De op plankaart A als agrarische bedrijfsdoeleinden aangegeven gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 16 en 17 voor zover het tevens betreft waterbergend winterbed resp. grondwaterbeschermingsgebied, bestemd voor:
- agrarische doeleinden ten behoeve van agrarische bedrijven;
- recreatieve doeleinden;
- verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
- parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- additionele voorzieningen.
De in lid 1. omschreven doeleinden worden met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 als volgt nagestreefd:
a. indien de op deze gronden gevestigde bedrijven met hun agrarische activiteiten ter plaatse ophouden zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd de wijziging als bedoeld in lid 6. van dit artikel toe te passen;
b. de omschakeling van een grondgebonden naar een nietgrondgebonden activiteit is niet toegestaan;
c. mestopslag dient binnen het bestemmingsoppervlak plaats te vinden en is slechts toegestaan tot een maximale inhoudsmaat van 2.500 m³;
d. kleinschalig verblijfsrecreatief medegebruik is toegestaan in de vorm van een beperkte verblijfsaccommodatie en/of maximaal 4 vakantieappartementen met een totale oppervlakte van maximaal 400 m²;
e. de additionele voorzieningen nemen in de bestemming een ondergeschikte plaats in qua situering en omvang;
f. de verkeersdoeleinden dienen slechts ter ontsluiting en aansluiting op het hoofdwegennet.
Op of in de voor agrarische bedrijfsdoeleinden bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van een bestaand agrarisch bedrijf en met dien verstande dat:
a. het op plankaart A aangegeven bebouwingsvlak geheel mag worden bebouwd;
b. geen nieuwe bedrijfswoningen mogen worden gerealiseerd;
c. bestaande bedrijfswoningen mogen worden uitgebreid, met dien verstande dat de goothoogte minimaal 4,50 m. moet en maximaal 7,00 m. mag bedragen en de inhoud tenminste 250 m³ moet en maximaal 1.000 m³ mag bedragen;
d. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde maximaal 4,50 m. mag bedragen;
e. de hoogte van andere bouwwerken maximaal 8,00 m. mag bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen welke voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 m. en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m. hoog mogen zijn;
f. de percelen gekoppeld met het teken
tezamen bestemd zijn voor één agrarisch bedrijf;
g. de dakhelling minimaal 30º moet en maximaal 50º mag bedragen.
Onder verboden gebruik van bouwwerken als bedoeld in artikel 22 wordt tenminste verstaan het gebruik van bouwwerken voor:
a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
b. detailhandel en groothandel, behoudens de verkoop van bedrijfsproducten afkomstig uit het eigen bedrijf en in eigen beheer;
c. transport- en/of garagedoeleinden behoudens voor zover deze verband houden met de agrarische bedrijfsvoering;
d. horecadoeleinden;
e. permanente bewoning welke geen verband houdt met de agrarische bedrijfsvoering;
f. opslagdoeleinden, behoudens opslagdoeleinden die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering.
A. Burgemeester en Wethouders kunnen, uitsluitend indien de aard van het bedrijf of bedrijfseconomische omstandigheden zulks wettigen, vrijstelling verlenen:
a. van het bepaalde in lid 2. sub d. voor het vergroten van de maximale inhoud van de voor bewoning toegestane ruimte ten behoeve van maximaal 6 vakantieappartementen met per appartement een maximale oppervlakte van 100 m², uitsluitend indien een dergelijke vergroting in de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd, de exploitatie gezien kan worden als ondergeschikte nevenactiviteit van het agrarisch bedrijf en geen onevenredige beperkingen ontstaan voor nabij gelegen functies;
b. van het bepaalde in lid 3. sub d. tot vergroting van de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, tot ten hoogste 6,50 m., en de hoogte van andere bouwwerken, tot ten hoogste 15,00 m.;
c. van het bepaalde in lid 3. sub g. voor een dakhelling van minimaal 15? ten behoeve van bedrijfsgebouwen indien om bedrijfstechnische c.q. bedrijfseconomische redenen een dakhelling van tenminste 30? niet realiseerbaar is, mits het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.
B. Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in sub A. dient het onderstaande in acht te worden genomen:
a. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
b. er mogen geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
c. de parkeerbalans in de directe woonomgeving mag niet onevenredig nadelig worden of kunnen worden beïnvloed;
d. aan het stedenbouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse mag geen afbreuk worden gedaan.
A. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om de bestemming agrarische bedrijfsdoeleinden na bedrijfsbeëindiging te wijzigen in woondoeleinden, met dien verstande dat na verbouwing ten hoogste twee woningen aanwezig mogen zijn; de inhoud per woning moet minimaal 250 m³ en mag maximaal 1.000 m³ bedragen.
B. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om de bestemming agrarische bedrijfsdoeleinden, voor zover het betreft de gronden die op plankaart A zijn begrensd door de lijn
en aangeduid met het cijfer 1 te wijzigen in woondoeleinden ten behoeve van de bouw van maximaal 7 grondgebonden woningen in maximaal 2 bouwlagen, mits het bepaalde in artikel 3 leden 6. en 12. in acht wordt genomen.
C. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om de bestemming agrarische bedrijfsdoeleinden, voor zover het betreft de gronden die op plankaart A zijn begrensd door de lijn
en aangeduid met het cijfer 2 te wijzigen in woondoeleinden ten behoeve van de bouw van maximaal 3 grondge-bonden woningen in maximaal 2 bouwlagen alsmede het realiseren van maximaal 5 woningen in de bestaande bebouwing, mits het bepaalde in artikel 3 leden 6. en 12. in acht wordt genomen.
D. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid van Burgemeester en Wethouders als bedoeld in sub A., sub B. en sub C. is Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 315) van toepassing.
Burgemeester en Wethouders kunnen met betrekking tot het bepaalde in lid 2. en 3. nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken resp. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundige beeld, de cultuurhistorische resp. archeologische waarde ter plaatse.
Naar vorige |
Niveau omhoog
Naar boven |
Naar volgende |