Plan:
Bestemmingsplan kern Itteren
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Maastricht
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 9. Agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden
9.1. Doeleindenomschrijving

De op plankaart A als agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden aangegeven gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 16, 17, 18, 19, en 20 voor zover het tevens betreft waterbergend winterbed, grondwaterbeschermingsgebied, beschermingszone a, beschermingszone b resp. beschermingszone c bestemd voor:

- behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke, bodemkundige, cultuurhistorische en natuurlijke waarden;

- duurzaam agrarisch grondgebruik;

- extensief recreatief medegebruik;

- verkeersdoeleinden;

- additionele voorzieningen.

9.2. Beschrijving in hoofdlijnen

De in lid 1. omschreven doeleinden worden met inachtneming van het bepaalde in artikel 5 als volgt nagestreefd:

a. het beleid is met name erop gericht de samenhang en verwevenheid van de agrarische, landschappelijke, bodemkundige, cultuurhistorische, natuurlijke en recreatieve waarden op een kwalitatief hoog peil te handhaven en te ontwikkelen;

b. alleen grondgebonden agrarische bedrijfsdoeleinden zijn toegestaan;

c. nieuwvestiging van agrarische bedrijven is niet toegestaan;

d. met het oog op extensief recreatief medegebruik mogen kleinschalige picknickplaatsen en rustpunten worden aangelegd, alsmede zitbanken, afvalbakken en borden worden geplaatst, daar waar dit, gelet op de ter plekke aanwezige landschappelijke, bodemkundige, cultuurhistorische en natuurlijke waarden acceptabel is;

e. de aard en omvang van wegen moet primair worden afgestemd op het binnen deze bestemming toegelaten gebruik;

f. de additionele voorzieningen nemen in de bestemming een ondergeschikte plaats in qua situering en omvang.

9.3. Bouwvoorschriften

Op de tot agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van andere bouwwerken zoals bepaald in lid 2. sub d. van dit artikel tot een hoogte van maximaal 2,00 m.

9.4. Verboden gebruik

A. Onder verboden gebruik van gronden als bedoeld in artikel 21 wordt tenminste verstaan het gebruik van gronden voor:

a. racen of crossen;

b. het innemen van een standplaats voor woonwagens;

c. camping.

B. Onder verboden gebruik van bouwwerken als bedoeld in artikel 22 wordt tenminste verstaan het gebruik van bouwwerken voor:

a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;

b. detailhandel en groothandel;

c. transport- en/of garagebedrijven;

d. horecadoeleinden;

e. permanente of tijdelijke bewoning;

f. opslagdoeleinden, behoudens opslagdoeleinden die verband houden met de agrarische bedrijfsvoering;

g. camping.

9.5. Aanlegvergunning

A. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren:

a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, picknickplaatsen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

b. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

c. het aanbrengen van transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

d. het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadigingen ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;

e. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet als bos konden worden aangemerkt.

B. Het onder A. van dit lid bepaalde is niet van toepassing voor:

a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;

b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;

d. werken of werkzaamheden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.

C. De werken of werkzaamheden als bedoeld onder A. van dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan – hetzij direct, hetzij indirect – te verwachten gevolgen de doeleinden als omschreven in lid 1. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van deze doeleinden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

9.6. Wijzigingsbevoegdheid

A. 1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om de bestemming agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden te wijzigen in de bestemming natuurgebied, met dien verstande dat het uitsluitend gronden betreft die daartoe als zodanig nader op plankaart A met de letter N zijn aangeduid en met inachtneming van het bepaalde onder 2. van dit sub. De bewuste gronden zijn, na wijziging in natuurgebied, bestemd voor het behoud, herstel en ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden alsmede voor extensieve dagrecreatie.

2. De onder 1. beschreven doeleinden worden als volgt nagestreefd:

a. duurzame instandhouding of herstel van de ter plaatse aanwezige of nagestreefde eco-systemen;

b. het voeren van een op natuurontwikkeling gericht beheer;

c. het herstellen van natte omstandigheden in waterafhankelijke gebieden;

d. het toelaten van extensieve vormen van recreatie, passend binnen de natuurdoelstelling;

e. het terugdringen van vermestende en verzurende invloeden;

f. het, behoudens nader aan te geven vrijstelling, weren van nieuwe bebouwing en infrastructuur;

g. geen uitbreiding/vestiging van intensieve recreatie;

h. geen vestiging van agrarische bedrijven.

B. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid van Burgemeester en Wethouders is Afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 315) van toepassing.

9.7. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met betrekking tot het bepaalde in lid 2. nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken resp. indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit, het stedenbouwkundig beeld, de landschappelijke, bodemkundige, cultuurhistorische, natuurlijke en/of recreatieve waarden ter plaatse.