is vooraf overleg met de wegbeheerder noodzakelijk.

 

-        Straalpaden

 

Door het plangebied lopen twee straalverbindingen van de PTT die el­kaar in de noordoostzijde van Randwyck Noord kruisen. Beide straal­verbindingen hebben een beschermingszone van 100,00 m. ter weerszij­den van het straalpad. Ten behoeve van de oostwest lopende straalver­binding mag binnen de beschermingszone geen bebouwing worden opge­richt hoger dan 143 m. N.A.P. Ten behoeve van de globaal noordwest-zuidoost lopende straalverbinding dient geen bebouwing te worden op­gericht hoger dan 190 m. N.A.P. Deze hoogten vormen geen beletsel gezien de maximaal toegestane bouwhoogten in het bestemmingsplan.

 

-        Watergang

 

Ten zuiden van het provinciehuis ligt een restant van het Heugemerwa­ter dat vroeger meer noordelijk in de Maas uitmondde. Ten behoeve van de aanleg van het provinciehuis is de monding van het Heugemerwater in zuidelijke richting verplaatst. Het Heugemerwater heeft door een gemaakte insteek loodrecht op de Limburg geen aanvoer meer vanuit het zuiden.

In de huidige situatie mondt het restant van het Heugemerwater uit in de compensatiegeul van het provinciehuis en heeft alleen een func­tie voor de ontwatering van de uiterwaard.

 

-        Stroomvoerend winterbed

Het gebied bij het provinciehuis, tussen de Maas en de Limburglaan, valt waterstaatkundig gezien binnen het stroomvoerend winterbed van de Maas. In de voorschriften moeten de 'standaard' regelingen worden opgenomen; deze anticiperen op de op korte termijn van kracht worden­de regelingen in het kader van de nieuwe Rivierenwet.


 

 

8.      PROGRAMMA EN UITVOERING

 

8.1.   Inleiding

 

De in dit hoofdstuk aan de orde komende programma vormt het belang­rijkste uitgangspunt voor de inrichting van het gebied. Een groot deel van het programma is in het recente verleden reeds gerealiseerd, of wordt in de huidige situatie afgerond. Het programma in Randwyck Noord heeft betrekking op wonen, bijzondere doeleinden, bedrijven-/kantoren, detailhandel/horeca en verkeer.

In het volgende zullen deze stedelijke functies per aspect aan de orde komen.

Aan het eind is er aandacht voor de uitvoeringsaspecten.

 

8.2.   Wonen

 

Het overgrote deel van het woningbouwprogramma in Randwyck Noord is reeds gerealiseerd. In de Structuurvisie Maastricht 1990 - 2000 is voor Randwyck Noord de volgende indicatieve woningbouwprogrammering opgenomen.

 

 

1992 - 1995

na 1995

sociale sector

vrije sector

40

130

50

50

totaal

170

100

 

Naast beperkte mogelijkheden binnen de monofunctionele woongebieden maken meerdere multifunctionele bestemmingen het mogelijk, dat wo­ningbouw elders, zij het niet rechtstreeks, kan plaatsvinden.

 

8.3.   Bijzondere doeleinden

 

-        azM-RL

 

Terwijl in het verleden ruimte was gereserveerd voor de vestiging van het azM en alle faculteiten van de RL is in de huidige situatie slechts geopteerd voor de bouw van het azM en de twee daarmee verwan­te faculteiten.

In het door OD 205, in opdracht van het College van Bestuur van de RL en de Raad van Bestuur van het azM, vervaardigde rapport Ruimte voor de ontwikkeling van de Rijksuniversiteit Limburg en het Academisch Ziekenhuis Maastricht (1990) wordt aangegeven dat ten behoeve van uitbreidingen van het azM en de daarmee verbonden instellingen de volgende oppervlakten nodig zijn:

 

 


periode

 

 

 

1991-1995:

20.000 m2

1996-1999:

20.000 m2

na 2000:

40.000 m2

totaal nieuw:

80.000 m2

totaal bestaand:

150.000 m2

totaal:

230.000 m2

 

Ten behoeve van de RL is in de genoemde rapportage de volgende opper­vlakte geraamd voor met de faculteitsgebouwen samenhangende ontwik­kelingen in onderwijs, onderzoek, maatschappelijke dienstverlening en hiermee gelieerde instituten, instellingen en bedrijven.

 

periode

 

 

 

1991-1995:

24.750 m2

1996-1999:

20.650 m2

na 2000         :

20.000 m2

totaal nieuw:

65.400 m2

totaal bestaand:

59.000 m2

totaal:

124.400 m2

 

De brutovloeroppervlakte voor overdekte parkeeraccommodatie voor azM en RL tezamen bedraagt volgens het rapport van OD 205 ongeveer 90.000 m2.

 

-        MECC

 

Mede op basis van de Stedebouwkundige studie uitbreiding MECC (Neute­lings en Roodbeen, Rotterdam, 1991) wil het MECC voor de toekomst de volgende ruimten reserveren:

 

binnen expositieruimte

16.000 m2

buiten expositieruimte

8.000 m2

kantooraccommodatie

5.000 m2

 

Er is als reservering een nieuwe oost- en westhal geprojecteerd aan de noordzijde van het terrein met daarnaast expeditie (begane grond), kantoren met showrooms op de begane grond in de uiterste zuid-west­hoek en parkeren op diverse lagen. Een en ander is met behulp van een passage aan de oostzijde en atrium in het hart verbonden.

 

8.4.   Bedrijven/kantoren

 

Aan de hand van de uitgifte in de periode 1978 - 1988 en de bestaande vraag is door de gemeente een globale raming gemaakt van de benodigde oppervlakte bedrijventerrein in de periode 1989 - 1999, verdeeld over de verschillende sectoren:

 

 


- groothandel

5 ha.

- research en development en hoogwaardige technologie

10 ha.

- ambachtelijke en lichte bedrijvigheid

5 ha.

- normale produktiebedrijven

25 ha.

- opslag, overslag en transport

10 ha.

 

 

totaal

55 ha.

 

Op Randwyck Noord is er met name ruimte voor hoogwaardige sectoren. In de indicatieve programmering bedrijfsterreinen in de Structuurvi­sie Maastricht 1990 - 2000 is er op Randwyck Noord voor de periode 1990 - 1995 in de omgeving van de RL/Oeslingerbaan een capaciteit aan bedrijventerrein van ca. 14 ha. In dit zelfde gebied is na 1995 uit­breiding mogelijk, waarbij in de Structuurvisie nog niet is vastge­steld hoeveel ha. dit zal zijn. Dit gebied is al opgenomen onder azM/RL.

 

Het handelscentrum bij het MECC, in de 1e en 2e fase gereed en spoe­dig ook in de 3e fase, biedt een specifiek aanbod aan kantoren, dat een sterke vraag blijkt te genereren, niet alleen vanuit Maastricht, maar ook van daarbuiten (regio/Randstad). Het handelscentrum blijkt de enige kwalitatief hoogwaardige lokatie in de ruime omgeving te zijn voor de vrije verhuur van kantoren.

Op de Zuid-Limburgse kantorenmarkt dreigt een overaanbod en ongezonde concurrentie. In het ontwerp-Streekplanuitwerking/herziening op on­derdelen bedrijventerreinen kantorenlokaties Zuid-Limburg is daarom een aantal kwaliteitslokaties aangegeven voor kantoorontwikkeling. Uitgangspunt voor deze lokaties was (naast marktperspectieven) lig­ging in stedelijk gebied en nabij een eurocity- of intercitystation (en de speciale functie in relatie tot Maastricht Airport). De vol­gende kwaliteitslokaties zijn geselecteerd:

 

-        Randwyck Noord, Maastricht (ca. 100.000 m2 b.v.o. beschikbaar);

-        station, Bergerweg, Sittard (ca. 40.000 m2 b.v.o. beschikbaar);

-        Sphinx-Céramiqueterrein, Maastricht (ca. 70.000 m2 b.v.o. te reali­seren);

-        vak C, kantorenboulevard Centrumplan, Heerlen (ca. 25.000 m2 b.v.o. te realiseren);

-        Technoport Europe, Beek (luchthavengebonden activiteiten).

 

De vraag naar kantoorruimte zal volgens de Streekplanuitwerking/her­ziening de komende 10 jaar met alle onzekerheden naar verwachting 250.000 tot 300.000 m2 b.v.o. in het streekplangebied bedragen. Alleen Maastricht heeft marktpotenties voor kantoorbouw op voorraad. Daarbij wordt voor Maastricht de volgende doelgroepenafbakening, zo­als eerder vermeld, aangehouden:

 

-        brede zakelijke dienstverlening met de Euregio als markt;

-        versterking van de overheidsfunctie in relatie tot functie van Maastricht als provinciehoofdstad;

-        spinn-off RL/azM en de internationale instituten;

-        spinn-off chemische, keramische en papierindustrie;

-        kunst-cultuur.


 

De vrije vraag naar kantoorruimte wordt in het rapport Economische ontwikkelingen en regionaal beleid (1989) voor de periode 1990 - 2000 geraamd op ca. 5.000 tot 10.000 m2 per jaar. Daarnaast wordt er voor eigen gebruik een behoefte geraamd van 50.000 m2. Een groot deel van de kantoorruimte is geprojecteerd op Randwyck Noord. Er dient reke­ning mee te worden gehouden, dat het onderscheid tussen kantoor-, onderzoeks- en lichte produktiefuncties, steeds meer vervaagt. T.a.v. kantorenvestiging wordt er door de gemeente een concentratiebeleid gevoerd m.b.t. Randwyck Noord, waarbij vestiging m.n. dient plaats te vinden in de directe omgeving van het MECC en op het Céramique-ter­rein.

Voor Randwyck Noord wordt in de indicatieve programmering kantoorlo­katies in de Structuurvisie Maastricht 1990 - 2000 uitgegaan van 40.000 m2 b.v.o. voor de periode 1990 - 1995 en eveneens van 40.000 m2 b.v.o. voor de periode na 1995, te realiseren in de omgeving van het MECC. In beide perioden is ook vestiging in de omgeving van de universiteit mogelijk.

 

-        Wilma/Aegon

 

In het gebied tussen het station Randwyck en het MECC is een nieuw­bouwprogramma van ongeveer 90.000 m2 kantoren mogelijk. Deze bedoelde m2 zijn een nadere, meer gedetailleerde en daardoor wat ruimere in­vulling van het in de Structuurvisie genoemde aantal ha.

 

Ten zuiden van de PTT is ongeveer 15.000 m2 kantooraccommodatie ge­pland.

 

Zie ook kaart 7.

 

8.5.   Detailhandel/horeca

 

Uit het rapport Buurtwinkelcentra in de jaren 90 (1988) van de afde­ling Statistiek en Onderzoek van de gemeente blijkt, dat het aantal winkels in de buitenwijken in de periode 1973 - 1980 sterk is ge­daald.

Na 1980 is er sprake van een stabilisatie. Daling van het aantal win­kels is vaak (mede) het gevolg van daling van het aantal inwoners van een wijk.

In de buitenwijk zuidoost, waarvan ook Randwyck Noord deel uitmaakt, is er vanaf 1973 sprake van een continue toename van het aantal inwo­ners; in 1991 is er een verdubbeling t.o.v. 1973. Een volledig vrije ontwikkeling van de detailhandel wordt niet gewenst geacht. Als uit­gangspunt wordt gehanteerd, dat winkels in voedings- en genotmiddelen binnen loopafstand (750 m. hemelsbreed) aanwezig dienen te zijn. De buurt Randwyck Noord kende in 1988 geen eigen buurtwinkelvoorzienin­gen. Deze zijn er overigens ook niet gepland. Uit genoemd rapport blijkt, dat de buurtvoorziening van het aangrenzende Heugem niet vol­ledig is, wat betekent dat voor zowel Randwyck als Heugem geen volle­dig buurtwinkelcentrum binnen loopafstand aanwezig is. Omdat er voor beide buurten samen slechts ruimte is voor één buurtwinkelcentrum, dient er te worden gezocht naar een centrale lokatie, waar op termijn (afhankelijk van het woningbouwtempo) een nieuw centrum zal moeten worden gerealiseerd. Dit zal naar verwachting ten zuiden van Randwyck Noord worden gepland.

 

 


aa

 

 

Binnen het MECC liggen slechts enkele detailhandelszaken met goede­ren in de niet-dagelijkse sfeer. De winkelvoorzieningen in het MECC zelf, groot 1.200 m2, zullen voor een deel vervallen c.q. wijzigen binnen een nieuw planconcept van het MECC. Er wordt in het juridisch plan maximaal 1.000 m2 b.v.o. detailhandel toegestaan. De mogelijkhe­den om op andere plaatsen winkelfuncties in te brengen worden niet toegestaan. Alleen via een vrijstelling van Burgemeester en Wethou­ders, gebonden aan een procedure, is het volgende mogelijk:

 

-        tegenover het azM en in het azM (gemengde doeleinden 1) maximaal 500 m2 b.v.o. detailhandel, waarvan maximaal 200 m2 b.v.o. in de sector dagelijkse goederen;

-        langs het Erasmusdomein/Dopplerdomein maximaal 350 m2 b.v.o. detailhandel, echter alleen als het buurtwinkelcentrum is gereali­seerd.

 

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor vestiging van een (Mega-)discotheek in het gebied met de bestemming gemengde doeleinden 3, waarbij een lokatie wordt voorgestaan ten (noord)oosten van het MECC. Het betreft daarbij een vestiging met een vloeroppervlakte van maximaal 4.000 m2, verdeeld over meerdere bouwlagen. In gemengde doeleinden 1 zijn horecadoeleinden specifiek uitgesloten, maar via een vrijstelling van Burgemeester en Wethouders op bepaalde plaatsen onder voorwaarden mogelijk.

 

In verband met de verlevendiging langs het Erasmusdomein/Dopplerdo­mein zijn hier enkele specifieke niet-detailhandelsdoeleinden toege­staan (zie artikel 14 lid 1.).

 

8.6.   Verkeer

 

-        Autoverkeer

 

In aansluiting op het rijksbeleid met betrekking tot de mobiliteits­ontwikkeling, zoals geformuleerd in de Vierde Nota (Extra) en het Tweede Structuurschema Verkeer en vervoer wordt in de nota Hoofdpun­ten van beleid 1990 - 1994 de nadruk in Randwyck Noord met name ge­legd op het openbaar vervoer en het langzaam verkeer. In het kader daarvan is gewerkt aan een openbaar vervoersplan en is door de raad reeds een fietspadenplan aangenomen. Dit betekent niet, dat aan de bereikbaarheid met de auto geen aandacht zal worden besteed. De hoofdontsluiting binnen het gebied zal worden gehandhaafd (Universi­teitssingel, Gaetano Martinolaan, Randwycksingel). De woonwijk wordt ontsloten via de Randwycksingel, Leuvenlaan, Praaglaan en Salerno­laan. Belangrijker met betrekking tot de ontsluiting zijn de toelei­dende wegen, die in de huidige situatie tot knelpunten leiden.

Teneinde deze knelpunten op te heffen zullen, conform de voorstellen uit het PTC-rapport, maatregelen worden getroffen op de Limburglaan (verbetering van de aansluitingen, verbetering van de verkeersregel-installaties, eventuele verbreding), de Oeslingerbaan (verbetering van de kruispunten, eventuele verbreding) en de J.F. Kennedysingel (nieuwe zuidelijke afrit, aansluitend op de Gaetano Martinolaan).

De P. Debeyelaan wordt in de toekomst eveneens bereikbaar voor auto­verkeer vanaf de Oeslingerbaan-Universiteitssingel.


De hoofdingang van het ziekenhuis dient bereikbaar te zijn. Dit geldt ook voor de andere functies die in de toekomst tegenover of naast het azM komen te liggen. De P. Debeyelaan zal echter geen doorgaande functie krijgen.

 

-        Parkeren

 

In principe wordt er vanuit gegaan dat alle bedrijven en instellingen die in Randwyck Noord gevestigd zijn of zich daar zullen vestigen op eigen terrein over voldoende parkeercapaciteit dienen te beschikken. Van de totale parkeerbehoefte zal 75% als overdekt parkeren worden gerealiseerd. Hierbij moet worden gesteld dat t.a.v. het begrip "voldoende" voor de toekomst geen eenduidige uitspraak kan worden gedaan. De ontwikkeling van de mobiliteit resp. de beheersing daarvan zal zeker voor verandering t.o.v. de huidige normering leiden (zie ook paragraaf 7.5.). In de huidige situatie levert het parkeren nog enige problemen op bij het azM en bij top-evenementen in het MECC. Op het moment, dat de voorziene parkeerruimte optimaal kan worden benut, zullen de meeste knelpunten zijn opgelost. Daarbij komt de uitvoering van een buiten het plangebied gelegen park and ride-systeem t.b.v. het MECC.

In het kader van het mobiliteitsbeleid is de mogelijkheid tot vermin­dering van het aantal parkeerplaatsen opgenomen in de voorschriften onder de voorwaarden dat maatregelen worden genomen met betrekking tot onder meer openbaar vervoer.

 

-        Openbaar vervoer/ambulances

 

In Randwyck Noord is voorzien in een aantal vrije busbanen (J.W. Bey­enlaan, J. Bechlaan, P. Debeyelaan), dat in de toekomstige structuur blijft bestaan. Aan deze structuur wordt een aansluiting met een vrije busbaan tussen de Bloemenweg en de Universiteitssingel toege­voegd. Met de nieuwe dienstregeling wordt een groot deel van de loka­le lijnen langs het azM en de RL geleid. In samenhang met de ontwik­kelingen op het Céramique-terrein worden op de Limburglaan en de ver­lengde Limburglaan op het Céramique-terrein zodanige voorzieningen getroffen, dat de doorstroming kan worden gegarandeerd.

 

Ambulances zullen naast de normale autoroutes ook gebruik kunnen ma­ken van de vrije busbanen en van sommige langzaamverkeersroutes.

 

-        Langzaam verkeer

 

Voor het fietsverkeer zijn op Randwyck Noord specifieke voorzieningen gecreëerd die in eerste instantie een doorgaand karakter, maar tevens een belangrijke betekenis voor de functies in het plangebied (bij­voorbeeld azM/RL) hebben. Deze fietsverbindingen zijn globaal noord­zuid en oost-west gericht. De route vanaf de fietserstunnel aan het Duboisdomein via de Allee richting Oeslingerbaan/Molensingel, de rou­te vanaf de Limburglaan via Randwycksingel, J.W. Beyenlaan en J. Be­chlaan en de route vanaf de Bloemenweg via Endepolsdomein aansluitend op de J. Bechlaan zijn hiervan het belangrijkst. Bij de aanleg van fietsverbindingen op Randwyck Noord is zowel aan de verkeersveilig­heid als de sociale veiligheid gedacht.


Door de relatieve verkeersluwte van Randwyck Noord en de vrije bus-/langzaam verkeerbanen kunnen fietsers zich tevens verplaatsen over de openbare weg. Aparte voorzieningen op Randwyck Noord zijn niet nodig.

Voor het voetgangersverkeer in Randwyck Noord is zorg gedragen door de aanleg van voetpaden langs voor voetgangers belangrijke routes en langs het merendeel van de minder belangrijke routes. De verdere in­vulling met voetpaden zal plaatsvinden indien de in de huidige situa­tie braakliggende gebieden worden ingericht (in het Verkeerscircula­tieplan voor Randwyck Noord is dit nader uitgewerkt). In de nabije toekomst zullen de langzaam verkeersroutes naar de binnenstad verbe­teren door de aanleg van de Limburglaan, de verbindingsweg Endepols­domein-Bloemenweg en een verbeterde Maaspuntweg.

 

8.7.   Uitvoering

 

Zoals bij meerdere onderdelen van dit hoofdstuk aangegeven, zijn er op dit ogenblik wel vastomlijnde gedachten op welke termijn wat moet gerealiseerd.

Er is echter in al deze prognoses een belangrijk punt: de investe­ringsbeslissing is van een groot aantal factoren afhankelijk en anno 1991 is over een groot aantal geen zekerheid.

 

Voor de optimalisering van de verkeersafwikkeling is door de gemeente het volgende overzicht samengesteld. De werkzaamheden zijn gepland tot 1992 en 1994 (indicatief).

 

no.         onderdeel

 

1.           aanleg verbinding A2- Hoge Weerd

 

2.           aanleg parkeerplaatsen t.b.v. P+R MECC (± 1.700 pp.) (direct ± 800 pp. voorziening Geusselt)

 

3.           aanleg laatste deel Molensingel

 

4.           aanpassing kruispunten Oeslingerbaan - A2 en Universiteitssin­gel

 

5.           aanpassen Limburglaan en verkeerslichtinstallaties Randwycksin­gel en zuidelijke aanhaking Kennedysingel

 

6.           aanleg Avenue op Céramique-terrein en noordelijke aanhaking Kennedysingel incl. verkeerslichtinstallatie zuidelijke aanhaking Kennedysingel

 

7.           afrit Kennedysingel

 

8.           verbindingsweg Endepolsdomein - Bloemenweg (busbaan, langzaam verkeer)

 

9.           voorzieningen voor de ambulance

 

10.         wijzigingen tracé Leidenlaan


 

11.         aanleg weg ten oosten van Limburger en PTT

 

12.         Avenue voor het azM

 

13.         ringweg rond het MECC

         vermindering parkeerplaatsen (1993 en later)

 

Zie eveneens kaart 8.

 

Vanuit het verlangen om zo snel als mogelijk het gewenste stedelijke klimaat in Randwyck Noord te optimaliseren is er een voorkeur van een fasering van de bebouwing.

 

Als eerste prioriteit geldt vanuit deze optiek:

 

-        realisering bebouwing ten zuiden van PTT;

-        realisering bebouwing rondom het MECC op enkele plaatsen (hoeken);

-        realisering bebouwing ten zuiden van het Forum (afmaken plein);

-        realisering bebouwing ten westen en noorden van RVB;

-        realisering van bebouwing ten weerszijden van de 3X-factoren;

-        realisering ten zuiden van de parkeergarage azM langs de Allee.

 

Als tweede prioriteit geldt vanuit deze optiek:

 

-        realisering overige bebouwing rondom het MECC;

-        realisering "Citadel" en overige bebouwing;

-        realisering wand aan de westzijde van de Allee.

 

Hierbij moet nadrukkelijk gewezen worden op de gekozen optiek bij de gewenste fasering. In de dagelijkse praktijk zal het aanwezige daad­werkelijke programma, d.w.z. het te realiseren volume en de mogelijke relatie met activiteiten in reeds bestaande gebouwen resp. eigendoms­verhoudingen, de fasering in hoge mate bepalen.

 

 


aa

 

 

 


aa

 

 

 

9.      JURIDISCHE REGELING

 

9.1.   Algemeen

 

Het plan UvB is de stedebouwkundige oasis voor de verdere ontwikke­ling en afronding van het plan Randwyck Noord.

Er is een sterke behoefte om het gebied te laten voldoen aan hoge kwaliteitseisen op zowel in stedebouwkundige, functionele als archi­tectonische zin.

 

Het vastleggen van gewenste ontwikkelingen in een bestemmingsplan heeft altijd een zekere tweeslachtigheid. Enerzijds is er de behoefte bepaalde gewenste zaken zeker te stellen, maar anderzijds moet ruimte zijn voor zich voordoende nieuwe ontwikkelingen, zonder zich aan de waan van de dag over te geven.

 

Het voorliggende bestemmingsplan is qua juridische vorm geënt op de publikatie Bestemmen met beleid (1989), waardoor zekerheden kunnen worden gesteld zonder in starheid te vervallen.

 

In de voorschriften komt het proceskarakter allereerst tot uiting door de "beschrijving in hoofdlijnen" van de programmatische en be­leidsmatige uitgangspunten en doelstellingen voor het gehele gebied (artikel 6). Dit artikel is de grove zeef van de voorschriften. Deze hoofdlijnen zijn mede inzichtelijk gemaakt op plankaart B. Er is hierbij een onderscheid gemaakt in de functionele en de ruimtelijke karakteristiek. De kaart is als het ware een globale c.q. schemati­sche weergave van het stedebouwkundige plan van UvB.

 

De bestemmingen zijn in de voorschriften per afzonderlijk artikel geregeld. De meeste bestemmingen zijn globaal; ze omvatten een rede­lijk groot gebied (zie plankaart A bestemmingen) en er komen meerdere functies in voor (doeleindenomschrijving).

De programmatische en beleidsmatige uitgangspunten/doelstellingen uit artikel 6 zijn, waar nodig, in een beschrijving in hoofdlijnen per afzonderlijke bestemming nader toegespitst (de middelfijne zeef).

 

In de bouwvoorschriften wordt per bestemming "het bouwen" geregeld-hoogte, bebouwingsdichtheid, plaatsing voorgevel e.d. - (de fijne zeef) waaraan Burgemeester en Wethouders nadere eisen kunnen stellen. Het is beperkt mogelijk binnen een bepaald artikel van de bouwvoor­schriften vrijstelling te verlenen, mits wordt voldaan aan de grove en middelfijne zeef.

 

Teneinde het bestemmingsplan optimaal te laten functioneren zijn aan het eind van de voorschriften de afwijkingsbevoegdheden binnen strik­te begrenzingen toegevoegd. Het betreft de vrijstellingsbevoegdheden van Burgemeester en Wethouders die veelal ook in de tot op heden ge­bruikelijke bestemmingsplanvormen voorkomen en die welke zijn gefor­muleerd om te voldoen aan de gewenste flexibiliteit. De opgenomen aan de Raad voorbehouden wijzigingsbevoegdheid gaat daar boven uit.


 

9.2.   Artikelsgewijs

 

De voorschriften bestaan uit vier hoofdgroepen nl. inleidende bepa­lingen (artikelen 1 t/m 4), bepalingen in verband met de bestemmingen (artikelen 5 t/m 28), overige bepalingen (artikelen 29, 30 en 31) en de overgangs-, straf- en slotbepaling (artikelen 32 t/m 35). Tenslot­te maken bijlagen met de parkeernormen resp. de Staat van be­drijfsactiviteiten deel uit van de voorschriften.

 

Artikel 1, begripsomschrijvingen; hierin worden de in de voorschrif­ten gebezigde begrippen gedefinieerd om misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen.

Artikel 2, wijze van meten; geeft aan op welke manier het meten moet plaatsvinden.

Artikel 3, algemene bepalingen; in dit artikel zijn meerdere bepalin­gen opgenomen die veelal gelden voor meerdere artikelen; tevens is er in schemavorm aangegeven op welke wijze moet worden gehandeld bij samengestelde bestemmingen.

Artikel 4, andere wettelijke regelingen; hierin wordt aangegeven wel­ke andere wettelijke regelingen qua datum gelden.

 

Artikel 5, combinatie van bestemmingen en samengestelde bestemmingen; hierin wordt bij combinatie van bestemmingen verwezen naar een op de plankaart A voorkomende matrix, waarin is aangegeven hoe de bestem­mingen in horizontale zin zijn gelegen. Bij samengestelde bestemmin­gen wordt qua regeling tussen de bestemmingen die voorkomen in het zelfde horizontale vlak verwezen naar artikel 3 lid 8.

 

Artikel 6, hoofdlijnen; dit is het sleutel-artikel van het plan. Hierin worden de beleidslijnen en -voornemens uiteengezet zoals deze voor Randwyck Noord voorliggen.

 

Artikelen 7 t/m 22 omvatten de enkelvoudige bestemmingen (die soms in combinatie voorkomen). Elk artikel is opgebouwd uit:

 

-        een doeleindenomschrijving waarin is weergegeven waarvoor de gron­den zijn bestemd;

-        waar zinvol een beschrijving in hoofdlijnen waarin de specifiek voor de betreffende gronden uitgezette beleidslijnen en -voorne­mens zijn weergegeven;

-        bouwvoorschriften inhoudende het maximale aantal bouwlagen met soms verplichte bouwhoogten, veelal de plaatsing van naar de weg gekeerde gevels resp. bouwrichting, de maximale hoogten van andere bouwwerken en parkeernormen die gelden;

-        nadere eisen door Burgemeester en Wethouders te stellen aan:

 

1.      situering en afmetingen van gebouwen indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiks­mogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

2.      ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit resp. het stedebouw­kundig beeld;

3.      het aantal parkeerplaatsen mits niet meer dan 10% afwijkend van de cijfers van bijlage 1;

4.      de situering van de parkeervoorzieningen.

 

Verder komt bij verschillende bestemmingen een vrijstellingsbevoegd­heid onder voorwaarden door Burgemeester en Wethouders ten behoeve van woningbouw (artikelen 7 en 12) voor en een wijzigingsbevoegdheid van Burgemeester en Wethouders voor hetzelfde doel (artikel 8).

 

De bestemmingen zijn gegroepeerd per samenhangende doeleinden. Er zijn vier zgn. gemengde doeleinden resp. voor het gebied van de RL en van het azM/faculteiten (artikel 7); het gebied rondom het RVB t/m de "Citadel" (artikel 8); het gebied van het MECC (artikel 9) en het gebied van de Limburger en PTT (artikel 10).

Het provinciehuis e.o. heeft de bestemming bijzondere doeleinden (ar­tikel 11). De PLEM c.a. is ondergebracht in de bestemming kantoor­doeleinden (artikel 12).

De woondoeleinden zijn in twee bestemmingen opgenomen nl. overwegend laagbouw (artikel 13) en overwegend meergezinswoningen (artikel 14). De spoorwegdoeleinden resp. de water/watergang (gerioleerd) bestem­mingen spreken voor zichzelf (artikel 15 resp. 19).

Bij verkeersdoeleinden is onderscheid gemaakt in hoofd- en secundaire ontsluitingswegen c.a. (artikel 16); uitsluitend openbaar vervoer c.a. en buurtontsluiting (artikel 17) en de Allee (artikel 18). De groenvoorzieningen zijn in drie aparte bestemmingen ondergebracht; de uiterwaarden (artikel 20), het Central Parc en scheidingsgroen (artikel 21) en het schermgroen (artikel 22).

 

De artikelen 23 t/m 26 geven de zgn. samengestelde bestemmingen weer. Het gaat om gronden met een stroomvoerende functie (artikel 23) en de beschermingszones rondom resp. de slibpersleiding, hogedruk gas-transportleiding en hoogspanningskabel (artikelen 24, 25 en 26).

 

De artikelen 27 en 28 regelen het verboden gebruik van gronden resp. opstallen met daarbij de z.g. "toverformule", d.w.z. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het verbod als strikte toepas­sing van het voorschrift leidt tot een beperking van het meest doel­matige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 29 omvat algemene bepalingen in verband met de Wet geluidhin­der.

Artikel 30, algemene vrijstellingsbevoegdheid; hierin is vastgelegd dat Burgemeester en Wethouders vrijstelling kunnen verlenen om:

 

-        met de wegen maximaal 25,00 m. te "schuiven" met behoud van het wegprofiel;

-        de bestemmingsgrenzen in geringe mate te verschuiven indien er geen belangen van derden worden geschaad;

-        de in de voorschriften genoemde maten met maximaal 10% te wijzigen indien er geen belangen van derden worden geschaad;

-        bouwwerken van openbaar nut op te richten van een beperkte maat;

-        een bedrijf of ambacht aan huis uit te oefenen indien het gebruik­te oppervlak beperkt is en onder enige andere voorwaarden;

-        onder voorwaarden een andere bedrijfsactiviteiten uit te oefenen dan in bijlage 2 staat;

 

 

aa

 

 

-        gehoord het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en de hoofdgroep R.O.V. van de provincie Limburg, bijlage 1 (parkeernormen) met maximaal 25% te verminderen.

 

Bij omvangrijke resp. ingrijpender vrijstellingen is een procedure als omschreven in artikel 30 lid 5. vereist.

Artikel 31 omvat de wijzigingsbevoegdheid van de Raad om bestemmingen te wijzigen tot maximaal 25% van die bestemming met hantering van een procedure evenals een vermindering tot 50% van de parkeernormen. Daarnaast is er een wijzigingsbevoegdheid van Burgemeester en Wethou­ders tot vermindering van het aantal parkeerplaatsen tot 25% van de parkeernormen

Artikelen 32 en 33 omvatten het overgangsrecht omtrent bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen.

Artikel 34 is de strafbepaling (de relatie met artikel 59 W.R.O.). Artikel 35, slotbepaling; geeft de titel van de voorschriften.

 

Aparte aandacht moet nog worden geschonken aan de reductie van de in de bijlage 1 gegeven parkeernormen.

 

In de beschrijving in hoofdlijnen (b.i.h., artikel 6) wordt verwezen naar het SVV II, de provinciale stellingname zoals verwoord in de Streekplanuitwerking/herziening op onderdelen bedrijventerreinen en kantoorlokaties Zuid-Limburg (dit houdt in het minder snel bereiken van de rijksdoelstelling in Zuid-Limburg) en het Raamplan Mobili­teitsbeheersing.

In de beschrijving in hoofdlijnen wordt vermeld dat vermindering van parkeerplaatsen gepaard gaat met flankerend beleid.

In de beschrijving in hoofdlijnen wordt het p.p.c.-cijfer genoemd als doelsituatie:

-        nieuwe kantoorontwikkeling 30 p.p. per 2.500 m2 brutovloeropper­vlak.

Er is in elk artikel een vrijstelling van B. & W. om de parkeercapa­citeit met maximaal 10% te verminderen van de in bijlage 1 gegeven norm.

Er is een algemene vrijstellingsbevoegdheid van B. & W. (artikel 30) tot vermindering van maximaal 25% van de getallen genoemd in bijlage 1 mits maatregelen in het kader van het Raamplan Mobiliteitsbeheer­sing zijn resp. op korte termijn worden uitgevoerd c.q. zeker gesteld en wel zo dat bedoelde vermindering mogelijk is en gehoord het Minis­terie van Verkeer en Waterstaat en de hoofdgroep R.O.V. van de pro­vincie Limburg.

Daar bovenop is er een wijzigingsbevoegdheid voor de Raad (artikel 31) voor vermindering tot maximaal 50% van de norm uit bijlage 1 mits dezelfde maatregelen als bovengenoemd en een wijzigingsbevoegdheid voor B. & W. (artikel 31) voor vermindering tot maximaal 25% van de norm uit bijlage 1 mits dezelfde maatregelen als boven en een proce­dure. Dit laatste is gebeurd om in het traject van 10 tot 25% vermin­dering van de norm ook het initiatief bij B. & W. te kunnen leggen.

 

Ten behoeve van kantoren geldt op basis van het bovenstaande in Rand­wyck Noord:

 

 

Nu in bijlage 1 van de voorschriften

1,5 p.p.

100 m2 b.v.o.

 

 

 

(streven in b.i.h.

3,0 p.p.

250 m2 b.v.o.)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

middelen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

max.

min.

10% vrijstelling B. en W.

= 1,35 p.p.

100 m2 b.v.o.

 

 

 

 

 

 

 

max.

min.

25% vrijstelling B. en W.

= 1,12 p.p.

100 m2 b.v.o.

 

 

 

 

 

 

 

max.

min.

25% wijziging B. en W.

 

 

 

onder voorwaarden

= 1,12 p.p.

100 m2 b.v.o.

 

 

 

 

 

 

 

max.

min.

50% wijziging Raad

 

 

 

onder voorwaarden

= 0,75 p.p.

100 m2 b.v.o.

 

 

 

9.3.   Overige

 

De plankaarten A en B, getekend op schaal 1 : 1.250, maken onderdeel uit van het juridisch plan.

 

-        Plankaart A: bestemmingen, geeft de ligging en begrenzing van de bestemmingen aan. Daarnaast is er een aantal aanduidingen opgeno­men dat informatie verschaft over de kadastrale ondergrond en de verschillende typen grenzen e.d.

 

-        Plankaart B: functionele en ruimtelijke karakteristiek, geeft de belangrijkste functionele en ruimtelijke denkbeelden weer die aan het plan ten grondslag liggen.

Vanuit de voorschriften wordt ook een directe relatie met deze kaart gelegd als zijnde een doelsituatie waarop de verdere planont­wikkeling gericht dient te zijn.

Er wordt een richting en veelal plaats van de bebouwing aangegeven d.w.z. dat in principe de hoofdvorm van de bebouwing, veelal ge­vormd door de voorgevel, op de aangegeven plaats staan; op een aan­tal plaatsen is de exacte hoogte ook vastgelegd.

 

Tezamen met de uitgangspunten en randvoorwaarden, zoals aangegeven in de toelichting, vormt de kaart tevens het kwantitatieve en kwa­litatieve kader waaraan de planontwikkeling kan worden getoetst.


 

 

10.    MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID

 

Direct na het gereedkomen van het PTC rapport is, zoals in paragraaf 1.2. vermeld, door de gemeente met de belanghebbende bedrijven en in­stanties zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau, overleg gevoerd over:

 

-        de herbezinning op de stedebouwkundige ontwikkelingen en de huidi­ge kwaliteit van het gebied (in vergelijking met de vastgelegde afspraken in de Ontwikkelingsschets Randwyck Noord; zie pag. 4.);

-        de opdracht aan UvB en de resultaten daarvan;

-        het verkeersonderzoek;

-        de wijze waarop via informatie en overleg tot een gezamenlijke aan­pak van het gebied Randwyck Noord kan worden gekomen.

 

Met de volgende participanten is in de maanden september en oktober 1990 eenmalig overleg gevoerd. Voorzover relevant voor het bestem­mingsplan zijn de opmerkingen van de participanten vermeld.

 

-        ABP

 

De reactie van het ABP was vooral positief; er werd een aantal opmer­kingen geplaatst bij de nadere planuitwerking bij de 'poort" aan het begin van de Randwycksingel (west) i.v.m. hun woningcomplex en de bereikbaarheid van azM en RL.

Het overleg heeft niet geleid tot aanpassingen.

 

-        De Limburger

 

Directe koppeling van de "allee" met de weg aan de zuidzijde van het Forum heeft de voorkeur van de Limburger. Het omleggen van de Leidenlaan is alleen acceptabel indien de hoofdingang aan het Duboisdomein voor bezoekers beter wordt en er parkeergelegenheid wordt gereali­seerd c.q. er een doorgang naar het eigen parkeerterrein mogelijk wordt. De terreininrichting aan de oostzijde moet in overleg met de PTT worden uitgewerkt.

Het overleg heeft geleid tot een zodanige aanpassing, dat het parke­ren voor bezoekers kan plaatsvinden langs het Duboisdomein.

 

-        Metronic

 

Participant Metronic heeft geen opmerkingen en derhalve hebben er geen aanpassingen plaatsgevonden.

 

-        PLEM

 

Centraal staat voor de PLEM de bereikbaarheid van haar kantoren. Het benoemen van een vervoerscoördinator wordt als initiatief aangekon­digd. Bij het realiseren van een volledige kruising bij de omlegging van de Leidenlaan is het de vraag of er een keerlus aan het einde kan komen.

 

Bij de verdere planuitwerking zal dit verzoek worden ingebracht.


 

-        PTT-post

 

Mede met het oog op de verbreding van het dienstenpakket (courier­diensten) moet de bereikbaarheid gegarandeerd zijn.

 

Bij de uitwerking van het verkeersplan is dit uiteraard een uitgangs­punt.

 

-        RVB

 

De participant heeft geen opmerkingen en het overleg heeft derhalve niet tot aanpassingen geleid.

 

-        KNP-Aegon

 

De KNP blijft zich zorgen maken over het verkeer; de verruiming van de bebouwingsmogelijkheden zal bij realisering nog meer verkeerspro­blemen geven; een oprit naar de Kennedysingel is volgens haar het onderzoeken waard. De "poort" heeft niet de voorkeur van KNP-Aegon.

Over de bereikbaarheid van het gehele gebied wordt verder overleg gevoerd (begeleidingscommissie PTC).

 

-        Aegon-MECC-Wilma

 

Voor het zgn. 18 ha. gebied is met de participanten Aegon, MECC en Wilma Vastgoed apart en gezamenlijk overleg gevoerd. Gelet op de om­vang en het belang van het gebied is er meerdere keren gesproken. In opdracht van Wilma Vastgoed is door Neutelings en Roodbeen Archi­tecten (Rotterdam) een stedebouwkundige studie uitbreiding MECC ge­maakt (mei 1991). Hierbij is o.m. gereserveerd voor een uitbreiding van het vloeroppervlak tot 40.000 m2 met de bijbehorende parkeerac­commodatie.

Deze studie heeft volgens afspraak als basis gediend voor het voor­liggende stedebouwkundig plan. Indien in de toekomst mocht blijken dat de plannen niet haalbaar zijn, zal middels artikel 34 (wijzi­gingsbevoegdheid) het plan worden veranderd.

 

Met de participant Wilma Vastgoed is o.m. overleg gevoerd over de fasering van de bebouwing op de betreffende gronden.

 

-        azM-RL-O&W

 

Het meest uitvoerig en frequent is het overleg geweest met azM, de RL en het ministerie van 0. en W. De meest recent verleende bouwvergun­ningen zijn reeds overeenkomstig de structuurschets UvB.

In opdracht van de Raad van Bestuur van het azM en het College van Bestuur van de RL heeft het bureau OD 205 (Delft) een rapport Ontwik­kelingsplan Randwyck van de rijksuniversiteit Limburg en het acade­misch ziekenhuis Maastricht gemaakt (concept december 1990).

Deze nota is vergeleken met het op basis van de Structuurschets UvB in december 1990 gemaakte concept juridisch plan voor het bestem­mingsplan Randwyck Noord. In januari 1991 is de vergelijking tussen beide produkten op schrift gesteld. De diverse aspecten van de plan­nen zijn in deze rapportage vergeleken en er zijn over de verschillen ertussen conclusies getrokken.


Na ambtelijke voorbereiding is uiteindelijk in het bestuurlijk over­leg van maart 1991 vastgesteld dat de geschilpunten, die nog resteer­den, konden worden opgelost in die zin dat:

 

-        t.a.v. de woonbebouwing in de noordwest hoek (tegenover het MECC) het azM een onderzoek zal starten naar de technische mogelijkheden voor het terugbrengen van de milieuzonering, waardoor ruimte zou ontstaan voor woningbouw, t.b.v. studenten en personen verbonden aan het azM resp. de RL (maximaal 60 woningen); in het voorliggen­de bestemmingsplan is een regeling opgenomen waarbij Burgemeester en Wethouders vrijstelling voor deze woningbouw kunnen verlenen "gehoord de Raad van Bestuur van het academisch ziekenhuis Maas­tricht, het College van Bestuur van de rijksuniversiteit Limburg en de Inspecteur van de Volksgezondheid van de hygiëne van het mi­lieu in Limburg (artikel 7 lid 4. sub a.); een en ander is verder gebonden aan een procedure (artikel 33 lid 5.);

-        t.a.v. het gebruik van de Allee door verkeer dat geen parkeer­plaats nodig heeft en met een bestemming anders dan het Forum e.o., met voorkoming van overlast voor het azM en de RL, mogelijk was zoals nu opgenomen in het plan; de realisering vindt plaats nadat de Raad van Bestuur van het azM en het College van Bestuur van de RL benevens het Ministerie van 0. & W. is gehoord;

-        t.a.v. de aanleg van het P. Debeyeplein volgens de wensen van azM/RL is gehandeld.

 

In juli 1991 heeft overleg plaatsgevonden naar aanleiding van een door de gemeente gemaakt planconcept (Detailplanung Allee/Quadrant, Von Brandt). Hierin is rekening gehouden met een plein voor het eer­ste fase gebouw, een oplossing voor het stallen van fietsen (kelder), een flexibele invulling van zowel de randen als de binnenzijden van het kwadrant en een verkleining van het Central Parc (zie ook kaart 10).

Voor de fasering zijn geen dringende, resp. juridisch bindende, re­gelingen opgenomen. Op pg. 49 van de toelichting zijn de optieken van zowel gemeenten als participanten weergegeven.

Tijdens de bespreking bleef er slechts een zeer duidelijk verschil van inzicht over: de eventuele bebouwing in de (verre) toekomst van de zgn. schapenwei.

 

Indien de bebouwingsmogelijkheden binnen het vigerende bestemmings­plan Randwyck 1980 worden vergeleken met de voorgestelde bebouwings­mogelijkheden in het voorliggende plan blijkt dat er in het laatste plan bijna 40.000 m2 meer grondoppervlak bebouwd kan worden. Het aan­tal benodigde m3 op grond van het programma van het azM en de RL (pa­ragraaf 8.3. en bijlage 1, bij een aanname van een verdiepinghoogte van gemiddeld 3,50 m.) kan bij de toegestane maximale hoogten in het bestemmingsplan Randwyck 1980 ruim driemaal worden gerealiseerd en in het voorliggende plan driemaal.


Mede gelet op het bovenstaande maar vooral op stedebouwkundige over­wegingen is nu in het voorliggende plan, los van het argument van de looptijd van het bestemmingsplan, gekozen voor het niet mogelijk ma­ken van bebouwing van de schapenwei anders dan voor (bescheiden) on­derkomens voor de dieren. Daarnaast is er voor de gehele bestemming groenvoorzieningen 2 een vrijstelling voor Burgemeester en Wethouders opgenomen voor maximaal 3 accommodaties met een oppervlakte van maxi­maal 700 m2 per accommodatie. Indien in de toekomst mocht blijken dat de situatie als boven weergegeven zich duidelijk wijzigt, dan zal Burgemeester & Wethouders in het licht van de gewijzigde omstandighe­den in overleg met het azM en de RL een nieuwe afweging maken.

 

Voor een goede afwikkeling van het verkeer zullen in overleg met de begeleidingscommissie PTC ook de alternatieven van het azM en de RL worden besproken waarbij deze in het licht van andere maatregelen, zoals verbetering openbaar vervoer, carpooling, vervoerscoördinatie e.d., worden bezien. Indien het tot ingrijpende wijzigingen in de toekomst moet komen, zal hiervoor de juridische weg van artikel 34 van de voorschriften worden gevolgd.

 

In een brief van 6 mei 1992 heeft het College van Bestuur van RL en de Raad van Bestuur van het azM bezwaren gemaakt tegen het ontwerp-bestemmingsplan Randwyck Noord (d.d. november 1991).

In hun brief zijn de bezwaren als volgt samengevat.

 

Het voorliggende ontwerp-bestemmingsplan Randwyck Noord levert een aantal knelpunten op ten aanzien van de voor RL en azM noodzakelijke ontwikkeling van het Randwyckterrein:

 

-        De milieuzonering waarnaar verwezen wordt in art. 7 lid 4. sub a. is niet aanvaardbaar en voor de tekst van art. 7 lid 4. sub a. geldt hetzelfde.

-        De bestemming groenvoorziening 2, voor zover gepland op RL-eigen­dom, is niet aanvaardbaar omdat daarmee de in het vigerende be­stemmingsplan aanwezige bebouwingsmogelijkheden voor RL teniet wor­den gedaan.

-        De bestemming bijzondere doeleinden 3, voor zover gepland op RL­eigendom, is niet aanvaardbaar omdat het onjuist is dat de bestem­ming die in het vigerende plan is aangegeven wordt veranderd. Dat is niet de bedoeling geweest in 1988 toen RL aan de gemeente een recht van opstal t.b.v. een lagere school en een sporthal verleen­de.

-        Ten behoeve van nieuwbouw t.b.v. de met RL/azM gelieerde Stichting Kinderopvang Maastricht moet een mogelijkheid in het bestemmings­plan worden aangegeven op de plek die daartoe in overleg met de gemeente is aangegeven. Overigens geldt hier als primair bezwaar dat hier de bestemming groenvoorziening geldt.

-        Er zijn bezwaren tegen een indeling in 3 bestemmingen (buiten ver­keer en randgroen) van het RL/azM-terrein. Wij zien niet in waarom een dergelijke beperking aan RL/azM zou moeten worden opgelegd.

-        Bezwaar bestaat tegen het verkeersmodel dat mede de onderligger is voor het ontwerp-plan. RL/azM/MECC komen daar waarschijnlijk in juni 1992 op terug aan de hand van een desbetreffende P.T.C.-rapport.


-        Er zijn bezwaren tegen de manier waarop het stedebouwkundig plan en de architectonische weergave daarvan figureren in de toelicht­ing. RL/azM wijzen er nadrukkelijk op dat er geen aanwijzigingen zijn dat de door Ungers/Von Brandt getekende architectuur van ge­bouwen past bij de voor RL/azM noodzakelijke toekomstige uitbrei­dingen.

-        De bestemming verkeersdoeleinden 3 kan slechts gerealiseerd worden nadat er met azM bindende afspraken zijn gemaakt door de gemeente, Daarbij moet dus sprake zijn van instemming van azM, omdat een en ander betrekking heeft op het toelaten van publieke functies op privéterrein.

-        De status van de Sorbonnelaan moet nader geregeld worden in een overeenkomst tussen gemeente en RL. In het bestemmingsplan moet daaraan aan de correcte bestemming worden gegeven.

Het betreft hier een publieke functie op privéterrein.

-        De overgang van de allee naar de Joseph Bechlaan is ten dele gepro­jecteerd op azM-terrein zonder dat er nadere afspraken over zijn gemaakt.

 

Na voorbereidende ambtelijke gesprekken is op 18 december j.l. een bestuurlijk overleg gevoerd.

Ten aanzien van de aangegeven knelpunten is het volgende overeen­gekomen:

 

-        Woningbouw ten zuid-westen van het Forum middels een, door een on­afhankelijk bureau op te stellen en voor beide partijen bindend, onderzoek zal de mogelijk van woningbouw conform het gestelde in art. 7 lid 4. van de voorschriften worden bepaald. Gelet op de wij­ze waarop in de voorschriften dit artikel is geredigeerd kan het in deze vorm gehandhaafd blijven. In de toelichting zal aan het over­eengekomen onderzoek aandacht worden besteed.

-        De bestemming groenvoorzieningen 2 blijft zoals nu geformuleerd voor RL en azM onaanvaardbaar.

Na ampele overwegingen blijft de gemeente van mening, dat gelet op het feit dat:

         het aantal te bebouwen m2 c.q. te bouwen m3 in het ontwerp-be­stemmingsplan niet lager is dan in het vigerende bestemmingsplan:

 

Vigerend bestemmingsplan Randwyck "34 ha."

 

 

Opp. bestemming

opp. max. bebouwd

 

 

 

hoger onderwijs,

gezondheidszorg

en wonen

293.100 m2

60% = 175.860 m2

parkzone

10.300 m2

 

verkeersdoeleinden

36.600 m2

 

 

 

 

 

340.000 m2

175.860 m2


Ontwerp-bestemmingsplan Randwyck Noord "34 ha." (versie januari 1993)

 

 

opp. bestemming

opp. max. bebouwd

 

 

 

gemengde doeleinden 1

264.400 m2

200.030 m2

groenvoorzien. 2 en 3

39.800 m2

 

verkeersdoel. 1 en 2

35.800 m2

 

 

 

 

 

340.000 m2

200.030 m2

 

         op een doelmatige wijze in de ruimtebehoefte van RL en azM kan worden voorzien;

         het ruimtelijk stedebouwkundig onverantwoord is de betreffende gronden te bebouwen met meer dan nu in het ontwerp-bestemmings­plan is toegestaan,

de bestemming groenvoorziening 2 gehandhaafd moet blijven.

-        De bestemming bijzondere doeleinden 2 en 3 vervallen en worden alle opgenomen als bestemming gemengde doeleinden 1.

In de doeleindenomschrijving worden alle functies genoemd die nu in de onderscheiden doeleindenomschrijvingen voorkomen.

-        De nieuwbouw van het KIM wordt rechtstreeks in het ontwerp-bestem­mingsplan mogelijk gemaakt via de bestemming gemengde doeleinden 1.

-        In een eerder overleg is reeds besloten het verkeersmodel in zover­re aan te passen dat er een rechtstreekse verbinding komt tussen de Universiteitssingel en de Oeslingerbaan voor het verkeer dat o.a. het MECC in zuidelijke richting verlaat. Deze mogelijkheid wordt in het ontwerp-bestemmingsplan opgenomen. Voor het verkeer richting o.a. MECC vanuit het zuiden zal door RL, azM en MECC nog naar moge­lijkheden worden gezocht. Middels een vrijstelling van B&W (onder voorwaarden) zal dit in het ontwerp-bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

-        De structuurschets als onderlegger van het bestemmingsplan is thans aanvaardbaar.

-        De bestemming verkeersdoeleinden 3, de status van de Sorbonnelaan en de overgang van de allee op de Joseph Bechlaan zullen in een aparte overeenkomst tussen de partijen RL, azM en gemeente worden geregeld voor wat betreft de openbaarheid, het beheer, de eigendom en het onderhoud.

In het ontwerp-bestemmingsplan zal op dit punt derhalve geen wij­ziging worden aangebracht. In de toelichting zal wel aandacht wor­den geschonken aan dit punt.

 

-        KvK-begeleidingscie. PTC

 

In juli 1991 heeft overleg plaatsgevonden tussen een lid van het Col­lege van B&W, vergezeld van ambtelijke adviseurs en de Kamer van Koophandel voor Maastricht en omstreken en leden van de begeleidings­commissie PTC-rapport.


Van de zijde van de gemeente worden de voorstellen om de verkeerspro­blemen op te lossen aangegeven met een tijdschema (zie hoofdstuk 8.7.). Er werd verder aandacht besteed aan beïnvloeding van het mo­biliteitsgedrag; daarover zijn conform de PTC vervolgafspraken ge­maakt.

 

-        Gebruikersoverleg

 

Via het Gebruikersoverleg Randwyck is in juli 1989 door het bewoners-platform Randwyck een aantal knelpunten aan de gemeente Maastricht kenbaar gemaakt. Eerder was de publikatie Randwyckers doen 't samen (z.j.) reeds onder de aandacht van de gemeente gebracht. Wat betreft voorgestelde planologische maatregelen scoort een functiemenging wo­nen-kantoren hoog. Daarnaast wordt sterk aangedrongen op een over­zichtelijke stedebouwkundige vormgeving. Verder werden suggesties voor architectuur gedaan en in de beheersfeer behartenswaardige din­gen gemeld.

In juli 1989 betrof het zaken m.b.t. het verkeer en parkeren die voor een groot deel zijn opgenomen in het PTC-rapport. Er zijn echter enkele punten die vooral vanuit bewonersstandpunt worden benadrukt. Het betreft o.m. de verkeersveiligheid rondom de schoollokatie en sociale veiligheid van de meeste fietsroutes.

Daarnaast wordt er aandacht gevraagd voor het voorzieningenniveau, de bereikbaarheid van de bestaande voorzieningen (PTT) en het station Randwyck en de gebruikswaarde van het groen.

In maart 1991 is Eindevaluatie preventieproject Randwyck verschenen (bureau criminaliteitspreventie, Amsterdam/Maastricht, 1991). Voor Randwyck is een aantal specifieke aanbevelingen gedaan. In het voor­liggende plan is voor zover mogelijk rekening gehouden met deze aan­bevelingen. Andere aanbevelingen zullen in andere groeperingen wor­den overgenomen.

Het Gebruikersoverleg Randwyck heeft in juni 1991 een reactie gegeven op de Structuurschets UvB. Centraal wordt aandacht gevraagd voor de parkeer- en verkeersproblematiek. Er wordt een relatie gelegd met criminaliteitspreventie in het algemeen en meer specifiek ten behoeve van fietsers en voetgangers.

In voorliggend bestemmingsplan is, voor zover dit met het instrumen­tarium kan, rekening gehouden met de bijdrage. Wat betreft de menging van functies moet echter worden gesteld, dat dit op micro alleen bij uitzondering mogelijk is; op de schaal van Randwyck Noord kan wel worden gesproken van functiemenging.

Via overleg met o.m. de bewoners zullen in 1992/1993 de openbare ruimten worden verbeterd.

 

-        Artikel 6a W.R.O.-overleg (zie ook bijlage 4)

 

Op 14 maart 1992 heeft er ten behoeve van de inspraak met betrekking tot het ontwerp-bestemmingsplan Randwyck-Noord een informatieavond plaatsgevonden, georganiseerd door het Bureau Inspraak en Ondersteu­ning. Middels de Maaspost van 4 en 11 maart was dit aangekondigd en zijn er in de buurt folders verspreid. Tevens was er een expositie in het voorlichtingscentrum van de gemeente en uitvoerig informatiemate­riaal over het plan ter beschikking gesteld. Op 14 april is er een inspraakavond georganiseerd en is er mogelijkheid geboden om schrif­telijk te reageren op het plan.


In totaal zijn er 23 reacties ontvangen. De inspraakreacties zijn door het Bureau Inspraak en Ondersteuning verzameld en er is een ver­slag van de avond gemaakt (zie bijlage 2).

De reacties zijn niet te beschouwen als formele bezwaarschriften, maar zij zullen wél door de gemeente worden meegewogen. De insprekers zijn in de gelegenheid gesteld hun bezwaren toe te lichten in de ver­gadering van de raadscommissie V.S.R. op 19 mei 1992. Door één per­soon is hiervan gebruik gemaakt (zie bijlage 2a).

 

Er kan voorafgaande aan de beantwoording worden gesteld dat de in­spraak heeft geleid tot nader beraad over de verkeerssituatie en de detailhandelsvoorzieningen in de wijk.

 

Met betrekking tot de verkeerssituatie kan gesteld worden dat er van variant 5 van het PTC-rapport wordt uitgegaan. (zie kaart 5).

 

Het overleg over de detailhandel heeft geleid tot handhaving van het principe standpunt dat er een buurtcentrum in Heugem-Noord komt (bij de begraafplaats). Verder wordt t.o.v. het in de inspraak en het overleg gebracht aantal m2 een verhoging voorgesteld van 100 m2 naar 350 m2 in de bestemming woondoeleinden 2 (middels vrijstelling).

Hierbij moet worden opgemerkt dat een deel van deze m2 reeds is in­gevuld.

 

De reacties van de insprekers lopen op een aantal punten uiteen. Er zijn echter onderwerpen die bij veel insprekers terugkomen. In het volgende zal deze "gemene deler" aan de orde worden gesteld en beant­woord.

 

Een aantal aspecten uit de inspraak bleek, zoals in het voorgaande gesteld, meerdere malen terug te keren. Deze hadden betrekking op de volgende onderwerpen:

 

A.      Grootschaligheid van de toekomstige bebouwing in de nabijheid van het noordelijk van de singel gelegen woongebied.

B.      Verkeer en parkeren.

C.      Fietsers en voetgangers.

D.      Groenstructuur/verblijfsruimten.

E.      Detailhandel.

 

Ad A.:

De opmerkingen van een aantal sprekers richten zich tegen de naar hun mening te hoge (toekomstige) bebouwing ten noorden van de J.W. Beyen­laan, ten oosten van het Linnaeusdomein (Penthahedron) en ten zuiden van het S. de Bellomontedomein (Carré). Deze bebouwing zal volgens de insprekers bovendien te dicht op de woonbebouwing komen te staan, waardoor o.a. bestaande zichtlijnen worden verstoord, groen ver­dwijnt, lichtintreding verminderd, "enge plekken" ontstaan (afname sociale veiligheid) en tochtgangen worden gecreëerd.

Door de situering van de bebouwing ten noorden van de J.W. Beyenlaan wordt deze weg in zuidwestelijke richting verlegd, waardoor volgens de bewoners van (met name) het Iterson- en Aubeldomein onaanvaardbare verkeers- en milieuoverlast ontstaat.


 

Ad B.:

De aanwezigheid van enkele grootschalige stedelijke functies op Rand­wyck Noord zorgt voor verkeers- en parkeeroverlast, met name bij gro­te evenementen in het MECC, maar (het eerstgenoemde) ook in de och­tend- en avondspits. De verkeerskundige maatregelen die getroffen zullen worden in het kader van het Verkeerscirculatieplan voor Rand­wyck Noord (o.a. nieuwe afrit J.F. Kennedysingel, rondweg MECC, vrije busbanen etc.) zijn volgens insprekers niet voldoende. De nieuwe af­rit biedt geen versnelde afvoer van verkeer na evenementen. De rond­weg veroorzaakt "rondcirkelen" op zoek naar een parkeerplaats en mede als gevolg daarvan parkeren in de woonwijken. Door insprekers wordt een aantal alternatieve maatregelen voorgesteld om verkeer en parke­ren in goede banen te leiden. Voor de afvoer van verkeer wordt ge­pleit voor een directe aansluiting op de A2. Om parkeeroverlast te voorkomen dient volgens insprekers het P+R-experiment te worden voortgezet en liefst zodanig uitgebreid, dat bezoekers uit alle wind­streken op een P+R-lokatie terecht kunnen, waardoor de parkeerover­last op Randwyck Noord afneemt.

Een alternatieve/aanvullende oplossing is het gebruiken van parkeer­plaatsen bij het provinciehuis, de KNP e.d. bij grote evenementen in het MECC. Daarnaast is beter toezicht op de regelgeving noodzakelijk om verkeersoverlast te voorkomen. De rondweg om het MECC dient niet te kunnen worden gebruikt voor verkeer op zoek naar een parkeer­plaats. Er worden verschillende voorstellen gedaan om de rondweg (of zelfs de Randwycksingel) op een bepaalde plaats af te sluiten.

 

Ad C.:

De langzaam verkeersroutes (fietsers en voetgangers) op Randwyck Noord en vanaf de wijk richting binnenstad zijn niet voldoende ont­wikkeld. Met name de voetgangersverbinding vanaf het station naar de woonwijk v.v. voldoet (nog) niet. De routing van de (toekomstige) fietspaden op Randwyck, o.a. bereikbaarheid azM, en de aansluiting op fietspaden buiten het plangebied is niet optimaal.

 

Ad D.

In het centrale deel van Randwyck Noord is weliswaar een zone met groen, wat ontbreekt is groen en verblijfsruimten binnen het (noorde­lijk) woongebied. Er zijn geen "rommelplekjes" en speelgelegenheden in de wijk. De overgangszone naar het azM, zoals deze in de huidige situatie bestaat, wordt positief gewaardeerd. Een invulling met het Carré en de Pentahedrons wordt niet op prijs gesteld, liever ziet men een doortrekking van groen en water langs het Linnaeusdomein. Er be­staat ongerustheid over de toekomst van de heemtuin van de vrije school en over het versmallen van de groenzone ten noorden van het Iterson- en het Aubeldomein, als gevolg van de verlegging van de J.-W. Beyenlaan.

 

Ad E.:

In Randwyck Noord ontbreken winkels (met name voor de dagelijkse le­vensbehoeften). Bewoners moeten voor hun inkopen steeds gebruik maken van hun auto. Hetzelfde geldt voor de werknemers van de andere stede­lijke functies, voor wie het niet mogelijk is om in de lunchpauze boodschappen te doen.

De algemene teneur is dat de invloed van winkeliers uit de Heeg, Heu­gem en Heer (eventueel via hun belangenvereniging) op de mogelijkhe­den tot vestiging van detailhandel te groot is (geweest).

 

Beantwoording:

 

Ad A.:

De bedoelde bebouwing vormt de overgang tussen het woongebied en de meer massale stedelijke functies in het noordoostelijk en oostelijk deel van het plangebied. De geprojecteerde bebouwing ten noorden van de J.W. Beyenlaan dient het woongebied af te schermen van de loods­achtige massale halbebouwing van het MECC. De openheid tussen de ge­projecteerde bebouwing voorkomt een te dominerende positie van deze noordwand ten opzichte van de zuid(west)elijke daarvan gelegen woon­bebouwing.

De bebouwing met gebouwen die door insprekers het Pentahedron worden genoemd ten oosten van het Linnaeusdomein heeft een meerledige func­tie. Enerzijds dient deze door vormgeving en hoogte de pleinwerking van het forum te versterken, anderzijds in combinatie met de andere bebouwing langs de Allee de rechtlijnigheid daarvan te benadrukken. De bebouwing vormt tevens een overgang tussen de relatief lage bebou­wing van het woongebied en de bebouwing van het azM (en de toekom­stige hoogbouw en hoger gelegen bouw in het noordoosten van het plan­gebied). Het Carré als stedebouwkundig element heeft een zeer strenge geometrische vormgeving om de schijnbaar willekeurige stedebouwkun­dige structuur en de verschillende geometrische vormen van het plan­gebied meer rechtlijnige en herkenbare duiding te geven. Het Carré dat naast een stedelijke functie tevens een belangrijke groenfunctie heeft, wordt door water en groen enigszins van het woongebied ge­scheiden, maar vormt door de bouwhoogte en doordringbaarheid (door­gangen en poorten) een goede overgang naar de bebouwing op het oostelijk en zuidoostelijk deel van het plangebied. De bouwhoogte en afstand tot de woonbebouwing van het S. de Bellomontedomein is zoda­nig, dat voor vermindering van lichtinval of verdrukking niet ge­vreesd hoeft te worden.

Voor de duidelijkheid is een overzicht van de verschillen middels het ontwerp-bestemmingsplan toelaatbare hoogten als bijlage 2 bij deze evaluatie gevoegd.

 

Ad B.:

De nieuwe afrit van de Kennedysingel zorgt voor een directere aan­sluiting op parkeerterreinen voor en van het MECC en daardoor voor een snellere afwikkeling van het verkeer. Afleiding van het verkeer vindt plaats via de Universiteitssingel en de Randwycksingel. Een directe aansluiting op de A2 is niet mogelijk. De regelgeving van de wegbeheerder maakt het onmogelijk om tussen het Oranjeplein en de afslag Randwyck - MECC een nieuw op- en afrittenstelsel te projecte­ren. De rondweg rond het MECC is, voor wat betreft het deel J.W. Bey­enlaan en J. Becklaan bestemd voor autoverkeer (éénrichting), een vrije busbaan en een aanliggend fietspad. De voor autoverkeer bestem­de strook dient om de toekomstige bebouwing rond het MECC te kunnen bereiken. Afslaan naar de woonwijk of de Allee zal niet mogelijk zijn (o.a. door de ligging van de vrije busbaan). Ten behoeve van de be­bouwing aan noordzijde van genoemde straten zal de J.W. Beyenlaan in zuidwestelijke richting verlegd dienen te worden.

 

Teneinde parkeeroverlast op Randwyck Noord te reguleren heeft de ge­meente o.a. het P+R-experiment opgestart. De resultaten van dit expe­riment zullen dienen om verdere mogelijkheden in deze richting te onderzoeken. Over de benutting van particuliere parkeerplaatsen voor parkeren ten behoeve van evenementen in het MECC bestaan reeds af­spraken.

Op het moment dat het parkeren in Randwyck Noord in goede banen te leiden is, en er is de laatste tijd op dit punt verbetering opgetre­den, zal streng de hand gehouden worden aan de regelgeving (overigens valt dit buiten het bestemmingsplankader).

 

Ad C.:

In het Verkeerscirculatieplan voor Randwyck Noord zijn de mogelijkhe­den voor langzaam verkeer sterk verbeterd. Het azM wordt voor fiet­sers door een (half)vrijliggend fietspad beter bereikbaar. De route tussen station en woonwijken v.v. zal van goede voetpaden worden voorzien. De uitbreiding van het fiets- en voetpadennet in het overig deel van het plangebied volgt de fasering in de bebouwing.

 

Ad D.:

In vergelijking met andere Maastrichtse wijken is er op Randwyck Noord sprake van een redelijk ontwikkelde groenvoorziening. Met de realisering van het Carré zal de situatie er alleen maar op vooruit gaan. Er is sprake van een concentratie van groen in het hart van de wijk. Binnen de woongebieden zelf is er sprake van boomaanplant als straatbegeleiding. Verblijfsruimte is er in het centrale groen vol­doende.

In het noordelijk woongebied is er sprake van verblijfsruimte in het centrale deel van het Itersondomein. Overige verblijfsruimten hebben een meer stenig karakter (pleintjes).

 

Speelvoorzieningen zijn onlangs door de gemeente gerealiseerd.

De noodzaak tot de bouw van het Pentahedron en het Carré is in Ad A. reeds aan de orde gekomen, evenals het versmallen van de groenstrook langs de zuidzijde van de J.W. Beyenlaan.

 

Met betrekking tot de toekomst van de heemtuin zal nader overleg ge­pleegd worden (eigendomssituatie).

 

Tenslotte moet opgemerkt worden dat er een aanmerkelijke verbetering ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan Randwyck in het voor­liggende ontwerp-plan is bereikt.

 

Ad E.:

Ten noorden van de begraafplaats van Heugem zal een nieuw winkelcen­trum voor Randwyck Noord en Heugem worden gerealiseerd. Met betrek­king tot de detailhandelsmogelijkheden op Randwyck Noord blijft de basis-standpuntbepaling gehandhaafd. Er wordt echter de mogelijkheid gegeven om i.p.v. de oorspronkelijke vrijstelling van B. en W. (onder voorwaarden) tot 100 m2 deze in het ontwerp-bestemmingsplan uit te breiden tot 350 m2 (idem onder voorwaarden).

Voor het overige wordt verwezen naar bijlage 2 waarin de bijdragen van de insprekers zijn opgenomen, alsmede de rapportage van het bu­reau Inspraak en Ondersteuning. In bijlage 4 zijn de reacties van de zijde van de gemeente opgenomen.

 

Op 15 februari 1993 is in een gezamenlijke raadscommissie VSR en MVG de inspraakevaluatie aan de orde gesteld. Vier bezoekers hebben hier het woord gevoerd. Het verslag is opgenomen in bijlage 2a.


 

 

11.    ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

 

Op basis van het plan Ungers-Von Brandt heeft per 31 december 1990 een hercalculatie plaatsgevonden van het bestaande rekenmodel van het bestemmingsplan.

Terzake kan de volgende recapitulatie worden gegeven:

 

Ruimtelijke planindeling:

 

 

 

 

 

- uitgeefbaar bouwterrein

 

74 ha (67%)

 

 

- infrastructuur

 

35 ha ( 33%)

 

 

 

 

 

 

 

planoppervlakte

 

109 ha (100%)

 

 

 

 

 

 

 

Plankosten:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- verwervingskosten

f.

            10.861.000,-‑

 

 

- bouwrijp maken en aanleg openbare ruimten

f.

58.285.000,-‑

 

 

- omslagkosten

f.

6.584.000,-‑

 

 

- rentekosten

f.

10.372.000,-‑

 

 

- overige kosten en bijdragen

f.

4.398.000,-‑

 

 

 

 

 

 

 

totale plankosten

f.

            90.500.000,--

 

 

 

 

 

 

 

Dekkingsmiddelen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- opbrengst bouwterreinen

f.

80.942.000,-‑

 

 

- subsidies

f.

2.389.000,-‑

 

 

- overige opbrengsten en bijdragen

f.

            7.140.000,-‑

 

 

 

 

 

 

 

Totale dekkingskosten

f.

            90.471.000,-‑

 

 

 

 

 

 

 

Dekkingsplan:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- plankosten

 

 

f.

90.500.000,-‑

- dekkingsmiddelen

 

 

f.

            90.471.000,-‑

 

 

 

 

 

Geraamd batig exploitatie-resultaat

 

 

 

nihil

 

Als toelichting bij het bovenstaande moet worden vermeld dat bij be­doelde hercalculatie rekening is gehouden met indicatieve kostenra­mingen voor de volgende extra infrastructurele voorzieningen i.v.m. UvB en PTC:

 

         rondom het MECC:

-        afrit Kennedysingel

-        busroute Bloemenweg-Endepolsdomein

-        weg PTT-Limburger-Forum

 

 

 

         terrein RL-azM:

-        aanleg Allee westzijde ziekenhuis

-        waterpartij (wijziging + uitbreiding)

 

          aanpassing verkeerslichtinstallatie Randwycksingel-Limburglaan in­clusief aanpassingen kruispunten

 

         plaatsen verkeerslichtinstallatie Universiteitssingel-Oeslingerbaan en A2-Oeslingerbaan inclusief aanpassingen kruispunten

 

         aanpassing tracé Leidenlaan

 

          extra verkeersvoorzieningen t.b.v. ambulancevervoer

 

          aanleg openbare ruimten (o.a. parkeren)

 

Voor deze investeringen is een totaalbedrag van f. 6,4 miljoen ge­raamd (exclusief B.T.W. en inclusief de kosten van voorbereiding, toezicht en overheid) en opgenomen in de bovenstaande hercalculatie.

 

De per 1 januari 1991 nog uit te geven bouwterreinen (groot ± 10 ha) hebben in de planopzet (nagenoeg) alle een bestemming waar kantoren worden toegelaten.

In de hercalculatie is uitgegaan van een ongedifferentieerde grond­prijs per m2 nog uit te geven terrein van f. 110,00 exclusief B.T.W. Hierbij wordt er van uitgegaan dat er voor rekening van de koper dient te worden zorggedragen voor alle voorzieningen op het uit te geven bouwterrein, inclusief interne infrastructurele ontsluitings­wegen.

Een doorrekening van het plan inclusief bovengenoemde kosten leidt uiteindelijk tot een ongedifferentieerde verkoopprijs all-inn van ± f. 225,-- per m2 nog te realiseren b.v.o. Deze prijs is markttech­nisch alleszins redelijk, mede in vergelijking tot de prijszetting van andere, vergelijkbare lokaties.

 

Een ander punt is de afzetbaarheid van de te verkopen bouwterreinen mede in relatie tot de financiële risico's van de bouwgrondexploita­tie.

Het aanbod kantoren voorziet in een behoefte op korte en middellange termijn.

Een en ander vraagt uit het oogpunt van exploitatie om een nauwgezet­te budgetbewaking en mogelijkheden tot planfasering, zowel qua afzet van bouwterreinen als ook in de investeringssfeer.

Het onderhavige plan biedt hiertoe voldoende flexibiliteit.

 

Op basis van de gehanteerde uitgangspunten resp. voorwaarden wordt een sluitende bouwgrondexploitatie haalbaar geacht.

 

Omtrent de economische uitvoerbaarheid heeft nader overleg plaatsge­vonden met de provincie. Dit overleg heeft in augustus 1992 geresul­teerd in een positief uit te brengen advies inzake de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Niet onvermeld mag blijven dat bij brief van 17.11.1992 de gemeente Maastricht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het kader van de investeringsimpuls aardgasbaten een subsidie gekregen heeft voor de ontsluiting van Randwyck Noord. Deze toezegging vindt zijn reden in het feit dat Maastricht projecten heeft vastgesteld ter verster­king van de economische structuur van het gebied, Maastricht een ste­delijk knooppunt is en een Raamplan Mobiliteitsbeheersing bezit. De projecten dienen vóór einde 1992 onderwerp van besluitvorming van de gemeenteraad te zijn geweest en vóór 30.03.1993 in uitvoering zijn genomen.

 

In het kader van deze subsidie kunnen de volgende werken op Randwyck Noord worden uitgevoerd:

 

-        afrit Kennedysingel;

-        Endepolsdomein/Bloemenweg;

-        Limburglaan/Randwycksingel/Leidenlaan;

-        Ringweg rondom MECC inclusief de openbare ruimte;

-        verlengde Molensingel.


 

 

12.    OVERLEG

 

In bijlage 3 zijn de reacties met betrekking tot het gevoerde overleg opgenomen:

 

-        Artikel 10 B.r.o.-Overleg

 

Het concept-ontwerp-bestemmingsplan Randwyck Noord is in november 1991 verzonden aan:

1.      De Inspecteur van de Ruimtelijke Ordening in Noord-Brabant en Limburg.

2.      De Hoofdgroep Verkeer, Waterstaat en Milieu van de provincie Lim­burg.

3.      De Directie van de Volkshuisvesting en de Bouwnijverheid in de provincie Limburg.

4.      Het Ministerie van Economische Zaken, Rijksconsulentschap Lim­burg.

5.      De Inspecteur van de Volksgezondheid voor de hygiëne van het mi­lieu voor Limburg.

6.      Zuiveringschap Limburg.

7.      De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Maastricht e.o.

8.      De N.V. Nederlandse Spoorwegen.

9.      Het Waterschap Roer en Overmaas.

10.    De P.T.T.

11.    De Rijksverkeersinspectie, district Zuid-Oost.

12.    De N.V. Nederlandse Gasunie.

13.    De P.L.E.M.

14.    De Rijkswaterstaat, Directie Limburg.

 

Van de geadresseerden onder de nrs. 3., 6., 8., 9. en 14. is een re­actie ontvangen. Een aantal geadresseerden heeft uitsluitend via de P.P.C. gereageerd.

 

Ad 3.:    Ministerie van Vrom, Directie van de Volkshuisvesting in de  provincie Limburg

 

De eventuele opmerkingen zullen in het kader van de P.P.C.-vergade­ring worden gemaakt.

 

Ad 6.:    Zuiveringschap Limburg

 

Opmerking:

De slibpersleiding Heugem-Limmel is niet op de plankaart aangegeven. In de voorschriften dient een beschermingszone voor de zuiverings­schapsleiding te worden opgenomen van 2,50 m. ter weerszijden van het hart van de leiding (totaal 5,00 m.).

 

Reactie:

Een en ander zal overeenkomstig de opmerking worden opgenomen in de voorschriften en in de toelichting; op de plankaart A zal de leiding Heugem-Limmel worden aangegeven.


 

Ad 8.:    N.V. Nederlandse Spoorwegen

 

Opmerking:

Verzoek om in artikel 17 (Spoorwegdoeleinden) lid 1. tevens geluidwe­rende maatregelen op te nemen.

 

Reactie:

Het verzoek wordt gehonoreerd; het voorschrift wordt aangevuld.

 

Ad 9.:    Waterschap Roer en Overmaas

 

Opmerking:

Het Heugemer water is volgens het Waterschap slechts van plaatselijk belang en behoeft daarom geen beschermingszone met bijbehorende bepa­lingen, zoals in het ontwerp-plan opgenomen.

 

Reactie:

De plankaart A, de voorschriften en de toelichting worden op dit punt aangepast.

 

Ad 14.:           Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, Directie Limburg

 

Opmerking:

De 50,00-meter bebouwingsvrije zone dient ter hoogte van de toe- en afritten van de A2/E25 aangepast te worden op de plankaart. Ter plek­ke is de toe-/afrit de dichtstbijzijnde rijbaan waar vandaan gemeten wordt.

 

Reactie:

De plankaart A wordt aangepast.

 

Opmerking:

Artikel 3 lid 6. is niet conform het rooilijnenbesluit. Het Directo­raat stelt daarom de volgende wijziging voor:

 

Artikel 3 lid 6a:

"Op de gronden gelegen tussen de op de plankaart A als bebouwings­grens verkeersdoeleinden aangegeven lijn en de autosnelweg A2/E25 mag, ongeacht het bepaalde in de artikelen 15, 16, 17 en 24, niet gebouwd worden."

 

Artikel 3 lid 6b:

"Op de gronden gelegen tussen de op de plankaart A als bebouwings­grens verkeersdoeleinden aangegeven lijn en de denkbeeldige lijn, liggende 100,00 m. uit de as van de dichtstbijzijnde rijbaan van de autosnelweg A2/E25 mag, ongeacht het bepaalde in de artikelen 7, 8, 15, 16, 17, 22, 24 en 25, slechts bebouwing worden opgericht in over­leg met Rijkswaterstaat, Directie Limburg."

 

Reactie:

Het voorstel wordt zódanig in de voorschriften opgenomen dat de es­sentie blijft bestaan, zonder dat aan de in het voorliggende plan gehanteerde systematiek afbreuk wordt gedaan.


 

Opmerking:

Het aantal parkeerplaatsen in Randwyck Noord zal naar alle waar­schijnlijkheid de norm van 20 per 100 werknemers (0,8 pp. per 100 m2 b.v.o.) overschrijden. Het Directoraat verzoekt daarom om een maxi­maal aantal tolparkeerplaatsen voor het hele plangebied aan te geven.

 

Reactie:

In Randwyck Noord is deels sprake van een bestaande, deels van een nieuwe situatie. Met de parkeernormen wordt mede om die reden enigs­zins flexibel omgegaan. Bovendien wordt in de streekplanuitwerking/-herziening op onderdelen Bedrijventerreinen en kantoorlokaties Zuid-Limburg (1992) gesteld dat, rekening houdend met de (Zuid-)Limburgse modal-split, de landelijke norm niet gehaald kan worden. Parkeernor­men dienen volgens deze uitwerking van het Streekplan tweemaal zo hoog te liggen als de landelijke norm.

In de toelichting zal nog meer aandacht worden geschonken aan het te voeren verkeersbeleid.

 

-        Provinciale planologische commissie

 

In november 1991 is het ontwerp-plan naar de P.P.C. gezonden.

Op 28 april en 26 mei 1992 is het ontwerp-plan behandeld in de P.P.C., Subcommissie gemeentelijke plannen. Tussentijds had overleg plaats gevonden over het mobiliteitsbeleid.

De P.P.C. heeft in haar advies een aantal opmerkingen gemaakt dat achtereenvolgens zal worden behandeld. Voor de duidelijkheid wordt gebruik gemaakt van de nummers zoals in het advies aangegeven.

 

1.                Ondanks het feit dat pas recentelijk de uitwerking van het Streekplan voor Bedrijventerreinen en Kantoorlokaties Zuid-Limburg is verschenen (1992) wordt gevraagd hiermee een relatie te leggen.

 

Reactie:

In de toelichting zal de gevraagde relatie met bedoelde publikatie worden gelegd en derhalve een aantal delen van de toelichting worden uitgebreid.

 

3.1.             Het wordt wenselijk geacht om het gebied direct ten zuiden van het Gouvernement in te richten als natuurgebied. Aanvulling van de voor­schriften (doeleindenomschrijving) en toelichting is dan gewenst.

 

Reactie:

Aan het verzoek zal worden voldaan door middel van de gevraagde aan­vulling van de voorschriften.

 

3.2.             In verband met de in het gebied aanwezige landschaps- en natuurwaar­den en de aanwezige extensieve recreatieve functie dient artikel 22 (Groenvoorziening 1) aangepast te worden en de toelichting aangevuld.

 

Reactie:

Aan het verzoek zal worden voldaan d.m.v. aanvulling van de voor­schriften en de toelichting zoals bedoeld.


 

4.1.             In toelichting en voorschriften wordt niet duidelijk aangegeven hoe­veel kantooroppervlakte op Randwyck Noord nog gerealiseerd kan worden in samenhang met de aanwezige capaciteiten in Maastricht en Zuid-Lim­burg. Daarbij dient tevens te worden aangegeven op welke wijze en waar deze behoefte wordt ingevuld. Daarbij dienen tevens concrete uitgangspunten in het plan (toelichting en voorschriften) te worden opgenomen.

 

Reactie:

Het bestaande gemeentelijk beleid m.b.t. de kantooraccommodatie zal nader worden uiteengezet. De totale oppervlakte kantoorruimte in Randwyck Noord zal mogelijk nader worden gespecificeerd; er zullen zoveel mogelijk concrete uitgangspunten in het plan worden opgenomen. Hierbij is de reactie van de gemeente Maastricht op de Streekplanuit­werking/herziening op onderdelen, bedrijventerreinen en kantorenloca­ties Zuid-Limburg maatgevend. De elementen stedelijk knooppunt, trek­kersrol, zakelijke dienstverlening en concentratie spelen hierbij een belangrijke rol.

 

4.2.             In artikel 12 Bijzondere doeleinden 2 is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor de uitoefening van detailhandelsactiviteiten tot een oppervlakte van 150 m2. Een functionele relatie met de RL en azM ont­breekt waardoor de vraag rijst of het in het gebied Randwyck gepro­jecteerde buurtwinkelcentrum niet in de knel komt door oneigenlijke concurrentie.

 

Reactie:

De betreffende detailhandelsactiviteiten vinden reeds binnen het azM plaats. In de toelichting zal de feitelijke situatie nauwkeuriger worden beschreven en de ideeën worden onderbouwd die leven voor het plein bij het eerste fase gebouw. Zo mogelijk zal ook het voorschrift worden aangescherpt.

 

5.1.             De in de voorschriften gehanteerde parkeernormen zijn ruimer dan de normen uit het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer. De voor­schriften laten bovendien afwijkingen toe van 10 tot 50% van de opge­nomen norm zonder randvoorwaarden of toetsingskader. De door het Rijk gestelde normen zullen echter moeten worden nagestreefd.

Rekening houdend met de specifieke situatie, de regionale aspecten en het feit dat het plan grotendeels gerealiseerd is worden twee oplos­singen aangedragen:

-        norm stellen op 30 p.p. per 2.500 m2 b.v.o. met wijzigingsbevoegd­heid afhankelijk van flankerende maatregelen;

-        voor nieuwe kantoren uitgaan van 20 p.p. per 2.500 m2 b.v.o. met toe te voegen openbare, door de gemeente te beheersen, parkeer­plaatsen.

 

Reactie:

De voorontwerp-streekplanuitwerking Bedrijventerreinen en Kantoorlo­katies in Zuid-Limburg zal in het kader van de bestemmingsplanontwik­keling nader worden beschouwd. De genoemde voorontwerp-streekplanuit­werking en de hier gesuggereerde oplossingen zal mede in beschouwing worden genomen bij vaststelling van de parkeernormen.


Een en ander zal in de toelichting worden opgenomen. Er zal op dit punt nog overleg plaatsvinden met de belanghebbenden.

 

5.2.             Langzaam verkeer en parkeren zijn in het concrete plan en de voor­schriften onvoldoende vertaald. Het lijkt niet voldoende om bestaande structuren voor langzaam verkeersverbindingen te gebruiken. De ge­meente wordt gevraagd het plan op dit punt nader te bekijken en aan te passen.

 

Reactie:

Het fiets- en voetpadenstelsel zal door verdere invulling van het plangebied worden uitgebreid (nader uitgewerkt in het Verkeerscircu­latieplan voor Randwyck Noord). In de toelichting zal dit worden aan­gegeven. De in de publikatie Eenheid in verscheidenheid (Maastricht, 1991) opgenomen hierop betrekking hebbende kaart zal in de toelich­ting worden opgenomen.

 

5.3.             De afstand van de bebouwing tot de autosnelweg A2/E25 dient te worden aangepast (zie ook opmerkingen Rijkswaterstaat).

 

Reactie:

Aan het verzoek wordt voldaan (zie overleg artikel 10 B.r.o. ad. 14.)

 

5.4.             Bezien dient te worden of het verkeer met de bestemming azM niet ge­scheiden kan worden van het bestemmingsverkeer voor het Mecc. In het plan wordt niet voldoende aandacht geschonken aan de verkeersproble­men.

 

Reactie:

Bij de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan zal de toe­lichting op het punt van het verkeer up to date zijn. Het plangebied wordt in het zuidoosten beperkt uitgebreid ten zuiden van de Oes­lingerbaan om het uitgaande verkeer van het MECC sneller te laten afvloeien naar de A2. Voor het verkeer richting o.a. MECC vanuit het zuiden zal door RL, azM en MECC nog naar mogelijkheden worden ge­zocht. Middels een vrijstelling van B. en W. (onder voorwaarden) zal dit in het ontwerp-bestemmingsplan worden opgenomen.

 

5.5.             Er is niet aangegeven hoe de beschermingszones ten aanzien van de leidingen zijn bepaald. Verwezen wordt naar de streekplanuitwerking leidingen.

 

Reactie:

De toelichting wordt aangevuld met behulp van bedoelde provinciale publicatie.

 

6.1./6.2.     Op bepaalde plaatsen is (hoewel een wijziging van de Wet geluidhinder in voorbereiding is) woningbouw volgens genoemde wet niet mogelijk (hoek Kennedysingel-spoorlijn, Limburglaan). Waarneempunten voor wat betreft het spoorweglawaai ontbreken zodat ten aanzien van de situer­ing van stedelijke functies hierlangs een voorbehoud moet worden ge­maakt.


Reactie:

In het kader van het verzoek hogere grenswaarden zal dit nader aan de orde komen. De voorschriften worden op een aantal punten gewijzigd met name daar waar woningbouw tot de mogelijkheden behoort. De reken­punten m.b.t. het spoorweglawaai zijn aanwezig.

 

6.3.             Overlegresultaten m.b.t. de bepaling van de hindercirkel zijn niet toegevoegd. Onduidelijk is hoe de vestiging van hindergevoelige func­ties in de hindercirkel is te voorkomen.

 

Reactie:

De toelichting zal worden uitgebreid met de resultaten van het ge­voerde overleg.

Er zal nader overleg worden gevoerd over het voorkomen van vestiging van hindergevoelige functies binnen de cirkel.

 

7.                Gevraagd wordt aandacht te schenken aan de relatie van ter plaatse gevestigde bedrijven met de twee oriëntatiepunten op de beide hoeken Limburglaan/Randwycksingel.

 

Reactie:

Er is overleg gevoerd met bedoelde bedrijven. In het hoofdstuk Over­leg is daar aandacht aan geschonken, maar dit zal nog worden aange­vuld n.a.v. opmerkingen van de K.N.P. (zie B.4 sub 1.) en de Dis­trictsgezondheidsdienst Zuid-Limburg (zie deel C, Diversen).

 

8.                De opgenomen gegevens bieden te weinig grondslag om, m.b.t. de econo­mische uitvoerbaarheid daarop, een overwogen standpunt te bepalen. De gemeente wordt verzocht een beter inzicht te verstrekken.

 

Reactie:

Over de economische uitvoerbaarheid is nader overleg gevoerd met de provincie Limburg. Dit overleg heeft in augustus 1992 geresulteerd in een positief advies van de provincie Limburg m.b.t. de economische uitvoerbaarheid.

 

9.                Over de voorschriften is een aantal - niet-principiële - opmerkingen gemaakt. Overeenkomstig de vastgelegde afspraken, gemaakt op 13 de­cember 1991, zullen de voorschriften worden aangepast.

 

-        Diversen

 

Naar aanleiding van de diverse publicaties is er van enkele zijden gereageerd op het ontwerp-bestemmingsplan anders dan via de in deel A en B beschreven procedures.

 

-        Belastingdienst, douane, district Heerlen

 

Er wordt aandacht gevraagd voor de voetgangersverbindingen en die van het station naar het provinciehuis in het bijzonder (kort, veilig, goed aangegeven, beschut).


 

Reactie:

In de nadere detaillering van het plan wordt aan deze aspecten grote aandacht besteed, daar zij voor het gewone gebruik van de wijk van groot belang zijn.

 

-        R.V.B.-campus

 

Verzocht wordt om uitbreiding van het bestaande complex met een lo­giesgebouw, met een capaciteit van 100 kamers.

 

Reactie:

Binnen het ontwerp-bestemmingsplan is (artikel 8 lid 3. sub h.) de mogelijkheid geschapen voor een dergelijke ontwikkeling echter onder de voorwaarde dat het geen hotelaccommodatie betreft.

 

-        Districtsgezondheidsdienst Zuidelijk Zuid-Limburg

 

Er wordt aandacht gevraagd voor de problemen met drempels in vrije busbanen voor de voertuigen van de DGD.

 

Reactie

Zoals toegezegd zal de DGD bij concretere plannen worden betrokken.

 

Het ontwikkelen van de "poortgebouwen" aan de westzijde van de Rand­wycksingel stuit op grote bezwaren. Er wordt gevraagd af te zien van deze bebouwing.

 

Reactie

Zoals op meerdere plaatsen reeds is aangegeven verdient een vorm van bebouwing als entree van Randwyck op bedoelde plaats aanbeveling. De juridische regeling in het ontwerp-bestemmingsplan is gekoppeld aan een vrijstelling met een procedure (artikel 33 lid 5.). Er moet opgemerkt worden dat de woningbouw, als bedoeld in artikel 14 lid 4. ter plaatse, niet kan (Wgh.). In het definitieve ontwerp-plan zal een andere functie worden gegeven.

 

De totale evaluatie van bovengenoemde reacties is opgenomen in bijla­ge 4.



[1]     bestemmingsplan Randwyck, vastgesteld 01.07.1980, goedgekeurd 16.12.1980, KB 16.12.1982, nr. 124

[2]     bestemmingsplan Maastricht-Zuidoost, vastgesteld 12.11.1969, goedgekeurd 13.07.1970, wijziging vastgesteld 02.02.1971, goedgekeurd 04.10.1970

[3]     Ministerie van V.R.O.M., Vierde Nota over de Ruimtelijke Or­dening, deel a: beleidsvoornemens, 's-Gravenhage (1988) pg. 94

[4]     Ministerie van V.R.O.M., Vierde Nota over de Ruimtelijke Or­dening, deel a: beleidsvoornemens, 's-Gravenhage (1988), pg. 45

[5]     Ministerie van V.R.O.M., Vierde Nota over de Ruimtelijke Or­dening, deel I: ontwerp-planologische kernbeslissing, 's-Gra­venhage (1990), pg. 29

[6]     Ministerie van V. en W., Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer, deel a: beleidsvoornemens, 's-Gravenhage (1988), pg. 55

[7]     Ministerie van V.R.O.M., Vierde Nota over de Ruimtelijke Or­dening, deel I: ontwerp-planologische kernbeslissing, 's-Gra­venhage (1990), pg. 18

 

[8]     Provincie Limburg, Streekplan Zuid-Limburg, Plan, Maastricht (1987), pg. 30

 

[9]     Gemeente Maastricht, Structuurvisie Maastricht 1990-2000, stad in evenwicht, balans in beweging, Maastricht (1989), pg. 73

 

[10]    Gemeente Maastricht, Economische ontwikkelingen en regionaal beleid, Maastricht (1989), pg. 20-23

 

[11]    Gemeente Maastricht, Economische ontwikkelingen en regionaal beleid, Maastricht (1989), pg. 20-23