Plan:
Samengevoegd werkexemplaar Scharn-Noord
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Maastricht
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Artikel 24. Woongebied

1. Doeleindenomschrijving

De gronden met de bestemming woongebied zijn bestemd voor:

- woondoeleinden;

- verkeersdoeleinden in de vorm van ontsluitingswegen, woonstraten, fiets- en voetpaden en parkeervoorzieningen;

- groen- en recreatieve voorzieningen;

- kleine voorzieningen van openbaar nut zoals transformatorhuisjes;

- zover de gronden op de bestemmingskaart, deelgebied 1, daartoe nader begrensd zijn aangegeven door de lijn afbeelding "o887.JPG" , tevens voor woondoeleinden ten dienste van maatschappelijke doeleinden, in het bijzonder voor schoolvoorzieningen;

- milieuperrons.

2. Beschrijving in hoofdlijnen

De in lid 1. omschreven doeleinden worden als volgt nagestreefd:

a. de woonbebouwing zal voor minimaal 80% bestaan uit eengezinswoningen;

b. er zullen maximaal 300 woningen worden gebouwd;

c. het park-karakter van de tuin van de voormalige villa Aldegonda dient samen met het Koetshuis behouden te blijven;

d. langs de achtertuinen van de bebouwing aan de Ambyerstraat-zuid dient een achterontsluiting opgenomen te worden;

e. het aantal woningen per ha. dient van west naar oost af te nemen;

f. ter plaatse van de Bergmansweg dienen groenelementen opgenomen te worden waarbij zowel een verbrede laan als een groter groengebied mogelijk moet zijn.

g. voor zolang en voor zover er milieuhinder bestaat op de gronden gelegen op een afstand van maximaal 50 meter met de grens van de gronden met de bestemming bedrijfsdoeleinden (B) subbestemming c, mag op deze gronden niet worden gebouwd;

h. de in de bestemming te ontwikkelen speelgelegenheden zullen binnen of aansluitend aan een groenstructuur gerealiseerd worden;

i. in parkeergelegenheid zal op voldoende wijze worden voorzien middels parkeren op eigen terrein en parkeren in openbare ruimte;

j. de basisschool De Regenboog dient vanuit zowel het bestaande als het nieuwe woongebied goed bereikbaar te zijn;

k. de langzaam verkeersroutes zijn op de bestemmingskaart indicatief aangegeven;

l. de verkeersroutes zullen ruimtelijk door bebouwing worden begeleid;

m. het tussen de begraafplaats Oostermaas en de Bergerstraat te realiseren groengebied zal middels een langzaamverkeersverbinding op de Bergerstraat worden ontsloten;

n. de Oostermaasweg dient in het woongebied een, met bomen begeleid, maankrater te dragen;

o. het doorgaand, niet op de wijk gericht, gemotoriseerd verkeer zal binnen de bestemming woongebied worden voorkomen; op de bestemmingskaart zijn de hoofdontsluitingspunten indicatief aangegeven;

p. de op de bestemmingskaart aangegeven wegprofielen dienen in acht te worden genomen;

q. de ontsluiting van het westelijke plandeel dient vanuit de Amalbergastraat, Austrasiestraat en de Koning Zwentiboldstraat plaats te vinden;

r. de Bergmansweg dient zowel in ruimtelijk als functioneeropzicht een structuurbepalende rol te vervullen;

s. aan de hand van een voor deze bestemming opgesteld beeldkwaliteitplan (Scharn-Noord, juni 1998), dat door de burgemeester en wethouders gelijktijdig met dit plan wordt vastgesteld, wordt ernaar gestreefd dat de situering en afmeting van bebouwing en inrichting van de openbare ruimte zullen voldoen aan redelijke eisen van welstand;

t. de op de bestemmingskaart, deelgebied 1, nader begrensd aangegeven gronden voor woondoeleinden ten behoeve van maatschappelijke doeleinden, zijn bedoeld voor de realisering van zogenaamde schoolwoningen.

3. Bouwvoorschriften

a. Op de voor woongebied bestemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan die in overeenstemming zijn met het in dit artikel bepaalde;

b. het aantal bouwlagen mag maximaal 3 bedragen, met uitzondering van gestapelde woningen waarvan het aantal bouwlagen maximaal 4 mag bedragen. Op de gronden die op de bestemmingskaart zijn aangeduid met een raster mag tevens één eengezinswoning met maximaal 4 bouwlagen worden gerealiseerd;

c. de inhoud van een eengezinswoning moet minimaal 200 m3 en mag maximaal 1.000 m3 zijn en de inhoud van een woning in een meergezinshuis moet minimaal 150 m3 en mag maximaal 400 m3 bedragen;

d. het bebouwingspercentage van bouwpercelen voor eengezinswoningen bedraagt maximaal 50;

e. vrijstaande en niet vrijstaande bijgebouwen mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3,00 meter en oppervlakte van maximaal 60 m² per eengezinshuis en maxi-maal 20 m² per gestapelde woning;

f. de bijgebouwen mogen uitsluitend achter of op gelijke hoogte van de voorgevel van de woningen worden opgericht;

g. de goothoogte van eengezinshuizen mag maximaal 9,00 meter bedragen;

h. de goothoogte van meergezinshuizen mag maximaal 12,00 meter bedragen, de meergezinswoningen welke aan de linker- en aan de rechterkant van het vm. Koetshuis gesitueerd zullen worden en op de plankaart zijn aangeduid met het teken afbeelding "o888.JPG" dienen te worden afgedekt met een kap met een dakhelling van maximaal 5º;

i. een niet aaneen gebouwde zijgevel van hoofdgebouwen moet op een afstand van minimaal 2,00 meter uit de zijdelingse bouwperceelgrens worden opgericht, met uitzondering van de gronden die op de bestemmingskaart worden begrensd door de lijn afbeelding "o889.JPG" , alwaar de afstand van een niet aaneen gebouwde zijgevel van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3,00 meter moet bedragen;

j. met inachtneming van het bepaalde in dit lid sub e. en sub f. mogen gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van het houden van dieren worden gebouwd, met dien verstande dat:

1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 12 m2;

2. de nokhoogte van duivenhokken maximaal 4,00 meter mag bedragen;

k. de hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3,00 meter bedragen met uitzondering van:

- erfafscheidingen, gelegen in de zone tussen de weg enerzijds en de denkbeeldige lijn, getrokken door de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan, anderzijds, welke maximaal 1,00 meter hoog mogen zijn;

- erfafscheidingen, niet gelegen in de zone tussen de weg enerzijds en de denkbeeldige lijn, getrokken door de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan, anderzijds, welke maximaal 2,00 meter hoog mogen zijn;

- antennes en antennemasten, welke maximaal 12,00 meter hoog mogen zijn;

l. binnen op de bestemmingskaart aangegeven 55 dB(A)-contour mogen geen woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder worden gerealiseerd;

m. de parkeervoorzieningen moeten voldoen aan de in de bijlage 3 van de voorschriften aangegeven normen, met dien verstande dat 80% van de eengezinshuizen een parkeerplaats op eigen terrein krijgt en 100% van de gestapelde woningen een ondergrondse parkeerplaats krijgt.

n. de op de bestemmingskaart, deelgebied 1, nader begrensd aangegeven gronden voor woondoeleinden ten behoeve van maatschappelijke doeleinden, mogen worden bebouwd ten behoeve van de realisering van zogenaamde schoolwoningen. Het bepaalde in sub b. t/m k. van dit lid is voor schoolwoningen van overeenkomstige toepassing.

o. de oppervlakte per bovengronds milieuperron niet meer mag bedragen dan 20 m² en de hoogte van enig op te richten bouwwerk niet meer dan 3,00 m. mag bedragen; de oppervlakte per ondergronds milieuperron niet meer mag bedragen dan 100 m² en de hoogte van enig op te richten bouwwerk niet meer dan 3,00 m. mag bedragen.

4. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de leden 2. en 3. nadere eisen te stellen:

- ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

- ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken alsmede de inrichting van de openbare ruimte, een en ander zoals dit wordt nagestreefd aan de hand van het in lid 2. sub s. bedoelde beeldkwaliteitplan;

- ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedenbouwkundig beeld ter plaatse;

- aan het aantal parkeervoorzieningen tot maximaal 10% van de in bijlage 3 gegeven norm;

- aan de situering van parkeervoorzieningen.

5. Vrijstelling

Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:

a. het bepaalde in lid. 3 sub d. voor een bouwingspercentage van 80 per bouwperceel indien de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast;

b. het bepaalde in lid 3 sub i voor het oprichten van bedoelde zijgevel tot maximaal in de zijdelingse bouwperceelgrens;

c. het bepaalde lid 3. sub i. voor het oprichten van een niet aaneen gebouwde zijgevel van een hoofdgebouw in de zijdelingse bouwperceelgrens.