Plan:
Samengevoegd werkexemplaar Scharn-Noord
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Maastricht
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 21. Tuin

1. De gronden met de bestemming tuin mogen uitsluitend worden gebruikt als tuin. De gronden aangeduid met de subbestemming –lw zijn tevens bestemd voor behoud en herstel van de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden.

2. Op deze gronden mogen geen gebouwen doch uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd, welke qua aard bij het in lid 1. toegestane gebruik passen en niet hoger zijn dan 3,00 meter.

3. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2. voor:
I. de bouw van één, aan de voorgevel, aangebouwd gebouw per woning met dien verstande, dat:

a. de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;

b. de oppervlakte maximaal 5,00 m2 mag bedragen;

c. geen der horizontale afmetingen meer dan 2,50 meter mag bedragen;

II. de bouw van één, aan de zijgevel, aangebouwd gebouw per woning met dien verstande dat:

a. de afstand tussen de lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van de woning en de voorzijde van het aangebouwde gebouw ten minste 3,00 meter moet bedragen, terwijl dit aangebouwde gebouw moet worden gebouwd achter de voorgevel van het hoofdgebouw;

b. de afstand tussen de zijgevel van de woning en de zijgevel van het aangebouwde gebouw maximaal 3,00 meter mag bedragen;

c. de goothoogte maximaal 3,00 meter mag bedragen;

d. de oppervlakte maximaal 20,00 m2 mag bedragen.

4. I. Het is verboden op of in de gronden met de subbestemming -lw, met het oog op het behoud en/of ter verbetering van de aldaar voorkomende landschappelijke waarden, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, uit te voeren:

a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

b. het verlagen of afgraven, het ophogen of egaliseren van de bodem met meer dan 30 cm.;

c. voor zover de Boswet of krachtens die wet gestelde voorschriften niet van toepassing zijn, het vellen of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben.

II. Het sub I. van dit lid bepaalde is niet van toepassing:

a. voor werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

c. voor werken of werkzaamheden noodzakelijk voor de effectuering van een bouwvergunning ;

d. voor werken of werkzaamheden noodzakelijk voor het bouwrijp maken;

e. voor het rooien en/of vellen van houtgewas bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand.

III. De sub I. genoemde werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daaraan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor verbetering van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.