Plan:
Bestemmingsplan "Malberg en Oud Caberg"
Status:
vastgesteld
Gemeente:
Maastricht
Plantype:
ex art. 10 WRO beheer/ontwikkeling
Toelichting

Inhoudsopgave
  1. 1. Inleiding
    1. 1.1 Aanleiding
    2. 1.2 Doelstelling
    3. 1.3 Typering plangebied
    4. 1.4 Relatie bestemmingsplan / beeldkwaliteitplan
    5. 1.5 Leeswijzer
  2. 2. Stedenbouwkundige en functionele visie
    1. 2.1 Inleiding
    2. 2.2 Problematiek uit het BOP
    3. 2.3 Stedenbouwkundig-ruimtelijke visie Malberg
    4. 2.4 Functionele Structuur
    5. 2.5 Het beeldkwaliteitplan Malberg
    6. 2.6 Visie Stadsrand Zouwdal
    7. 2.7 Ontwikkelingen in Oud-Caberg
  3. 3. Juridische vormgeving
    1. 3.1 Inleiding
    2. 3.2 Beschrijving in hoofdlijnen
    3. 3.3 Bestemmingen
  4. 4. Bestaande situatie
    1. 4.1 Inleiding
    2. 4.2 Ruimtelijk-functionele structuur Malberg
    3. 4.3 Ruimtelijk-functionele structuur Oud-Caberg
  5. 5. Beleidskader
    1. 5.1 Inleiding
    2. 5.2 Rijksbeleid
    3. 5.3 Provinciaal beleid
    4. 5.4 Gemeentelijk beleid
    5. 5.5 Vigerende bestemmingsplannen
  6. 6. Onderzoek
    1. 6.1 Inleiding
    2. 6.2 Bodemkwaliteit
    3. 6.3 Milieuzonering
    4. 6.4 Geluidhinder
    5. 6.5 Lichthinder
    6. 6.6 Leidingen
    7. 6.7 Waterhuishouding
    8. 6.8 Het plangebied
    9. 6.9 Duurzaamheid
    10. 6.10 Externe Veiligheid
    11. 6.11 Luchtkwaliteit
    12. 6.12 Flora- en faunaonderzoek
    13. 6.13 Natuur en landschap
  7. 7. Cultuurhistorie en monumenten
    1. 7.1 Maastrichts planologisch erfgoedregime
    2. 7.2 Cultuurhistorische onderbouwing met kaarttoelichting
  8. 8. Maatschappelijke en economische Uitvoerbaarheid
    1. 8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
    2. 8.2 Economische uitvoerbaarheid
  9. Bijlagen
    1. Bijlage 1. Bedrijvigheid in Malberg en Oud-Caberg
    2. Bijlage 2. Verslaglegging waterparagraaf
    3. Bijlage 3. Verslag inspraak en vooroverleg
    4. Bijlage 4. Bijlage Maastrichts planlogisch erfgoedregime
    5. Bijlage 5. Raadsbesluit
    6. Bijlage 6. Besluit hogere grenswaarden
1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Malberg is sinds het begin van de jaren negentig onderwerp van het Maastrichtse Grote Stedenbeleid (GSB). De wijk heeft een matige leefomgeving en een grote sociaal-economische problematiek. Recente GSB-buurtplannen hebben ervoor gezorgd dat het woon en leefklimaat in de wijk verbeterd is. Toch blijkt dat Malberg er op sociaal-economische zin niet op vooruit is gegaan. Werkeloosheid is hoog, gezondheid en scholing blijven achter bij het stedelijk gemiddelde. Tot nu toe is de leefbaarheid in de wijk niet al te zeer onder druk komen te staan, maar structurele maatregelen zijn noodzakelijk om dit ook voor de toekomst te waarborgen. Om het leefklimaat van Malberg ook in de toekomst te verbeteren, heeft de gemeente Maastricht het buurtontwikkelingsplan "Manjefiek Malberg" opgesteld.

In het buurtontwikkelingsplan (BOP) Malberg wordt via een gebieds- en mensgerichte benadering de koers voor een vitaal, leefbaar en duurzaam Malberg uitgezet. Malberg beschikt over goede potenties en kwaliteiten om zich te ontworstelen aan negatieve ontwikkelingen en de dreigende neerwaartse spiraal te keren. Hiervoor zijn wel ingrepen noodzakelijk die op het niveau van de buurt integraal en samenhangend zijn. De ontwikkelingsvisie in het BOP bestaat uit een tweetal delen: de sociaal-economische en de ruimtelijke visie

  • De sociaal-economische visie houdt in dat door enerzijds herstructurering van de buurt met overwegend sociale woningbouw naar een gemengde buurt en anderzijds het nemen van sociaal-economische maatregelen op termijn (2015) de specifieke sociaal economische problemen verminderen tot het algemeen Maastrichtse niveau. Het gaat hierbij om twee onderdelen: ten eerste het versterken van het huidige aanbod op het gebied van voorzieningen, wonen, werken en recreatie. Ten tweede het opzetten van integrale zorgcirkels waarmee met name de kwetsbare bewoners bereikt en gevolgd moeten worden.
  • De ruimtelijke visie richt zich op de ruimtelijk-programmatische behoeften op sociaal, economisch en fysiek terrein. Deze ruimtelijke visie is in een viertal kernpunten te vatten:

    1. Versterken van de ruimtelijke structuur
    2. Realisatie van een hoogwaardig woonmilieu aan de stadsrand
    3. Vitaal centrum; versterken van de voorzieningenstructuur
    4. Buurteconomie: integreren van wonen en werken.

De ruimtelijk visie van het BOP is verder uitgewerkt in het "ruimtelijk masterplan Malberg" en het Beeldkwaliteitplan Malberg Maastricht (zie hoofdstuk 2). De planologische vertaling van beide plannen wordt in het onderhavige bestemmingsplan geregeld.

Naast de wijk Malberg wordt ook Oud-Caberg in het bestemmingsplan opgenomen. Oud-Caberg is ingeklemd tussen buurten waar grote veranderingen op stapel staan. In Malberg wordt het 'ruimtelijk Masterplan' uitgewerkt terwijl in Lanakerveld een nieuwe woonbuurt en bedrijventerrein wordt ontwikkeld. Voor beide buurten worden nieuwe bestemmingsplannen opgesteld. Het gevolg is, dat Oud-Caberg tussen wal en schip dreigt te vallen. Immers, voor Oud-Caberg zou het 'oude' bestemmingsplan "Maastricht-West" gelden, terwijl de omringende buurten onder het regime van nieuwe bestemmingsplannen zouden vallen. Om deze versnippering tegen te gaan, is besloten het bestemmingsplan voor Malberg uit te breiden met Oud-Caberg. Gezien de geringe ontwikkelingen die in Oud-Caberg zullen plaats vinden, krijgt het gedeelte van het bestemmingsplan dat van toepassing is op Oud-Caberg voornamelijk een beheerskarakter.

Voor het plangebied ten noorden van de Floret- en Touwstruwe is een nadere studie verricht, de zogenaamde Zouwdalstudie, waarbij een relatie is gelegd met ontwikkelingen op het gebied van bedrijvigheid aan de overzijde van de landsgrens, het Lanakerveld en natuurontwikkelingsmogelijkheden in het Zouwdal. Onderdeel van deze studie is ook de mogelijke herontwikkeling van het voormalige tuincentrum en de voormalige champignonkwekerij aan de Touwstruwe. In het onderhavige bestemmingsplan zijn de studieresultaten verwerkt.

1.2 Doelstelling

Doel van het plan is om gedurende de planperiode van 10 jaar te beschikken over een actueel en effectief beleidsinstrument, waarin:

  • het huidige gebruik van gronden en opstallen zo goed mogelijk positief wordt bestemd;
  • toekomstige ontwikkelingen die voortvloeien uit het BOP, het Ruimtelijk Masterplan en het Beeldkwaliteitplan Malberg planologisch mogelijk worden gemaakt.

1.3 Typering plangebied

Het plangebied bestaat uit de wijken Malberg en Oud-Caberg. Het plangebied is gelegen aan de noordwestelijke kant van de stad Maastricht en wordt globaal begrensd door de volgende wegen, straten en gebieden:

  • Van Akenweg,
  • Postbaan,
  • Brusselseweg,
  • Papyrussingel,
  • Symphoniesingel,
  • Reinaartsingel,
  • Via Regia,
  • de landsgrens tussen Nederland en België
  • de zuidzijde van Sportpark West en
  • Zouwweg

afbeelding "o89.jpg"  

Malberg is een typische uitbreidingswijk uit de jaren zestig. Oorspronkelijk opgezet voor een verscheidenheid aan bewoners is de wijk thans eenzijdig opgebouwd. De wijk is een schakel in een reeks van parochiewijken. Deze parochiewijken zijn in een waaiervorm gelegen tussen de radiale uitvalswegen van Maastricht West (Tongerseweg, Via Regia en Brusselseweg). Kenmerken van parochiewijken zijn de geringe omvang (maximaal 3000 inwoners, overeenkomstig met de omvang van een parochie), een geïsoleerde ligging in het groen en een hoog voorzieningenniveau.

Oud-Caberg is een ruim opgezette woonbuurt. In tegenstelling tot het merendeel van de buurten in Maastricht-West heeft Oud-Caberg een historische kern. Aan de van Akenweg bevinden zich enkele monumentale boerderijen. De woningvoorraad in Oud-Caberg is van een goede en gevarieerde kwaliteit.

1.4 Relatie bestemmingsplan / beeldkwaliteitplan

Het Beeldkwaliteitplan Malberg Maastricht is in samenhang met het onderhavige bestemmingsplan ontwikkeld. In het beeldkwaliteitplan wordt het concrete ambitieniveau voor de bebouwing en de openbare ruimte voor Malberg geïllustreerd. Het document beoogt enerzijds het nieuwe "beeld" van de wijk neer te zetten en anderzijds een toetsingskader voor kwaliteit te bieden.

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit twee delen. In Deel A wordt ingegaan op de planopzet. Zowel de stedenbouwkundige en functionele visie voor het plangebied (hoofdstuk 2) als de juridische opzet van het bestemmingsplan (hoofdstuk 3) komen hier aan bod. In Deel B komt de verantwoording aan de orde. De bestaande situatie (hoofdstuk 4), relevant beleid, het uitgevoerde onderzoek (hoofdstuk 6), het Maastrichts planologisch erfgoedregime (hoofdstuk 7) en ten slotte de financieel-economische en maatschappelijke haalbaarheid passeren de revue.

2. Stedenbouwkundige en functionele visie

2.1 Inleiding

In hoofdstuk 1 is de achtergrond van het BOP uiteengezet. In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op het BOP Malberg. In paragraaf 2.2 komt de problematiek uit het BOP met betrekking tot de wijk Malberg aan bod. De ruimtelijke visie, waarin de ruimtelijke oplossingsrichtingen geschetst worden, is terug te vinden in paragraaf 2.3. In paragraaf 2.4 passeert de beoogde functionele structuur van de buurt de revue. Paragraaf 2.5 gaat in op de verbeteringen en wijzigingen welke in de stedenbouwkundige structuur zijn aangebracht als gevolg van het opstellen van een beeldkwaliteitplan. In paragraaf 2.6 wordt de deelstudie voor de Zouwdalrand besproken.

Voor Oud-Caberg spelen minder nieuwe ontwikkelingen. Het overgrote deel van de buurt krijgt in het bestemmingsplan een beheerskarakter. In paragraaf 2.7 wordt kort ingegaan op de ontwikkelingen die op stapel staan in deze buurt.

2.2 Problematiek uit het BOP

In het BOP wordt een onderscheid gemaakt tussen de problematiek ten aanzien van de sociale, economische en fysieke structuur.

Sociale structuur

De sociale structuur is in het BOP onderverdeeld in de elementen gezondheid, veiligheid, educatieve zelfredzaamheid, sociaal en economische zelfredzaamheid en sociale cohesie. In elk van deze elementen worden problemen gesignaleerd. Zo blijft de gezondheid van een deel van de bewoners van Malberg achter op het stedelijk gemiddelde, wordt er een grotere subjectieve onveiligheid ervaren en ligt de scholing achter. Bovendien is in Malberg sprake van een meer dan gemiddelde werkloosheid en hebben de bewoners weinig binding met de buurt.

Economische structuur

In Malberg is slechts beperkte bedrijvigheid aanwezig. Het gros van de bedrijven is gevestigd op het bedrijventerrein aan de Alde Caerteruwe. Door de ligging is het terrein niet optimaal ontsloten en niet aantrekkelijk als vestigingsplaats voor bedrijven (geen zichtlocatie).

De winkelbedrijven zijn voornamelijk gevestigd in het huidige buurtwinkelcentrum aan de Malbergsingel. Dit buurtwinkelcentrum functioneert goed en wordt door de bewoners van Malberg gewaardeerd. Het aanbod van de voorzieningen is echter beperkt.

Fysieke structuur

De fysieke structuur is onderverdeeld in ruimtelijke structuur, openbare ruimte, wonen en milieu.

De problematiek rond de ruimtelijke structuur richt zich in Malberg vooral op het feit dat de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur in vergelijking met het verleden aan helderheid heeft ingeboet:

  • De hoofdgroenstructuur, die de wijk in vier kwadranten deelt, is niet meer overal even sterk aanwezig. Dit geldt ook voor de hoofdas (Malbergsingel). Bovendien zorgt de toegenomen automobiliteit voor een rommelig straatbeeld en parkeerproblemen.
  • De hoofdas, de Malbergsingel, is niet alleen een ruimtelijke structuurdrager, maar werkt ook als barrière voor het voorzieningencentrum in het hart van de wijk. Door de moeilijke oversteekbaarheid van de weg wordt het voorzieningencentrum in zijn functioneren belemmerd.
  • Het bedrijventerrein ligt in de geledingszone tussen Malberg en Oud-Caberg. Door de grootschaligheid van het bedrijventerrein werkt de strook echter als een barrière. De samenhang tussen beide wijken wordt op een lager schaalniveau (langzaam verkeer) namelijk onmogelijk gemaakt. Bovendien is het terrein niet optimaal ontsloten en mede daardoor minder aantrekkelijk als vestigingsplaats voor bedrijven.
  • De relatie van de wijk met het buitengebied (met name het Zouwdal) is onvoldoende helder en wordt onvoldoende uitgebuit.

De openbare ruimte in de wijk Malberg wordt relatief laag gewaardeerd. Het gaat hier vooral om de fysieke kwaliteit van de woonomgeving (zwerfvuil, onderhoud groenvoorziening, onvoldoende speelvoorzieningen). Bovendien functioneren de groene buurtpleinen onvoldoende.

De relatief zwakke sociaal-economische positie van de wijk wordt in stand gehouden door de woningvoorraad. Het overgrote deel van de woningen behoort tot de sociale huursector. Slechts 10% van de woningvoorraad is een koopwoning. Van de huurwoningen is 50% een etagewoning (portiek en galerij). Deze woningen zijn niet geliefd, wat een hoge mutatiegraad tot gevolg heeft. Verpaupering van de etagewoningen ligt op de loer.

In het plangebied zijn een beperkt aantal bedrijven met een milieucirkel gevestigd. Naast deze bedrijven is er ook een beperkte milieudruk door de Malbergsingel, Via Regia (verkeershinder) en Sportpark West (geluidhinder, lichthinder).

2.3 Stedenbouwkundig-ruimtelijke visie Malberg

De van oorsprong heldere structuur van de buurt Malberg is in de loop van de tijd aangetast. De opzet in kwadranten heeft haar betekenis verloren door het verdwijnen van de specifieke voorzieningen (school, kerk) op buurtniveau. Dit komt niet alleen door schaalvergroting, maar ook door maatschappelijke veranderingen. De samenleving is veel complexer geworden: mensen hebben een veel diffuser en breder netwerk van relaties. Dit weerspiegelt zich ook in het gebruik van voorzieningen, de grotere mobiliteit en veranderende woonwensen. Waar de wijkgedachte van de jaren zestig door middel van een eenduidige structuur, typologie en architectuur gericht was op collectiviteit en uniformiteit, vraagt de huidige samenleving om meer individualiteit en diversiteit. Door middel van de stedenbouwkundig-ruimtelijke visie wordt de gewenste samenhang tussen de ruimtelijke structuur en de wijze waarop binnen de wijk gewoond, gewerkt en gerecreëerd wordt vorm gegeven.

De ruimtelijk-stedenbouwkundige visie Malberg bestaat uit een viertal elementen:

  • Versterken van de ruimtelijke structuur
  • Realisatie van een hoogwaardig woonmilieu aan de stadsrand
  • Vitaal centrum; versterken van de voorzieningenstructuur
  • Buurteconomie: integreren van wonen en werken.

In het vervolg van deze paragraaf zullen deze vier elementen verder worden uitgewerkt.

Versterken van de ruimtelijke structuur

De ruimtelijkestructuur van de wijk wordt versterkt door gebruik te maken van diverse elementen:

  • De hoofdas wordt stedenbouwkundig versterkt door enerzijds structurerende middenhoogbouw te plaatsen en anderzijds gebruik te maken van laanstructuren.
  • De groenstructuur die de wijk in kwadranten opdeelt wordt versterkt, mede door de ontwikkeling van de lanen en door het verbeteren (herstructureren) van bestaand groen. Voor het noordelijk deel van de wijk betekent dit een overgang van pleinen in het hart van het kwadrant naar groene wiggen richting het Zouwdal (zie afbeelding 2.).
  • De stedenbouwkundige structuur van de wijk in relatie tot het omringende landelijk gebied wordt versterkt door gebruik te maken van grondgebonden laagbouw. Door bovendien gebruik te maken van transparantie wordt een doorkijk en daarmee een band met het omringende groene gebied gerealiseerd.

afbeelding "o87.jpg"  

Afbeelding 2: Stedenbouwkundige transformatie

  • In de nieuwe verkeersstructuur wordt in de wegencategorisering het volgende onderscheid gemaakt:
  • de (hoofd)ontsluiting: Via Regia, Malbergsingel, Malbergplein, Papyrussingel, Schepelruwe en Koffiemolenweg.
  • Lijnennet OV: Schildruwe, Laathofruwe, Recessenplein. Ter hoogte van de Schildruwe wordt een bussluis gerealiseerd;
  • De overige straten voor de ontsluiting van de woongebieden worden aangeduid als 'netwerk' en woongebieden. Het noordelijk deel van de wijk en de groene wiggen worden verkeersluw gemaakt.

afbeelding "o88.jpg"  

Afbeelding 3: Nieuwe verkeersstructuur

Realisatie van een hoogwaardig woonmilieu aan de stadsrand

Het leefmilieu in Malberg wordt niet alleen verbeterd door de stedenbouwkundige structuur aan te passen, maar ook door de woonmilieus te verbeteren. Impopulaire

woningtypen worden vervangen (bijvoorbeeld galerijflats). Bovendien wordt de koopsector in de wijk uitgebreid. Dit alles moet leiden tot een differentiatie in de woningvoorraad en het creëren van een hoogwaardig 'stadsrandmilieu'. Bij dit alles wordt een duidelijk onderscheid tussen de noordrand en de zuidelijke kwadranten gemaakt. In de zuidelijke kwadranten ligt de nadruk op beheer. Hierdoor blijft de buurt met de centrale groene ruimte het uitgangspunt. Dit betekent niet dat in dit deel van de wijk niet wordt gestreefd naar een kwalitatief beter woonmilieu. In tegendeel. Wel betekent dit dat de huidige structuur van dit deel van de wijk gehandhaafd zal blijven. Ook in de noordrand zal de woonkwaliteit verbeterd worden. Dit zal hier echter gepaard gaan met een grootschalige herstructurering van zowel de structuur van dit deel van de wijk als van het woningaanbod. Juist in dit deel zal het nieuwe woonmilieu vorm moeten krijgen: van gestapeld wonen in het groen (tuinstad) naar meer grondgebonden wonen in een natuurlijk parklandschap.

Vitaal centrum; versterken van de voorzieningenstructuur

Omdat het voorzieningenniveau in Malberg onder druk staat, wordt de voorzieningenstructuur versterkt. Dit houdt in dat uitbreiding van de voorzieningen gepland is en dat de voorzieningen verder geconcentreerd worden langs de hoofdas. Het gaat hier zowel om winkelvoorzieningen als maatschappelijke voorzieningen (buurtcentra, scholen e.d.) Daarnaast wordt de parkeerproblematiek rond de voorzieningen aangepakt door meer ruimte te creëren voor het parkeren van de auto's.

Buurteconomie: integreren van wonen en werken

In tegenstelling tot de voorzieningen wordt bij de bedrijvigheid juist een schaalverkleining beoogd. Het doel is om de werkgelegenheid te spreiden. Hierdoor ontstaat een vermenging van wonen en werken. De bedrijvigheid dient gekoppeld te worden aan de hoofdstructuur. Dat wil zeggen dat de werkgelegenheid langs de hoofdassen gelegen zal zijn. Met betrekking tot het bedrijventerrein tussen Oud-Caberg en Malberg wordt een menging van bedrijvigheid en wonen beoogd.

2.4 Functionele Structuur

In afbeelding 4 is de nieuwe functionele structuur van Malberg en Oud-Caberg weergegeven.

Wonen

De functie die het meest dominant aanwezig is in de wijk, is de woonfunctie. In afbeelding 4 is de woonfunctie in oranje weergegeven. Een groot deel van de bestaande woningvoorraad blijft gehandhaafd. Wel wordt een deel van de huurwoningen verkocht, om op deze wijze een groter aandeel van de koopsector te creëren. Na de geplande nieuwbouw en verkoop zal de woningvoorraad voor ongeveer 50% bestaan uit huurwoningen. Nieuwbouw, mede bedoeld als versterking van de ruimtelijke structuur bevindt zich met name in de assen van de wijk en aan de randen.

afbeelding "o90.jpg"  

Afbeelding 4: Functionele structuur

Werken

Bedrijvigheid (blauw/paars) blijft deels geconcentreerd op de bestaande locaties. Daarnaast wordt op de locatie van het huidige woonzorgcomplex een bedrijventerrein toegevoegd. Met betrekking tot bedrijvigheid wordt een schaalverkleining nagestreefd. Concreet betekent dit dat bedrijvigheid en wonen meer gecombineerd gaan worden (bijvoorbeeld door het stimuleren van werk aan huis), zowel op het bestaande bedrijventerrein in het noordoosten van het plangebied als in het zuiden. Bedrijvigheid aan huis wordt gestimuleerd, met name langs de hoofdinfrastructuur, waar het gehele bijgebouw bij de woning hiervoor gebruikt kan worden, mits dit niet ten koste gaat van het parkeren op eigen erf ten behoeve van de woonfunctie.

Voorzieningen

In Malberg worden de voorzieningen (rood en bruin) verder geconcentreerd in het hart van de wijk. Bovendien wordt de voorzieningenstructuur versterkt. Enerzijds betekent dit een uitbreiding van het aantal voorzieningen, anderzijds betekent dit ook een verplaatsing van voorzieningen naar het centrum van de wijk. Het gaat hier bijvoorbeeld om de scholen die in de oude structuur verspreid door de wijk gelegen zijn. In de nieuwe structuur zullen deze scholen deel gaan uitmaken van een multifunctionele accommodatie in het hart van Malberg. Overigens is er geen speciale plaats ingeruimd voor straatverkoop (viswagen e.d.). Deze verkoop is in het algemeen toegestaan binnen de weg-bestemming.

Winkelen

Als onderdeel van het buurtontwikkelingsplan Malberg heeft de gemeenteraad van Maastricht op 25 maart 2003 besloten om de herontwikkeling van het nieuwe (winkel)centrum in overleg met de direct belanghebbenden (o.a. bewoners, winkeliers) met prioriteit ter hand te nemen. Na intensief overleg met de betrokken winkeliers, buurtbewoners, klankbordgroep en de projectgroep Multifunctionele Accommodatie, is in het afgelopen jaar overeenstemming bereikt over een geïntegreerde centrumoplossing die recht doet aan de doelstellingen en uitgangspunten van het BOP.

Conform het BOP is voor de vernieuwing van het winkelcentrum rekening gehouden met groei van de huidige winkels en uitbreiding met een tweede trekker (Aldi) om als (winkel)centrum op langere termijn te kunnen overleven. Op stadsdeelniveau is dit verantwoord omdat het binnen Maastricht-West om een verplaatsing gaat (de Aldi verhuist van het Volksplein naar het Malbergplein) en het verzorgingsgebied in de directe omgeving wordt uitgebreid (met nieuwe koopwoningen in Lanakerveld, Malberg en Dousberg). Na sloop van het huidige winkelcentrum ontstaat een nieuw winkelgebied van in totaal ca. 5.500 m2 bvo excl. overdekte laad- en losruimten. Een en ander is conform een eerdere (door architectenbureau RPHS uitgevoerde) referentiestudie, op basis waarvan de gemeenteraad in maart 2003 tot besluitvorming is gekomen.

Van die 5.500 m2 heeft 500 m2 betrekking op de korte winkelstrip die wordt gehandhaafd en als zodanig geen deel uitmaakt van de herstructurering. Voor deze korte strip wordt ingezet op baliefuncties die niet afhankelijk zijn van de fysieke nabijheid van winkels. Dit in verband met de oversteekbaarheid van de Malbergsingel. Voor wat betreft het parkeren wordt een gedifferentieerde oplossing gerealiseerd, te weten ondergronds parkeren voor de bewoners en de werknemers in het centrum, en op maaiveld parkeren voor de bezoekers.

Recreëren

De grote recreatie- en groengebieden (groen) zijn ook in de visie gelegen aan de randen van de wijk Malberg. Het betreft hier zowel sportieve voorzieningen als groenvoorzieningen met een natuurlijk karakter. De voorzieningen van het sportpark West worden versterkt door vernieuwing van de accommodaties. Op een gedeelte van het sportpark zal woningbouw plaatsvinden. Qua functie is dit conform het vigerend bestemmingsplan, qua aard en omvang wijkt het echter af.

Het groen ín de wijk krijgt naast een structurerend karakter, ook een recreatieve functie. Buiten het plangebied zijn de Dousberg en het Zouwdal gelegen. Deze recreatiegebieden hebben mede Malberg en Oud-Caberg als verzorgingsgebied.

2.5 Het beeldkwaliteitplan Malberg

Het BOP en het Ruimtelijk Masterplan zijn terug te vinden in het Beeldkwaliteitplan Malberg. Tijdens het opstellen van het beeldkwaliteitplan zijn verbeteringen / afwijkingen op het Ruimtelijk Masterplan aangebracht. Samengevat komen deze op het volgende neer:

  • Een meer gelijkmatig tracéverloop voor de nieuwe hoofdinfrastructuur in westelijke richting;
  • Een aanvullende verkeerskundige aanpassing ter plaatse van de aantakking op de Via Regia;
  • Een budgettair neutrale programmatische verschuiving in de richting van de meer grondgebonden woningen conform het gewenste woonmilieu;
  • Meer ruimtelijke concentratie van gestapelde woningbouw nabij een aantal hoofdassen;
  • Benutting van kansen op het gebied van duurzaam waterbeheer en ecologie, met name in het westelijk deel van het plangebied (aantakkend op de vijvers van de Via Regia);
  • Het om bovengenoemde redenen laten vervallen van drie woontorens aan de Bunderruwe;
  • Afwijking van het principe "eerst bouwen dan slopen" omdat op korte termijn de twee eerste leegstaande complexen worden gesloopt, onder voorwaarde dat de ontwerptekeningen van de eerste nieuwe woningen gelijktijdig worden gepresenteerd;
  • Het binnen één jaar uitvoeren van een nadere studie naar de rand aan het Zouwdal, waarbij een integrale benadering van ontwerpopgaven (woningbouw, groen, landschap, water, langzaam verkeer en cultuurhistorie) centraal staat. Zie paragraaf 2.6

Het voorontwerp beeldkwaliteitplan Malberg is gelijktijdig met het voorontwerp bestemmingsplan in procedure gebracht.

2.6 Visie Stadsrand Zouwdal

Transformatie Zouwdal

In de transformatie van het Zouwdal wordt gestreefd naar een open dal zonder opgaande bebouwing of beplanting. Om te voorkomen dat het smalle gebied de uitstraling van een stadsrand krijgt, zal het dal in de lengte begeleid dienen te worden door robuuste randen met beplanting. De illusie van 'echt buiten zijn' wordt op deze wijze vergroot. De randen zijn onderdeel van het Zouwdal en vormen de overgang naar de woonwijken (Lanakerveld en Malberg) en het bedrijventerrein. De randen worden kleinschalig vormgegeven en zijn geënt op de bestaande kavelstructuur. Middels de groene randen en groene wiggen maken stad en land contact. Holle wegen verbinden de twee randen van het dal alsmede de aan weerszijden van het dal plaatsvindende (recreatieve) activiteiten. De hoofdfunctie van het Zouwdal blijft landbouw met nevenfuncties als recreatie, waterretentie en natuur.

Om de gewenste kwaliteitsverbetering van het Zouwdal (o.a. openheid, omgevingskwaliteit) te bereiken is als uitgangspunt gehanteerd dat (een deel van) de sportvelden op termijn uitgeplaatst zullen moeten worden.

Stedenbouwkundig ontwerp

De nieuwe relatie van Malberg met het Zouwdal is inzet voor de kwaliteitsverbetering van de gehele wijk. De drie 'groene wiggen' maken het landschap tot diep in de wijk zichtbaar en begaanbaar. Het wonen "aan het landschap" wordt een kwaliteit waarvoor men graag in Malberg gaat wonen. In het ontwerp van de rand worden de drie wiggen als vanzelfsprekende verbijzonderingen in de contouren opgenomen.

afbeelding "o91.jpg"  

Afbeelding 5: Uitsnede beeldkwaliteitplan

De contouren van Malberg aan het Zouwdal zijn gebaseerd op het 'kartelmotief' waardoor er op regelmatige afstand sprongen in diepte van de verkaveling voorkomen. De groene wiggen doen mee in het ritme van sprongen in de contouren. Hiermee wordt de randlengte van Malberg aan het Zouwdal maximaal en het aantal de zichtlijnen op het Zouwdal vergroot. De sprongen in de contouren van de rand vallen samen met een clustering van kavels die in dieptemaat variëren. Deze clusters worden omzoomd met hagen en opgaande beplanting zodat ze als 'groene kamers' kunnen worden ervaren. Tussen en langs de clusters van kavels wordt een fijnmazig netwerk van wandel- en fietspaden aangelegd die een hele directe toegang tot het Zouwdal mogelijk maakt. Het Zouwdal wordt als uitloopgebied (recreatief medegebruik) een enorme kwaliteit voor Malberg.

Locatie Musketruwe

Op deze locatie wordt hoogbouw omgezet in laagbouw en worden twee groene wiggen gerealiseerd.

Locatie volkstuinen en paardenwei

Deze locatie wordt gedeeltelijk verkaveld. Met de belanghebbenden (volkstuinvereniging en pachter) wordt in goed overleg naar alternatieven gezocht. Wat de volkstuinen betreft is overeengekomen dat het volkstuincomplex op de huidige locatie blijft. Ter compensatie van het gedeelte langs de Cijnsruwe dat nodig is voor de woningbouw, wordt de achterliggende strook bij het volkstuincomplex getrokken. De grondexploitatie-maatschappij Malberg zorgt in overleg en samenwerking met de vereniging voor herinrichting van het nieuwe complex.

Locatie Sportvelden

Voetbalvereniging Standaard is een bloeiende vereniging met een grote sociale betekenis voor de wijk; ongeveer de helft van de leden is uit Malberg afkomstig. Gezien deze sociale betekenis voor de wijk en het feit dat de vereniging nog onlangs subsidie heeft ontvangen om haar accommodatie op te knappen, is (gedeeltelijke) omvorming naar woningbouw evenredig aan de Toustruwe slechts als wijzigings-mogelijkheid voor de langere termijn in het bestemmingsplan opgenomen. Dit betekent dat de huidige sportbestemming vooralsnog wordt gecontinueerd. Rekening houdend met het gemeentelijk sport- en accommodatiebeleid wordt in overleg met de vereniging binnen de planperiode gezocht naar een passend alternatief.

Locatie voormalige Bedrijven

Naast het terrein van V.V. Standaard liggen een voormalig tuincentrum en een voormalige champignonkwekerij. Deze locatie krijgt deels een groenbestemming en deels een uit te werken woonbestemming.

Locatie Hoek van Oud-Caberg

Het ontwerp voor de locatie Hoek is afgeleid van de Zouwdalstudie (kartelmotief) Voor de ontwikkeling van deze locatie dienen de gronden nog te worden verworven. Daartoe is het voorkeursrecht gevestigd. De definitieve uitwerking voor van het gebied dient nog uitgekristalliseerd te worden. Hiertoe is een uitwerkingsbevoegdheid opgenomen voor het gebied. De ontsluiting van de Hoek is gepland aan de Toustruwe en de Van Akenweg.

Ontsluiting en Groenstructuur

De Floretruwe en de Toustruwe vormen de rand van de bestaande wijk en ontsluiten de woningbouwlocaties aan de rand van het Zouwdal. De twee wegen worden als laanprofielen uitgebouwd met brede grasbermen aan weerszijden. De woningbouwlocaties 'Musketruwe' en 'Hoek' worden door middel van korte insteekstraatjes ontsloten vanaf de Toustruwe en Floretruwe. Uitgangspunt is wel dat de verharding zo veel mogelijk beperkt wordt tot deze gebieden. De wegen liggen in brede grasbermen waarin wadi's zijn opgenomen. Daar waar de toegang van een kavel door de openbare grasbermen plaatsvinden (bijvoorbeeld bij de kavels direct aan de Floretruwe gelegen), wordt een open verharding toegepast zodat het groene beeld van de grasbermen niet wordt onderbroken.

Bij de groenstructuur spelen, naast de groene bermen van de wegen, de groene wiggen een belangrijke rol als middel om interactie tussen het Zouwdal en de Stadrand te bewerkstellingen. De groenstructuur rond de verschillende woningbouwlocaties dient zorg te dragen voor een kwalitatief hoogwaardige overgang van de stadsrand naar het Zouwdal.

2.7 Ontwikkelingen in Oud-Caberg

In tegenstelling tot de vele ontwikkelingen in Malberg, blijft het in Oud-Caberg relatief rustig. De enige ontwikkelingen die een rol spelen zijn de ontwikkelingen die samenhangen met de realisatie van de nieuwe woonbuurt Lanakerveld.

Aansluitend op Oud-Caberg, tussen de Van Akenweg en de Brusselseweg ligt de voorgenomen woningbouwlocatie Lanakerveld. In een tweetal fases worden hier tussen de 100 en 400 woningen gerealiseerd. De twee deelgebieden van het plan worden in principe vanuit de bestaande buurten ontsloten. Meerdere punten zijn geschikt voor een goede ruimtelijke koppeling; Pandectendonk, Vezeldonk en Speciedonk / Moletteplein. Rond deze straten zullen dan ook in de toekomst ontwikkelingen plaats vinden ten behoeve van de ontsluiting van Lanakerveld.

3. Juridische vormgeving

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan "Malberg en Oud-Caberg" is vervat in de planstukken bestaande uit:

  • de bestemmingsplankaart, schaal 1: 2000
  • de voorschriften en
  • de toelichting

Getracht is een bestemmingsregeling op te stellen die globaal en flexibel is, toegesneden op de tegenwoordige tijd. Hierdoor kan gemakkelijker ingespeeld worden op zich wijzigende omstandigheden en op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, zodat het bestemmingsplan minder aanpassingen behoeft en minder vrijstellingsprocedures aan de orde zijn. Wel is voor wat de bestemmingsregeling betreft aansluiting gezocht bij het vigerende bestemmingsplan, het bestemmingsplan "Maastricht-West". Hierdoor wordt voorkomen dat in de gebieden waar geen herstructureringen dan wel nieuwbouw plaatsvindt, een geheel andere bestemmingsregeling van toepassing zou zijn.

Kern van de regeling is dat niet meer geregeld wordt dan voor een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is. Hierdoor kan het aantal bestemmingen beperkt gehouden worden. Dit betekent dat binnen het plangebied slechts de essentiële ruimtelijke en functionele karakteristieken moeten worden vastgelegd.

Het bestemmingsplan zorgt voor een goede beheersregeling voor de bestaande functies en voorzieningen, maar geeft tevens richting aan de gewenste verdere ontwikkelingen in het plangebied.

De voorschriften zijn verdeeld in 3 hoofdstukken, te weten:

Hoofdstuk 1:   Inleidende voorschriften met daarin de begripsomschrijvingen, de wijze van meten en een aantal algemene bepalingen;  
Hoofdstuk 2:   Bestemmingsvoorschriften. Hiermee worden de op de plankaart opgenomen bestemmingen geregeld;  
Hoofdstuk 3:   Algemene voorschriften, waaronder zijn opgenomen bepalingen over het gebruik van de grond en gebouwen, vrijstellingen, overgangsbepalingen, wijzigingsbevoegdheden etc.  

Het belangrijkste doel van de voorschriften is om de bouw- en gebruiksvoorschriften van de verschillende bestemmingen aan te geven.

3.2 Beschrijving in hoofdlijnen

Algemene beschrijving in hoofdlijnen

In de voorschriften van het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de beschrijving in hoofdlijnen (artikel 4). Dit instrument is vervat in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 en vormt een belangrijke aanvulling op de mogelijkheden van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het Besluit op de ruimtelijke ordening van voor die tijd.

In de beschrijving in hoofdlijnen wordt het beleid ten aanzien van het plangebied met name in kwalitatieve zin onder woorden gebracht en vastgelegd. Beschreven wordt op welke manier het gemeentebestuur de in het plan gelegde doeleinden zal nastreven. Getracht is de beschrijving in hoofdlijnen zo te formuleren, dat de duidelijkheid (en daarmee de rechtszekerheid) over de wijze waarop de doeleinden van het plan zullen worden nagestreefd wordt bevorderd.

In de beschrijving in hoofdlijnen in voorliggend plan wordt ingegaan op de bestaande en eventueel gewenste ruimtelijke en functionele structuur. De functies die de beschrijving in hoofdlijnen heeft zijn de volgende:

  • toetsingskader bij bouwvergunning, vrijstelling, wijziging en nadere eisen;
  • afstemming met andere instrumenten, waaronder andere regelgeving;
  • uitvoeringsaspecten die de inspanningsverplichting van de gemeente uitdrukken.

3.3 Bestemmingen

Opbouw bestemmingsregelingen

Ter verkrijging van een logische opbouw wordt de navolgende volgorde in de verschillende bestemmingsregelingen aangehouden:

  1. Bestemmingsomschrijving
  2. Bouwvoorschriften
  3. Gebruiksvoorschriften
  4. Vrijstellingen
  5. Wijzigingsbevoegdheden

Daarnaast is het mogelijk dat in verschillende bestemmingsregelingen nog sprake is van een aanlegvergunning en/of nadere eisen.

In de bestemmingsomschrijving wordt bepaald voor welke doeleinden de gronden gebruikt mogen worden. In deze voorschriften wordt gebruik gemaakt van een algemene gebruiksbepaling (artikel 15). Daarom moet aan de bestemmingsomschrijving getoetst worden of het gebruik al dan niet in strijd is met de bestemming.

In de bouwvoorschriften wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen.

In het onderstaande worden de voorschriften van de opgenomen bestemmingen nu nader toegelicht.

Woongebied Wg

In plaats van een gedetailleerde bestemmingsregeling (tuin-erf) wordt voor het woongebied slechts één bestemming opgenomen, namelijk "Woongebied Wg". Hierin worden tevens voor- en achtertuin geregeld. Deze bestemming is opgenomen voor alle bestaande woningen en voor bijna alle ontwikkelingslocaties. De regeling is zeer flexibel gehouden, met als gevolg dat er bij het bouwen, verbouwen of veranderen van een woning aan maar weinig voorwaarden voldaan hoeft te worden.

Onderscheid wordt gemaakt in:

  1. grondgebonden woningen
  2. appartementen
  3. mengvorm
  4. woonwagens
  5. grondgebonden en gestapelde woningen, waarbij tevens een kleinschalig verpleegcentrum met gemeenschappelijke voorzieningen mogelijk is.

Eén woonwagenstandplaats aan de Koffiemolenweg is wegbestemd. Feitelijk is deze binnen de planperiode ook daadwerkelijk niet meer aanwezig.

Woondoeleinden nader uit te werken Wu

Het gebied Hoek van Oud Caberg heeft deze bestemming gekregen. Door middel van het leggen van een nader uit te werken bestemming wordt aangegeven dat omtrent de bestemming van de gronden geen twijfel bestaat, enkel de exacte uitwerking ervan is nog niet duidelijk. In de uitwerkingsregels worden voorwaarden gegeven waaraan het uitwerkingsplan moet voldoen.

Centrumdoeleinden C

De bestemming "Centrumdoeleinden" is een zogenaamde mengbestemming. Binnen deze bestemming is een veelheid aan functies mogelijk, zoals detailhandel, kantoren, horeca, dienstverlening, wonen, maatschappelijke voorzieningen, etc. De keuze voor een dergelijke bestemming is ingegeven door het feit dat er in het centrum van Malberg een bijna geheel nieuw centrum wordt gecreëerd waar het wenselijk is een veelheid van functies mogelijk te maken. Door deze wijze van bestemmen is onderlinge uitwisselbaarheid van functies mogelijk zonder dat daarvoor een procedure moet worden gevolgd.

Bedrijfsdoeleinden B

Binnen deze bestemming worden de in het plangebied voorkomende bedrijven dan wel bedrijventerreintjes geregeld, zoals onder andere het terrein tussen de Arrestruwe en de Alde Caerteruwe.

Voor het samenstellen van de bedrijvenstaat is als uitgangspunt genomen de geheel herziene publicatie "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (2001).

De V.N.G.-lijst gaat uit van milieukenmerken van vrijwel alle thans bekende bedrijven, maar ook van inrichtingen, instellingen en onderdelen behorende bij bedrijfsactiviteiten. In verband daarmee werd de lijst zorgvuldig doorgelopen en werden alle maatschappelijke instellingen, recreatieve activiteiten, detailhandel, horeca etc., waarvoor in een bestemmingsplan een specifieke bestemming wordt opgenomen, verwijderd.

De V.N.G.-lijst gaat uit van 6 categorieën. Deze 6 categorieën werden in de lijst gehandhaafd, omdat hiermee duidelijk wordt welke bedrijven onder een hogere of lagere categorie vallen. In de bedrijvenstaat zijn echter slechts de categorieën 1 en 2 opgenomen, omdat binnen de bedrijfsbestemming B slechts bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 is toegestaan. Een aantal bestaande bedrijven is hiervan uitgezonderd omdat zij reeds in categorie 3 of hoger van de V.N.G.-lijst vallen. Zij zijn daarom positief bestemd en hebben een nadere aanduiding op de plankaart gekregen. Omschakeling van het bestaand bedrijf naar een ander bedrijf in dezelfde categorie is in principe mogelijk, maar niet gewenst.

Daar waar bestaande bedrijfswoningen aanwezig zijn, zijn deze ook op de plankaart als bestaande bedrijfswoning vastgelegd. Dit om te voorkomen dat twee bedrijfswoningen per bedrijf worden opgericht.

Maatschappelijke doeleinden Md

Deze bestemming geldt voor de terreinen waarop de kerken, de scholen, e.d. gelegen zijn.

Sport en recreatieve doeleinden SR

Deze bestemming is van toepassing op de bestaande sportvelden in het noorden en zuiden van het plangebied.

Agrarisch gebied Ag

De agrarisch in gebruik zijnde gronden in het gebied zijn als zodanig bestemd. Het betreft diverse gebieden met name aan de randen van het plangebied. Alleen in Oud-Caberg liggen de percelen verspreid en tussen de bestaande bebouwing.

Groen- en watervoorzieningen G

De structurele groenvoorzieningen in het plangebied hebben deze bestemming. Hierdoor kan de gewenste groenstructuur worden bereikt en gehandhaafd. In deze groenvoorzieningen worden eveneens de aanleg van de noodzakelijke waterpartijen geregeld.

Verkeersdoeleinden V

Door middel van deze bestemming wordt er een onderscheid gemaakt in de functie van de wegen. De hoofdwegenstructuur is bestemd tot "Verkeersdoeleinden V". De overige straten, met overwegend een functie voor het bestemmingsgericht woonverkeer, zijn opgenomen in de bestemming "Woongebied Wg" dan wel "Groen- en watervoorzieningen G".

4. Bestaande situatie

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie van het plangebied gekenschetst. Dit gebeurt aan de hand van een beschrijving van de ruimtelijk-functionele structuur van Malberg en Oud-Caberg. De ontwikkelingen voor het plangebied zijn reeds in deel A beschreven. Binnen de huidige ruimtelijk-functionele structuur komen de volgende elementen aan bod: stedenbouwkundige structuur, wonen, werken, voorzieningen, groenstructuur, recreatie en verkeersstructuur.

4.2 Ruimtelijk-functionele structuur Malberg

Stedenbouwkundige structuur

Malberg kenmerkt zich door een duidelijke stedenbouwkundige structuur. De wijk heeft een suburbaan karakter met een afwisseling tussen laagbouw, middelhoog en hoogbouw in een ruime uitleg, met veel privé- en buurtgroen.

De duidelijke stedenbouwkundige structuur is goed te zien in de opbouw van de wijk. Malberg bestaat namelijk uit vier kwadranten (woonbuurten) die verbonden zijn door middel van een hoofdas (Malbergsingel) met voorzieningen. In het midden van de wijk, op het kruispunt van de kwadranten, is het voorzieningencentrum gelegen. De kwadranten worden gescheiden door een groenstructuur. Deze groenstructuur loopt gedeeltelijk parallel aan de hoofdas. In ieder afzonderlijk kwadrant is een centrum gecreëerd middels een rechthoekig plein of een openbaar groengebied.

afbeelding "o92.jpg"  

Afbeelding 6. Structurerend groen in Malberg

Wonen

De woonbuurten zijn uniform van aard. Er is voornamelijk sprake van openbouwblok- en strookverkavelingen. Kenmerkend voor de verkavelingen is de nadruk die wordt gelegd op het collectief, semi-openbaar groen. Binnen de wijk is sprake van een afwisseling tussen laag- en middenhoogbouw. Aan de randen van Malberg is middenhoog- en wat hoogbouw gelegen, zodat een scheiding met het landelijk gebied is gecreëerd.

De meeste woningen in Malberg behoren tot de sociale huursector. Ongeveer 90% van de sociale woningvoorraad behoort qua huurprijs tot de goedkope en betaalbare woningvoorraad (huren beneden de aftoppingsgrens van de Huursubsidiewetgeving). De helft van de woningen in de buurt bestaat uit kwalitatief goede eengezinswoningen. Het overige deel wordt gevuld door portiek en galerijflats.

Het koopsegment is zeer beperkt in Malberg. Slechts 10% van de woningvoorraad bestaat uit koopwoningen.

afbeelding "o93.jpg"  

Afbeelding 7: Wonen in Malberg

Werken

Naast werkgelegenheid in scholen, winkels, maatschappelijke voorzieningen en zorgverlening zijn er binnen het plangebied diverse bedrijven gevestigd. De werkgelegenheid concentreert zich op enkele locaties:

  • het bedrijventerrein dat omsloten wordt door de Arrestruwe, Alde Caerteruwe, Toustruwe en de Malbergsingel;
  • bedrijvigheid aan de Symphoniesingel.

Daarnaast was aan de Florijnruwe een kantoor en laboratorium van de Keuringsdienst van Waren gevestigd. In bijlage 1 is een overzicht van de huidige bedrijven in Malberg terug te vinden.

Voorzieningenstructuur

In het plangebied zijn verschillende soorten voorzieningen aanwezig. In het buurtwinkelcentrum, aan de Malbergsingel zijn diverse winkels gevestigd, onder andere voor de dagelijkse leefbehoefte.

Daarnaast zijn in de wijk nog maatschappelijke voorzieningen gevestigd, zoals een kerk, twee scholen, twee peuterspeelzalen, een buurtinformatiecentrum van Traject, een wijkcentrum (het Ruweel) en een zorgcentrum.

Het merendeel van de maatschappelijke voorzieningen is gelegen aan de as Malbergsingel-Schepelruwe. Daar naast is er nog een concentratie aan het Dukaatplein.

Groenstructuur

Malberg is opgezet als een groene wijk. De assen tussen de kwadranten hebben een groen karakter en binnen de kwadranten heeft de groenvoorziening een dominante positie. Het groen is typisch stedelijk van aard: gras, lage struiken en bomen. Naast het collectieve openbare grond is in Malberg ook veel particulier groen (tuinen) te vinden.

Aan de randen van de wijk zijn grote oppervlakken groen aanwezig, deze maken deel uit van de groene zoom rond Maastricht West. In het zuidwesten en noorden liggen sportvelden. Voorts liggen aan de noordzijde van het plangebied volkstuinen Ten slotte valt ook agrarisch groen binnen het plangebied.

Op de natuurwaardenkaart van het POL zijn geen (bijzondere) natuurwaarden aangegeven voor het gebied.

Recreatie

In het plangebied zijn grote hoeveelheden openbaar groen aanwezig. Het gaat hier voornamelijk om parken en plantsoenen. In het noordwesten van de wijk is een volkstuinencomplex gevestigd. Aangrenzend bevindt zich een sportcomplex. Dit sportpark heeft een functie voor de hele wijk. In het zuidwesten van de wijk is het sportpark West gelegen. Dit sportpark heeft een wijkoverstijgende functie. In het zuiden van de wijk, aangrenzend aan de Via Regia is een recreatiegebied met een visvijver te vinden. Ten slotte zijn er verspreid door de wijk nog diverse speelplaatsen voor de jeugd.

Verkeersstructuur

Binnen het plangebied wordt in de wegencategorisering een onderscheid gemaakt in:

  • (hoofd)ontsluitingswegen (Malbergsingel en Papyrussingel),
  • lijnennet OV (Recessenplein, Laathofruwe, Floretruwe),
  • aanvullend fietsnet ( (koffiemolen, Ponjaardruwe, Malbergplein),
  • de overige straten voor de ontsluiting van de woongebieden worden aangeduid als 'netwerk'(30 kilometer zone).

afbeelding "o94.jpg"  

Afbeelding 8: Verkeersstructuur Malberg

4.3 Ruimtelijk-functionele structuur Oud-Caberg

Stedenbouwkundige structuur

Oud-Caberg is een oude dorpskern, die oorspronkelijk uit twee kruisende lintbebouwingen bestond (Van Akenweg en Postbaan). Deze dorpskern, die geënt was op het gemengd boerenbedrijf, is nog goed te herkennen. In de jaren zeventig is de 'donken'-buurt ontwikkeld. Deze buurt heeft een totaal andere stedenbouwkundige structuur dan de oude dorpskern. De wijk is opgezet met een rationele stratenpatroon. Wel lopen de straten zo veel mogelijk parallel aan de Van Akenweg.

De ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur van Oud-Caberg wordt verder gedomineerd door de ruimtelijke conservering van de landschappelijke zone aan weerszijden van de Van Akenweg.

Wonen

Oud-Caberg is een echte woonbuurt: voorzieningen en werkgelegenheid zijn schaars. De woningvoorraad in Oud-Caberg is veelzijdig en over het algemeen van goede kwaliteit. 48% van de woningen is gebouwd door woningcorporaties. Dit ligt onder het Maastrichts gemiddelde (53%).

afbeelding "o95.jpg"  

Afbeelding 9: Wonen in Oud-Caberg

Werken

Aan de Symphoniesingel, Foliodonk, Brusselseweg en Posthoornstraat bevinden zich de grootste concentraties bedrijvigheid. Zie voor een overzicht bijlage 1.

Voorzieningenstructuur

Als gevolg van de geringe omvang van de buurt zijn er weinig voorzieningen aanwezig. De bewoners van Oud-Caberg zijn voor winkels dan ook aangewezen op de voorzieningen in Malberg en Caberg.

Er zijn wel enkele sociaal-culturele voorzieningen in de wijk. Zo is er een kerk en sociaal-cultureel centrum 'De Luibe'. In Oud-Caberg zijn geen scholen aanwezig.

Groenstructuur

De belangrijkste groenstructuur is de groenstrook die gelegen is aan de Van Akenweg.

Recreatie

Er zijn geen recreatieve voorzieningen in Oud-Caberg gelegen. In de omliggende buurten, zoals Malberg, zijn echter voldoende mogelijkheden.

Verkeersstructuur

De hoofdverkeersader (en tevens ontsluitingsweg) door de buurt is de Papyrussingel. Aan de oostzijde van Oud-Caberg ligt de Brusselseweg, een doorgaande route naar België. De overige wegen in Oud-Caberg hebben vooral een functie voor bestemmingsverkeer.

5. Beleidskader

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan het Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid, inclusief het vigerend bestemmingsplan (respectievelijk § 5.2, § 5.3, § 5.4 en § 5.5). Het Rijksbeleid zal worden besproken aan de hand van het overkoepelend stuk "de Nota Ruimte". Voor het provinciaal beleid wordt ondermeer gebruik gemaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg, eveneens een overkoepelend beleidsstuk. In het kader van het gemeentelijk beleid wordt ten slotte ingegaan op diverse voor het plangebied relevante beleidsdocumenten, waaronder het geldende bestemmingsplan.

5.2 Rijksbeleid

De Nota Ruimte is een nota van het rijk, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd worden. In de Nota Ruimte gaat het daarbij om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol zal spelen.

De Nota Ruimte bevat niet alleen de ruimtelijke uitspraken zoals die eerder in de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening waren opgenomen, maar ook die uit het Tweede Structuurschema Groene Ruimte (SGR2) en uit het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP), voor zover het kabinet daaraan vasthoudt. Daarnaast worden in de Nota Ruimte ook de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven (GEP) opgenomen. De Nota ruimte is op 17 mei 2005 door de Tweede Kamer aangenomen. Behandeling in de Eerste Kamer dient nog plaats te vinden.

Wat betreft de leefbaarheid van dorpen en steden wordt in de Nota Ruimte opgemerkt dat bundeling van verstedelijking en economische activiteiten gewenst is. Dat betekent dat nieuwe functies of bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand moet komen: in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters daarbuiten. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal gebruikt worden. De openheid van het landelijke gebied dient namelijk zo veel mogelijk behouden te blijven.

5.3 Provinciaal beleid

a. Provinciaal Omgevingsplan Limburg

Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) is een integraal plan voor het omgevingsbeleid voor het grondgebied van de provincie Limburg. Dat houdt in dat het POL zowel een streekplan, een milieubeleidsplan, een waterhuishoudingsplan, een verkeers- en vervoersplan als een grondstoffenplan is. Malberg en Oud-Caberg vallen binnen de Stadsregio Zuidelijk Maasdal. Voor de regio geldt het kwaliteitsprofiel Stedelijke Dynamiek. De gebieden binnen dit profiel zijn bedoeld voor de opvang van de stedelijke dynamiek van Limburg. Dit vraagt om een gevarieerd aanbod van wonen, voorzieningen, werkgelegenheid en groen. Voor het plangebied wordt aangeduid als 'Stedelijke bebouwing bestaand' Derhalve is er geen specifiek perspectief van toepassing.

Een algemene opgave voor Maastricht die ook van toepassing is voor Malberg en Oud-Caberg is het schenken van 'blijvende aandacht voor een compacte stad in een hoogwaardige regio'. Dit betekent dat in eerste instantie moet worden gekeken naar herstructurering, intensivering en revitalisering van het bestaande stedelijk gebied alvorens ontwikkelingen aansluitend aan de stad in beeld komen.

Conclusie: Dit bestemmingsplan sluit aan bij de opgaven die in het POL zijn aangegeven.

afbeelding "o96.jpg"  

Afbeelding 10: Malberg en Oud-Caberg in het POL

Regionale woonvisie Maastricht en Mergelland 2010

De regionalisering van de woningmarkt is aanleiding geweest voor de regio Maastricht en Mergelland om op dat niveau gezamenlijk volkshuisvestelijk beleid te formuleren. Naast vele procedurele- en afstemmingstaken, zijn er ook afspraken gemaakt over het per gemeente te bouwen aantal woningen. Voor de gemeente Maastricht is met een tabel 6.2 op blz. 54 van de nota een kwantitatief programma van minimaal 5.000 woningen opgelegd.

gemeente   2000-2004   2005-2009   totaal  
Eijsden   254   131   385  
Maastricht   3.300   1.700   min. 5.000  
Meersen   294   151   445  
totaal Maasdal   3.848   1.982   5.830  
Gulpen-Wittem   211   108   319  
Margraten   378   194   572  
Vaals   198   102   300  
Valkenburg   232   119   351  
totaal overig Mergelland   1.019   523   1.542  
totaal regio   4.867   2.505   7.372  

Tabel 2: Programma uitbreiding lokale woningvoorraad 2000-2009

Conclusie: Dit bestemmingsplan geeft, na sloop en nieuwbouw, mogelijkheden tot het bouwen van extra woningen (200-250 woningen), waardoor de gemeente kan bijdragen aan het nakomen van de regionale afspraken.

5.4 Gemeentelijk beleid

Structuurplan Maastricht 2005 (juli 1999)

In het structuurplan is het jaar 2005 als formele einddatum gehanteerd, maar dat neemt niet weg dat ook verder gekeken wordt, globaal tot het jaar 2025. Op de structuurplankaart wordt het gebied van de buurten Malberg en Oud-Caberg niet uitgewerkt met ontwikkelingen en nieuwe functies. Wel wordt Malberg genoemd als het gaat om Vitale Buurten (blz. 74 e.v.) waar, in het kader van het Ontwikkelingsprogramma Grote Stedenbeleid Maastricht 1999-2003, een geïntegreerde aanpak op fysiek, sociaal en economisch vlak is voorgesteld.

Conclusie: Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk dat het bovengenoemde Grote Stedenbeleid, voor zover het de wijk Malberg betreft, uitgevoerd kan worden.

BOP Manjefiek Malberg (maart 2003)

Het buurtontwikkelingsplan (BOP) Malberg is opgesteld als ruimtelijke en programmatische uitwerking van de doelstellingen die in het kader van het GSB met betrekking tot het thema 'Vitale buurten' zijn geformuleerd. Middels het BOP wordt dan ook ingezet op een structurele verbetering van het woon- en leefmilieu van de Wijk Malberg.

Conclusie : Dit bestemmingsplan is gebaseerd op het BOP Malberg en bijbehorend ruimtelijk Masterplan en vormt de planologische vertaling van het voornoemde beleid.

Horecanota Maastricht 1997-2005 (december 1996)

De horecanota geeft inhoud aan de politieke afspraak uit het collegeakkoord 1994-1998 om een evenwicht te bereiken tussen de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van de (binnen)stad. De nota focust met name op een aantal procedurele zaken, zoals evenementenbeleid en openbare orde. Daarnaast wordt aan het beleid, zoals verwoord in het vierde hoofdstuk, ook een ruimtelijk component toegevoegd door gebiedsgericht beleid. De wijk Malberg wordt gerekend tot de categorie Buitenwijken, waarvoor het beleid gericht is op geen toename van het aantal horecabedrijven buiten het centrum van Maastricht. Consolidatie van de lokale verzorgende functie (inclusief de culturele en maatschappelijke functies) staat centraal. De toename van het aantal horecagelegenheden is strikt gereguleerd aan de hand van kerncijfers (aantal horecavoorzieningen per aantal inwoners).

Conclusie: Dit beleid werkt door in dit bestemmingsplan omdat in dit plan enkel horeca gepland is met als doel de lokale verzorgende functie in stand te houden.

b. Nota Wonen in beweging, Goed wonen in een goede woonomgeving ( Mei 2003)

In deze beleidsnota wordt een lans gebroken voor de kwaliteit van wonen. Deze kwaliteit laat zich vertalen naar concrete maatregelen voor de woningtypen en de inrichting van de woonomgeving. Daarbij wordt het begrip woonmilieu gehanteerd als geheel van kenmerken van de woning en de woonomgeving in hun onderlinge samenhang. Op deze onderdeel kan actief gestuurd worden dmv beleid. Het woongebied in Oud-Caberg en Malberg krijgt het stempel woonmilieu 'stadsrand' en 'villa' mee, waarvoor de strategie voor de toekomst in hoofdlijnen neerkomt op versterken en uitbreiden. Kansen voor die strategie zijn: verdichting en verdergaand vergroening, blijvend karakter als ruim, groen woonmilieu.

Conclusie: Deze beleidslijn is geconcretiseerd en uitgewerkt in dit bestemmingsplan.

5.5 Vigerende bestemmingsplannen

Het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied is het bestemmingsplan Maastricht-West, vastgesteld door de gemeenteraad in juni 1994 en goedgekeurd door de Provincie Limburg op 7 februari 1995 (nr. 94/64345M). Binnen het bestemmingsplan Maastricht-West zijn twee deelplannen van toepassing: deelplan Malberg en deelplan Oud-Caberg.

Het bestemmingsplan Maastricht-West is een actualisering en vervanging van een groot aantal bestemmingsplannen voor de verschillende buurten en gebieden in Maastricht-West. Uitgangspunt van het vigerend bestemmingsplan is de Structuurvisie Maastricht 1990-2000 (1989) en de daaruit voortkomende Structuurschets Maastricht-West (thematiek: toekomstperspectief buurten, evenwichtige ontwikkeling functies, voorzieningenniveau, herbestemming terreinen en aanpak van bestaande woningvoorraad en openbare ruimte). Voor Malberg en Oud-Caberg hebben ook eerder opgestelde buurtplannen een bijdrage geleverd. Het bestemmingsplan Maastricht-West is de planologische vertaling van bovengenoemde nota's.

afbeelding "o97.jpg"  

Afbeelding 11: Uitsnede vigerend bestemmingsplan

6. Onderzoek

6.1 Inleiding

Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met aspecten uit de omgeving die van invloed kunnen zijn op het plangebied. Daarom zijn voor het plangebied milieuaspecten (bodem, geluid, lucht, e.d.), archeologie, leidingen en infrastructuur, de waterhuishouding, natuur en landschap en duurzaamheid onderzocht. De bevindingen voor deze aspecten worden in de onderstaande paragrafen toegelicht.

6.2 Bodemkwaliteit

Voor het totale oppervlak van de gemeente Maastricht, exclusief het buitengebied is het beleid van Actief Bodembeheer van toepassing. Dit houdt in dat voor saneren, bouwvergunningen en bestemmingsplanwijzigingen dezelfde eisen gelden.

Malberg

De historie van het plangebied Malberg ten aanzien van de bodemkwaliteit staat in het Bodembeheerplan en de Bodemkwaliteitskaart van de Gemeente Maastricht omschreven. Het plangebied Malberg ligt volgens de bodemkwaliteitskaart in het deelgebied "overig". Het deelgebied "overig" wordt met name gevormd door het hoger gelegen deel van Maastricht waar de Maas geen invloed heeft gehad en waar evenmin grootschalige ophogingen hebben plaatsgevonden. Wel heeft een opeenstapeling van menselijke activiteiten plaatsgevonden. In het gebied "overig" betreft het voornamelijk naoorlogse stedelijke ontwikkeling. Door het langdurig intensieve gebruik van de bodem in dit stedelijk gebied kunnen stoffen (lichte verontreinigingen met zware metalen en PAK) in verhoogde concentraties voorkomen, waarbij de directe herkomst van de verhogingen niet meer is aan te wijzen.

In de wijk Malberg zijn de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd op de woningbouw en bedrijvenlocaties:

  • Arrestruwe 29
  • Arrestruwe 50
  • Recessenplein
  • Schildruwe/Wijsdomruwe
  • Vendelplein bouwlocatie
  • Malbergplein /Schildruwe
  • Bunderruwe
  • Schepelruwe/Schildruwe
  • Ponjaardruwe bouwlocatie
  • SportparkWest
  • Florijnruwe
  • De Sprong
  • Lanakerveld

Het beeld dat uit deze bodemonderzoeken naar voren komt, zijnde licht verhoogde gehalten boven de streefwaarde voor zware metalen, PAK en minerale olie, komt overeen met de achtergrondwaarde van het gebied "overig".

De bovengenoemde bodemonderzoeken zijn ouder dan 2 jaar en dienen geactualiseerd te worden. Uit overleg tussen de gemeente Maastricht en de Provincie Limburg d.d. 9-7-2003 is naar voren gekomen dat het verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Haskoning in april 2000 voor de meeste locaties als voldoende kan worden beschouwd. Voor de locaties die ontbreken kan worden volstaan met een historisch (archief) onderzoek.

De resultaten uit het bodemonderzoek "Verkennend bodemonderzoek locatie Malberg te Maastricht" ( Haskoning, K0019.A0/R015/IS/IG) zijn de volgende:

De wijk Malberg is medio zestiger jaren gerealiseerd. Voorheen waren het overwegend landbouwgronden. Zintuiglijk blijkt uit de boorbeschrijvingen dat in de bovengrond zwakke bijmengingen met kolengruis en puin wordt aangetroffen. Uit de analyseresultaten blijkt dat in de bovengrond licht verhoogde gehalten voor zware metalen (zink, koper, cadmium, lood, kwik,) PAK en minerale olie zijn gemeten. In de ondergrond worden geen verhoogde gehalten ten opzichte van de streefwaarden en/of detectielimieten aangetroffen. Het grondwater is niet onderzocht. (grondwaterstand verwacht tussen de 10 a 25 meter min maaiveld). Bij toetsing aan de gebiedseigen kwaliteit overschrijden plaatselijk de gehalten lood, koper, zink en PAK (som 10) de voor dit gebied vastgestelde achtergrondwaarden. Tijdens het bodemonderzoek is alleen het gehalte arseen in de bovengrond (0-0,5 m-mv) groter dan de achtergrondwaarde aangetoond. De meest gevoelige bestemming van het bestemmingsplan Malberg is grondgebonden woningen (wonen met tuin). Indien getoetst aan het aanvaardbaar risiconiveau geldend voor het specifiek gebruiksniveau: wonen met moestuin, blijkt dat geen van de gemeten waarden deze toetsingswaarden overschrijdt.

In één grondmengmonster op de locatie tussen de Laathofruwe, Recesseplein en Wijsdomruwe (boringen 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 106) is een gehalte aan arseen van 17 mg/kg ds. gemeten. Het gebied waar de achtergrondwaarde wordt overschreden is bepaald op ca. 21000 m2. De achtergrondwaarde voor dit gebied (overig) overeenkomstig het Bodembeheerplan bedraagt 16 mg/kg ds. Uit een door ons uitgevoerde Milieu- rendementsanalyse en doelmatigheidstoets blijkt dat het niet doelmatig is om een sanering te verrichten.

Het historisch onderzoek is in oktober 2003 door het bureau Chemielinco uitgevoerd. Op negen locaties is historisch onderzoek uitgevoerd. Hoewel van een deel van de locaties wordt gemeld dat de locatie verdacht is, kan desondanks worden geconcludeerd dat de (ver)nieuwbouwplannen op deze geen beperkingen zullen kennen vanwege de bodemkwaliteit. Het gaat om verdenkingen op lichte overschrijdingen van de streefwaarden. Het historisch onderzoek geeft geen aanleiding tot serieuze bodembedreigingen. Het is onwaarschijnlijk dat de achtergrondwaarden van het gebied worden overschreden, dan wel zodanig worden overschreden dat sanering doelmatig zou zijn.

Twee locaties liggen net buiten de onderzochte gebieden en hiervoor is tevens een historisch onderzoek (Witteveen en Bos, 2004) ingesteld. Het betreft de locaties:

  • Ponjaardruwe 31
  • Malbergsingel 50 (gymzaal en openbaar groen)

De twee locaties worden als "onverdacht" gekenmerkt. De verwachting is dat de bodemkwaliteit ter plaatse overeenkomstig het gebiedseigen beeld wordt aangetroffen.

De algemene bodemkwaliteit van het plangebied is overwegend schoon tot licht verontreinigd te noemen. In relatie tot de achtergrondwaarden van het deelgebied "overig" kan worden gesteld dat de aangetroffen kwaliteit van de leeflaag niet geheel gebiedseigen is, maar dat geen beperkingen gelden ten aanzien van het gebruik. De gemeten waarden vormen geen belemmering voor de toekomstige functie woningbouw.

De NMP bodemambitie voor stedelijk gebied is de achtergrondwaarde van de betreffende gebieden te bereiken en ervoor te zorgen dat de risicowaarden voor de betreffende functies nergens worden overschreden. Volgens het gemeentelijk beleid wordt alleen bodemonderzoek gevraagd in nieuwe situaties (bij bouwplannen of gevoeliger gebruik) of bij situaties met mogelijke gezondheidsrisico's Op basis daarvan kan uiteindelijk een definitieve toets plaatsvinden.

In het plangebied zijn enkele wegen van bestemming gewijzigd van "verkeersdoeleinden" naar "groen (G)" en/of "woongebied (Wg)". Aangezien sprake is van een bodemgevoeligere wijziging, dient nagegaan te worden of de bodem geschikt is voor de toekomstige functie en/of er nog gebruiksbeperkingen van toepassing zijn met betrekking tot het toekomstig gebruik. Gebleken is dat de wegen in de jaren 60 zijn aangelegd. Uit het bestek van 13 september 1963 blijkt dat het dwarsprofiel van de betreffende wegen als volgt is opgebouwd. De wegverharding is opgebouwd uit betonklinkerkeien, de fundering van stolgrind verkregen uit de voormalige groeve Belvédère als natuurlijk product, dik 20 cm afgewalst en een zandbed van rivierzand, 5 cm dik. Van enkele middelzware wegen is bekend dat het profiel bestaat uit een paklaagfundering van ongesorteerde hoogovenslakken, dik 20 cm afgewalst, grindasfalt, dik 5 cm afgewalst en warm asfaltbeton binden en toplaag, dik 4 cm. Indien uit onderzoek blijkt dat de paklaagfundering niet kan worden hergebruikt zal deze worden afgevoerd naar een verwerker.

Aangenomen mag worden, hetgeen uit andere rehabilitatielocaties (zoals de Porseleinstraat) en onderzoeken is gebleken, dat het gebruik van deze funderingsmaterialen niet geleid heeft tot bodemverontreiniging onder de fundering, waardoor de beoogde functie, namelijk groen en woondoeleinden, niet gerealiseerd zou kunnen worden c.q. gebruiksbeperkingen/sanering noodzakelijk zouden zijn.

Gelet op het vorenstaande wordt de bodem geschikt geacht voor het realiseren van de beoogde functie. Ter verifiëring van de bodemkwaliteit onder de fundatielaag zal na verwijdering van de wegen en de fundering een controle plaatsvinden naar de bodemkwaliteit.

Oud Caberg

Voor de wijk Oud-Caberg spelen weinig ontwikkelingen. Het overgrote deel van de buurt krijgt in het bestemmingsplan een beheerskarakter. De enige ontwikkelingen die een rol gaan spelen hangen samen met de realisatie van de nieuwe voorgenomen woonbuurt Lanakerveld (noordoostelijk van de wijk Oud-Caberg). Voor een goede ontsluiting in verband met de toekomstige ontwikkeling zijn de volgende straten voorzien: Speciedonk/ Moletteplein.

Algemeen

De wijk Oud-Caberg is gelegen in het gebied "overig" van het bodembeheerplan Maastricht, november 2004. Op basis van de gegevens van de bodemkwaliteitskaart blijkt dat dit gebied wordt gekenmerkt door licht verhoogde gehalten van met name zware metalen en PAK in de grond.

Bodemkwaliteit

Van de locatie waar de indicatieve ontsluitingsweg Vezeldonk-Van Akenweg ligt is geen bodeminformatie bekend. In de omgeving van de locatie is wel bodemonderzoek uitgevoerd.

  • Verkennend onderzoek op de locatie Van Akenweg 103 te Maastricht; Geoconsult, rapportnummer MM-1295, maart 1993.
  • Verkennend bodemonderzoek op de locatie Van Akenweg 107 te Maastricht; Laboran, rapportnummer R026.2000/RL, januari 2000

Aanleiding van het onderzoek vormt de aanvraag van een bouwvergunning. In de bovengrond zijn plaatselijk puinresten waargenomen. Uit de analyseresultaten blijkt dat in de bovengrond licht verhoogde gehalten cadmium, zink, EOX en PAK gemeten wordt. In de ondergrond overschrijden de gehalten de streefwaarden/ en of de detectiewaarden niet. In een mengmonster overschrijdt het gehalte cadmium (1,2) de achtergrondwaarden. Gemiddeld gemeten overschrijdt het gehalte cadmium in de bovengrond de achtergrondwaarde niet.

De aangetroffen concentraties binnen deze onderzoeken liggen allen ruim beneden het aanvaardbaar risiconiveau (Carn) voor de toekomstige functie bebouwing/verharding.

De verwachting ten aanzien van de geplande verbindingslocaties is dat de bodemkwaliteit nagenoeg overeenkomt met de aangetroffen kwaliteit in de omgeving. Gelet op het feit dat de locatie momenteel een agrarische functie (boomgaard/weiland) heeft en in het verleden geen bodembedreigende activiteiten op het terrein hebben plaatsgevonden wordt verwacht dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.

Ten aanzien van de andere mogelijk voorziene verbindingswegen (Pandectendonk, Speciedonk/ Moletteplein) kan vermeld worden dat daar inmiddels al wegen gelegen zijn, zodat strikt genomen de functie daar niet wijzigt. De verbinding van de Speciedonk/Moletteplein sluit momenteel niet volledig aan met de Van Akenweg. Ter plaatse ligt een wijzigingsbevoegdheid welke voortvloeit uit het vigerend bestemmingsplan Maastricht –West. Mochten de ruimtelijke plannen ten aanzien van de inrichting van de Moletteplein concreter worden dan zal een bodemonderzoek uit moeten wijzen of de grond geschikt is voor de beoogde functie (woon- en verkeersdoeleinden). Het uitvoeren van bodemonderzoek wordt dan verplaatst naar het moment van de bouwaanvraag.

6.3 Milieuzonering

Bij de herontwikkeling van het bedrijventerrein wordt vastgehouden aan het uitgangspunt zoals bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein is vastgesteld. Dit houdt in: bedrijven met een lage milieurelevantie, waarbij de activiteiten geconcentreerd zijn binnen de gebouwen en waarbij slechts beperkte laad- en losactiviteiten zullen plaatsvinden, zodat de mogelijke overlast naar de omliggende woningen wordt voorkomen dan wel beperkt. Bij handhaving van de bestaande bedrijven, zal rekening moet worden gehouden met de afstandseisen die gelden voor deze bedrijven.

Voor de bedrijven in Malberg zijn in de onderstaande tabel de aandachtsgebieden conform de VNG brochure "bedrijven en milieuzonering" (2001), inclusief de milieuzones op basis van de milieuvergunningen weergegeven.

afbeelding "o98.jpg"  

Tabel 3: Bedrijven met mogelijk milieuhygiënische hinder in Malberg, opname 29-04-05

afbeelding "o99.jpg"  

Tabel 4: Bedrijven met mogelijk milieuhygiënische hinder in Oud-Caberg, opname 29-04-05

Ten aanzien van de visinleggerij Van Glabbeeck aan de Alde Caerteruwe 12, is door Buro Blauw (rapport nummer BL2004.2649.01 d.d. april 2004) onderzoek uitgevoerd naar de daadwerkelijke geurcontour. Hierbij is uitgegaan van de geurcontour van 1,4 se/m3 als 99,5 percentiel. Dit is de meest strenge norm die gebruikt wordt voor de bepaling van nieuwe situaties. Uit het onderzoek blijkt dat de geurcontour, na doortrekking van de groene wig (waardoor meer synergie met de rest van het plan ontstaat), slechts over een klein deel van de woonbestemming valt. Er vallen na de bovengenoemde wijziging dan ook maar een zeer beperkt aantal woningen binnen de contour. Binnen de geurcontour is slechts sprake van zeer lichte onaangename geur. Het treffen van een voorziening (het realiseren van bijvoorbeeld een koelcel) staat volgens het alara-principe niet in verhouding tot de hinder (gedurende de 3 maanden durende buitenopslag van vis) die het bedrijf veroorzaakt. Bovendien zijn de uitgangspunten van het geuronderzoek reeds een worst-case scenario. Op basis van het voorgaande wordt dan ook gesteld dat de aanwezigheid van de visinleggerij geen onacceptabele milieuhygiënische situatie. Vanuit dit oogpunt zijn er dan ook geen milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgestane ontwikkelingen in het plangebied.

6.4 Geluidhinder

Wegverkeerslawaai

Op de locaties aan de hoofdverkeersstructuur waar wijzigingen plaatsvinden aan de weg of waar nieuwe woningen worden gebouwd, is in het kader van dit bestemmingsplan door adviesbureau AFL (rapport nummer200382-1 d.d. 30 maart 2004) akoestisch onderzoek verricht:

  • Locatie 1 Malbergsingel noordoost- en noordwestzijde
  • Locatie 2 Malbergsingel/Recessenplein
  • Locatie 3 Malbergsingel
  • Locatie 4 Recessenplein
  • Locatie 5 Laathofruwe
  • Locatie 6 Vendelplein
  • Locatie 7 Nieuwe structuurweg
  • Locatie 8 Nieuwe structuurweg Via Regia
  • Locatie 9 Schepelruwe noordzijde
  • Locatie 10 Schepelruwe zuidzijde
  • Locatie 11 Koffiemolenweg (woonwagenstandplaats)

De conclusies zijn de volgende:

  • Voor de locaties 1 tot en met 5 wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) op nieuw te bouwen woningen als gevolg van bestaande wegen overschreden. De geluidbelasting bedraagt hier maximaal 55 dB(A) (incl. art. 103 Wgh). De maximale ontheffingswaarde wordt derhalve niet overschreden. Gedeputeerde Staten zullen worden verzocht op deze locaties hogere grenswaarden toe te staan.
  • In de locaties 6, 7, 9, 10 en 11 wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) niet overschreden, dan wel is geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Hier behoeven geen verdere maatregelen te worden genomen.
  • In de locatie 8 wordt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) als gevolg van de nieuw aan te leggen structuurweg overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 60 dB(A) wordt echter niet overschreden.
  • De 50 dB(A)-contour van de Via Regia ligt buiten de in het bestemmingsplan aangegeven woningbouwlocaties.

Gedeputeerde Staten hebben d.d. 24 januari 2005 voor de (toekomstige) woningen waarvoor de geluidbelasting op de gevel meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) hogere grenswaarde verleend (zie bijlage 6).

Industrielawaai

Malberg en Oud-Caberg zijn niet gelegen binnen de contouren van een gezoneerd industrieterrein. In relatie tot de geplande stedenbouwkundige ontwikkelingen in Lanakerveld en Malberg heeft de gemeente Maastricht een onderzoek laten uitvoeren naar de milieu-invloeden van de huidige en toekomstige bedrijven op Belgisch grondgebied op de geplande woningbouw (Verstoringsonderzoek industrieterrein Europark MT715-1 d.d. 30 juni 2004).

Uit dat onderzoek blijkt dat:

  • voor geluid, geur en veiligheid de effecten op de Maastrichtse woonbebouwing afwezig zijn, danwel in beperkte mate voorkomen;
  • in de vergelijking van de relevante milieu-aspecten geluid, geur en externe veiligheid, geluid de meest bepalende factor is en
  • t.a.v. geluid de Belgische steenfabriek Heylen door de ruime (Belgische) geluidsnormen die aan de vergunning gekoppeld zijn, voor een relatief sterke geluidsbijdrage kan zorgen op Nederlands grondgebied (plangebied Malberg). Dit laatste effect is nadeliger dan de voorgenomen uitbreiding van het industrieterrein.

Naar aanleiding van voornoemd onderzoek heeft de gemeente Maastricht, in overleg met de gemeente Lanaken en de Belgische steenfabriek, de huidige geluidsbelasting van de steenfabriek op het plangebied nader laten onderzoeken (Akoestisch onderzoek naar de geluidsbelasting van Heylen Bricks op de (toekomstige) woningen van de gemeente Maastricht MT747-1 d.d. 8 juni 2005). Uit dat onderzoek blijkt dat de steenfabriek voldoet aan zijn vigerende Belgische milieuvergunning en dat de (in Nederland gehanteerde gebruikelijke) norm van 50 db(A) etmaalwaarde op de gevel van de woningen, in relatie tot de vervangende woningbouw aan de westkant van de locatie Musketruwe met circa 10 dB(A) wordt overschreden.

Naar aanleiding van dit tweede onderzoek heeft de gemeente Maastricht, wederom in overleg met de gemeente Lanaken en de Belgische steenfabriek, bepaald op welke manier in de noordwesthoek van het plangebied tot een aanvaardbare milieusituatie kan worden gekomen. In een gezamenlijk Plan van aanpak is vastgelegd dat de door de steenfabriek veroorzaakte geluidsbelasting tot een milieuhygiënisch aanvaardbaar niveau zal worden gereduceerd, door het treffen van maatregelen aan de bron en/of in de overdracht en/of nabij de woningen. Deze maatregelen zijn economisch uitvoerbaar en zullen afdoende zijn om de vervangende nieuwbouw ter plaatse van de Musketruwe te realiseren. Begin 2006 zal het definitieve pakket dat bij realisatie wordt toegepast bekend zijn. Mede afhankelijk daarvan kan tevens gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid voor nieuwe woningbouw ten westen van het plangebied.

Sportvelden

De voetbalvelden met kantine vallen onder de werkingssfeer van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. Op grond van dit besluit geldt voor de inrichting een norm van 50 dB(A) op woningen van derden in de dagperiode.

Voor de beoordeling van deze norm wordt stemgeluid van spelers en bezoekers op het buitenterrein buiten beschouwing gelaten.

De relevante geluidsbron op het buitenterrein is derhalve de omroepinstallatie. In de huidige situatie bevinden zich daartoe twee luidsprekers bij de kantine welke uitsluitend op zondag in de dagperiode in werking zijn. De bedrijfstijd bedraagt maximaal 45 minuten. Voor het bronvermogen van een omroepinstallatie kan van 90 – 105 dB(A) worden uitgegaan.

Er is van uit gegaan dat in de nieuwe situatie wederom twee luidsprekers bij de kantine worden aangebracht en dat het bronvermogen 105 dB(A) per luidspreker bedraagt. De bedrijfs- en gebruiktijden blijven gelijk. De afstand tot de dichtstbijzijnde woningen van derden bedraagt voor de nieuwe woningen minimaal 82 meter. Deze situatie kan, vanwege het hoge gehanteerde bronvermogen, worden beschouwd als een worst-case benadering. Uit berekening blijkt dat zelfs in deze situatie aan de normwaarde van 50 dB(A) voor de dagperiode kan worden voldaan.

Voorts kan eventueel muziekgeluid in de kantine als relevante geluidsbron worden aangemerkt. Indien het zendniveau maximaal 95 dB(A) bedraagt (ter vergelijking: rustig café/bar = 75 – 80 dB(A), café/bar met drukte en muziek = 80 – 95 dB(A), café/bar + dansen = 90 – 100 dB(A)) en de gevelwering 20 dB(A) bedraagt (minimale eis op grond van het Bouwbesluit), zal het zendniveau van de kantine als geheel maximaal 75 dB(A) bedragen. De nieuw te bouwen, dichtstbijzijnde woningen van derden liggen op 82 meter. In de dagperiode zal de bijdrage van muziekgeluid aan de inrichting als geheel zodanig laag liggen (minder dan 40 dB(A)), dat deze geen relevante bijdrage levert.

Conclusie:

Uitgaande van het gebruik van de omroepinstallatie in de huidige situatie zoals hierboven omschreven, zal in de nieuwe situatie aan de geluidsnormen worden voldaan. De kantine levert in de dagperiode geen relevante bijdrage.

Het te ontwikkelen bedrijventerrein locatie Talienruwe/Reinaartsingel

In het Natuur- en milieuplan Maastricht 2030 is de locatie aangegeven als extensief wonen. Dit houdt in dat wonen in het gebied de hoofdfunctie is. Deze functie kan gemengd zijn met kleinschalige bedrijvigheid met beperkte milieubelasting of bedrijvigheid, die ondersteunend is aan de woonfunctie.

Van belang is daarbij dat een aantal beperkende voorwaarden worden opgenomen waardoor slechts bedrijven met een zeer geringe milieubelasting zich hier kunnen vestigen. Enkel bedrijven in milieucategorie 1 en 2 (VNG, "bedrijven en milieuzonering" 2001) zoals in de voorschriften is aangegeven zijn toegelaten, met dien verstande dat op het bedrijventerrein parkeren voor zowel bezoekers als werknemers op eigen terrein dient plaats te vinden. De verstoringsafstand voor de afzonderlijke milieuthema's geur, stof geluid, gevaar en verkeer van een bedrijfsgebouw tot de meest dichtbije woning van derden (niet zijnde een bedrijfswoning) niet hoger is dan de maximale afstand als genoemd in bijlage 1, tabel 1-3 van de voorschriften van het onderhavige bestemmingsplan.

De zich te vestigen bedrijven zullen naar alle waarschijnlijkheid onder de Wet milieubeheer vallen. Het bedrijf dient dan in het kader van deze wet een vergunning aan te vragen dan wel een melding ingevolge een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) in te dienen. De meldingsplicht is met name op de lichte bedrijfscategorieën van toepassing. Op grond van de AMvB's gelden voor geluid algemene eisen ten aanzien van het equivalente geluidsniveau (50 dB(A) etmaalwaarde op de dichtstbijzijnde woning). De gehanteerde normen zullen in onderhavige situatie mogelijk te ruim zijn, mede omdat door cumulatie van geluid van de verschillende bedrijven de geluidbelasting op de omliggende woningen, ongewenst hoog kan worden. Om dit te voorkomen kunnen, per bedrijf op grond van de AMvB, nadere eisen m.b.t. geluid te worden gesteld, opdat de cumulatieve geluidbelasting op de dichtstbijzijnde woning en/of andere geluidsgevoelige objecten van alle bedrijven tezamen niet meer bedraagt dan 50 dB(A). Geadviseerd wordt in de nadere eis dan wel in een eventuele milieuvergunning een geluidnorm op nemen van 40 dB(A) (LAeq, etmaalwaarde) ter plaatse van woningen en/of andere geluidsgevoelige objecten.

Raillawaai en vliegtuiglawaai

Deze twee bronnen van geluidshinder zijn niet van toepassing op het plangebied.

6.5 Lichthinder

Bij het realiseren van sportvelden en sportclubfaciliteiten (kantine, etc.) dienen de nieuwe richtlijnen lichthinder toegepast te worden. Het is van belang de verlichting van de sportvelden zo uit te voeren dat lichtuitstraling buiten de velden zo min mogelijk plaatsvindt. Door goede oriëntatie van de velden, de hoogte van de palen, de kleur van de lampen en toepassen van lamellen of afschermende kappen voor de lampen kan deze vorm van verstoring van de leefomgeving zoveel mogelijk worden beperkt. Het beperken van geluid- en lichthinder is niet alleen van belang voor de gevoelige functies (woningen), maar ook voor de flora en fauna in het gebied (aan de Zouwdalzijde). Indien een wijziging plaatsvindt in de verlichting van de sportvelden en/of de locatie van de sportvelden dient ter goedkeuring een verlichtingsplan te worden overgelegd. Uit het verlichtingsplan dient te blijken dat de verlichtingsnormen op de dichtstbijzijnde woningen en/of andere gevoelige objecten niet wordt overschreden. Ter verdere voorkoming van lichthinder bij de dichtstbijzijnde gelegen woningen en/of andere gevoelige objecten zal overigens tussen de te realiseren woningen en de sportvelden een bomenrij worden gerealiseerd.

6.6 Leidingen

Er zijn in het plangebied geen kabels of leidingen gelegen die een zodanige bescherming behoeven dat zij voorzien zijn van een bestemmingsplanplichtige beschermingszone. Wel is in het plangebied een straalpad gelegen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone van het straalpad niet hoger dan 112 meter boven NAP gebouwd mag worden.

6.7 Waterhuishouding

Vanaf 1 november 2003 is het wettelijk verplicht om in het kader van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) een Watertoets te verrichten. Hierbij is het verplicht om in de toelichting bij ruimtelijke besluiten en plannen waarop het Bro van toepassing is, een beschrijving te geven van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding, middels een waterparagraaf.

Middels de waterparagraaf en de daarbij behorende watertoets is vastgesteld dat bij ieder herinrichtingsproject de mogelijke effecten op het watersysteem vanaf het begin van de planvorming wordt meegenomen om op deze wijze te voorkomen dat negatieve effecten ontstaan en de mogelijkheden voor duurzaam waterbeheer zoveel mogelijk worden benut.

Doelstelling

De waterparagraaf heeft als doel het vastleggen van de consequenties van het ruimtelijk plan.

In de waterparagraaf dienen de volgende aspecten nader te worden toegelicht:

  • globale beschrijving watersysteem en wateraspecten;
  • overlegproces waterbeheerders;
  • verwerking wateradvies waterbeheerders in ontwerp;
  • eventueel te nemen mitigerende en compenserende maatregelen;
  • eventuele knelpunten.

6.7.1 Waterrelevant beleid

Rijksbeleid

In de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) is aangegeven dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde en veerkrachtige watersystemen waarmee een duurzaam gebruik gegarandeerd blijft. Voor wat betreft stedelijk waterbeheer is duurzaamheid een belangrijk streven. De waterkwantiteit is hierbij van groot belang. Infiltratie van water in de bodem door het afkoppelen van verhard oppervlak is daarbij een uitgangspunt. Ook (opnieuw) een plaats geven aan water binnen de bebouwde kom is belangrijk. Voor wat betreft het buitengebied stelt NM4 dat met name aspecten als verdroging en beperking van emissies van bestrijdingsmiddelen van belang zijn. Waterkwaliteit staat hier dus voorop.

Provinciaal beleid

Op provinciaal niveau kent de provincie Limburg ook als uitgangspunten dat verdroging zo veel mogelijk tegengegaan dient te worden en dat waterkwaliteit, met het oog op een duurzaam gebruik in de toekomst, erg belangrijk is. Tevens sluit de provincie aan bij het beleid van de NW4 om infiltratie van water in de bodem te bevorderen en water meer terug te brengen in de stad. Het waterbeleid van de provincie is uitgewerkt in het POL (Provinciaal omgevingsplan Limburg).

Binnen de waterbeheersplannen van Limburg is integraal waterbeheer een belangrijk begrip. Ook hier speelt verdroging en waterkwaliteit een belangrijke rol in het beleidsproces. Ter invulling van (specifiek) ecologische functies stelt het Waterschap onder andere dat ter voorkoming van verdroging, grondwaterstanden (daar waar dat mogelijk is) verhoogd moeten worden door peilbeheer. Ook dient het rioleringsbeheer door gemeenten op en aan de aan watergangen en -plassen toegekende functies afgestemd te worden. Naast deze ecologische functies dienen er ook mensgerichte hoofdfuncties ten behoeve van industrie of drinkwater ingepast te worden. Tevens dient er plaats te zijn voor mensgerichte nevenfuncties.

Regionaal beleid

Het Waterbeheersplan (WBP) is het centralebeleidsplan van het waterschap Roer en Overmaas. Het bevat de beleidsvoornemens voor de komende planperiode 2004 – 2007. Daarnaast wordt er een globale doorkijk geboden naar de toekomst.

Het WBP is een plan op hoofdlijnen. Vanuit het wat algemenere abstractieniveau is het een leidend instrument in de bedrijfsvoeringscyclus van het waterschap.

De belangrijkste beleidsuitgangspunten zijn:

  • het zorgdragen voor de veiligheid en bescherming tegen overstromingen en wateroverlast;
  • de watersysteembenadering: de natuurlijke en samenhangende kringloop tussen atmosfeer, omgeving, bodemsysteem en oppervlaktewateren;
  • de waterketenbenadering: de kringloop tussen waterwinning, menselijk gebruik en lozing van water;
  • de voorkeursvolgorde: vasthouden, -bergen -afvoeren;
  • de voorkeursvolgorde: schoonhouden, -scheiden, -schoonmaken;
  • ruimte voor water, waarbij voor maatregelen ruimtelijke oplossingen worden gezocht;
  • het meenemen van water als mede-ordenend principe in ruimtelijke plannen (inclusief de Watertoets);
  • duurzaam stedelijk waterbeheer;
  • niet afwentelen van problemen in ruimte of tijd: zelf verantwoordelijkheid nemen en anderen aanspreken op hun verantwoordelijkheid.

Gemeentelijk beleid

Waterplan Maastricht

In het "Waterplan Maastricht" (14 juli 2005) is het beleid van alle waterbeheerders in de stad gebundeld tot een gezamenlijk streefbeeld. Het waterplan voegt met het neerleggen van een visie op de ruimtelijke waterstructuur een belangrijk element tot aan het bestaande waterbeleid van de waterpartners (Gemeente Maastricht, Waterschap Roer en Overmaas, Provincie Limburg en Rijkswaterstaat).

Het streefbeeld beschrijft de visie van de waterbeheerders op het water in Maastricht voor de middellange termijn. De beeldend beschrijvende visie is vertaald in meetbare doelstellingen voor de thema's 'Waterkwantiteit en Veiligheid en 'Waterkwaliteit en Ecologie':

  • voor Waterkwantiteit en Veiligheid geldt dat in normale omstandigheden het watersysteem, de functies en het grondgebruik zoveel mogelijk op elkaar zijn afgestemd. Ook voor extreme omstandigheden is het watersysteem op orde. Centraal staat dat het watersysteem moet aansluiten bij de natuurlijke waterkringloop en de trits vasthouden-bergen-afvoeren.
  • De visie voor Waterkwaliteit en Ecologie is gericht op schoon water, een schone waterbodem en een goed functionerend water-ecosysteem.

De belangrijkste ruimtegerelateerde doelstellingen zijn:

  • aansluiten bij de natuurlijke waterkringloop door het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering;
  • zoveel mogelijk voldoen aan de watervraag van de functies;
  • voor schoon oppervlaktewater is het saneren of verminderen van overstorten uit de riolering ook een belangrijk middel.

Vanuit het Waterplan zijn een aantal majeure projecten aangewezen. Dit zijn projecten die door de waterpartners worden beschouwd als dé kans om het raamwerk voor de waterstructuur te realiseren. Malberg-Caberg is zo'n majeur project.

Majeur project Malberg-Caberg bestaat uit Malberg en delen van Caberg en Malpertuis. Oud Caberg valt erbuiten. Ruimte voor een robuuste en zichtbare waterstructuur in Malberg-Caberg is van essentieel belang voor het voorkomen van wateroverlastproblemen in de toekomst. In de waterstructuur wordt water ingezameld, geïnfiltreerd en/of afgevoerd.

Zowel Malberg als Caberg-Malpertuis hebben een gemengd rioolstelsel, waarin regenwater samen met het huishoudelijk afvalwater wordt ingezameld en afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie voor verwerking. Bij nieuwbouw en herstructurering wordt een gescheiden rioolstelsel geëist Dit past beter bij de natuurlijke waterkringloop, zorgt voor minder overstorten van vuil water op oppervlaktewater en leidt tot efficiënter zuiveringsproces in de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Hemelwater wordt bij voorkeur oppervlakkig ingezameld en getransporteerd. Verder dient het regenwater bij voorkeur in de bodem geïnfiltreerd te worden. De doorlatendheid van de bodem voor infiltratie is redelijk. Het ontwerp dient water neutraal te zijn. Dit betekent voor de waterkwantiteit dat er niet meer water mag worden afgevoerd dan in een maatgevende situatie uit landelijk gebied wordt afgevoerd. Een toename van de verharding dient derhalve te worden gecompenseerd met infiltratie en berging van water. De groene wiggen in het ontwerp van Malberg kunnen in dit licht goed worden ingepast als infiltratiezone in het watersysteem. Ze zijn van voldoende omvang en sluiten goed aan op het Zouwdal.

Natuur- en Milieuplan Maastricht 2030

Ook in het "Natuur- en Milieuplan Maastricht 2030" schetst de gemeente Maastricht de huidige en de gewenste situatie met betrekking tot de kwantiteit en de kwaliteit van het watersysteem in de gemeente.

Wateroverlast en aantasting van het natuurlijke watersysteem worden als de belangrijkste kwantitatieve problemen gezien. Waterverontreiniging vormt de belangrijkste bedreiging voor de kwaliteit van het watersysteem. Veel van deze verontreiniging is niet uit Maastricht afkomstig, maar uit de bovenstroom van de Maas.

De doelstellingen uit het waterbeleid zijn:

  • het vasthouden van gebiedseigen water;
  • het verbeteren van de waterkwaliteit van het oppervlaktewater;
  • het verminderen van het watergebruik.

Voor de korte termijn wordt daar aan toegevoegd:

  • het zoveel mogelijk vermijden van wateroverlast;
  • het vergroten van de beleving van het water;
  • het beter vasthouden van gebiedseigen water in nieuwbouw;
  • het verminderen van de watervervuiling door bronnen op Maastrichts grondgebied;
  • het verminderen van het watergebruik in de nieuwbouw;
  • het benutten van de kansen van water voor natte natuur.

Het algemeen gemeentelijk waterbeleid wordt gedifferentieerd naar woonmilieu. Malberg valt onder het woonmilieu "Extensief wonen". Dit houdt in dat het oppervlaktewater op de lange termijn aan MTR-waarden moet voldoen voor wat betreft de zware metalen, organische microverontreiniging, zuurstofgehalte en nutriënten en dat het oppervlaktewater een kwaliteit heeft die past bij de algemene ecologische functie. Met betrekking tot de waterkwantiteit wordt gesteld dat 5% tot 50% van het hemelwater dat op de verharding valt, afgekoppeld zal moeten worden voor hergebruik of infiltratie

6.8 Het plangebied

Huidig watersysteem

De wijken Malberg en Oud Caberg worden gekenmerkt door grote hoogteverschillen. De hoogte van het maaiveld varieert van 60 tot 73 m +NAP. Het midden van het plangebied bestaat van west naar oost uit een hoger gelegen deel (waterscheiding). Het maaiveld neemt hierbij van het oosten (circa 68 m +NAP) naar het westen (circa 73 m +NAP) toe. Ten noorden en zuiden van dit hoger gelegen deel neemt de hoogte van het maaiveld af. In het noordoosten tot circa 60 m +NAP en in het zuiden tot circa 64 m +NAP.

Het hellingspercentage in de locatie varieert van 0,5 % tot 20 %. Over het algemeen bedraagt de hellingspercentage 1,5 à 3,5 %.

Grondwater

Uit de "Blauwe Waarden"-kaart van het POL blijkt dat het plangebied is gelegen in een infiltratiegebied. Het gaat hierbij veelal om hoger gelegen gebieden waar het neerslagoverschot in de grond wegzakt en daarmee de grondwatervoorraad aanvult. Binnen infiltratiegebieden is slechts onder bepaalde voorwaarden ruimte voor de toekomstige vestiging en mogelijke concentratie van intensieve functies zoals intensieve landbouwvormen en stedelijke en industriële functies. Beperking van de infiltratiecapaciteit, zowel kwalitatief als kwantitatief, moet worden voorkomen, zo staat in het POL vermeld. De provincie streeft ernaar de infiltratiegebieden onder kwalitatieve randvoorwaarden optimaal te benutten ten behoeve van de infiltratiecapaciteit (80% afkoppeling van regenwater in nieuwbouwprojecten). In paragraaf 6.8. wordt op deze materie verder ingegaan.

Het plangebied valt naast het infiltratiegebied ook gedeeltelijk binnen een niet-freatisch grondwaterbeschermingsgebied. Deze gebieden worden door de Provincie extra beschermd tegen grondwatervervuiling. Dit gebeurt enerzijds door preventief beleid (vermijden van risico's voor grondwatervervuiling) en anderzijds door stimulering van initiatieven die de grondwaterkwaliteit niet aantasten.

Oppervlaktewater

In het plangebied is een beperkte hoeveelheid oppervlaktewater aanwezig. In de zuidwest hoek van het plangebied, ten noorden van de Via Regia is de Dousbergvijver gelegen, een afgesloten vijver. De Maas ligt op ruim 3 kilometer afstand en het Albertkanaal op bijna 2 km. Het plangebied ligt op ruimte afstand van zowel het stroomvoerend winterbed als het waterbergend winterbed van de Maas. Hierdoor is de rivier, alsmede het hoogwaterbeleid in het kader van "Ruimte voor de rivier", niet van invloed op het plangebied.

Ecosystemen

Het terrein op en rond de Dousbergvijver kan aangeduid worden als een nat ecosysteem. In het plangebied is verder geen droog ecosysteem aanwezig. Wel grenst het plangebied aan het Zouwdal, een droog ecosysteem.

Gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde van het oppervlaktewater

De Dousbergvijver heeft een grote recreatieve gebruikswaarde. De vijver wordt namelijk gebruikt als visvijver. Daarnaast wordt de gebruikswaarde van de vijver versterkt doordat rond de vijver enkele wandelpaden te vinden zijn.

Regenwater

Het regenwater wordt in het plangebied zowel door infiltratie als door de riolering afgevoerd. Infiltratie vindt plaats in de niet bebouwde delen, zoals in de groenstructuren. Afvoer via de riolering vindt plaats in de bebouwde omgeving. In Malberg is sprake van een gemengde riolering wat inhoudt dat regenwater gecombineerd met afvalwater naar de zuiveringsinstallatie wordt afgevoerd.

Door Grontmij Advies en Techniek BV is een waternotitie voor Malberg en Oud-Caberg opgesteld (juli 2004). Hierin is ondermeer uitgewerkt op welke wijze wordt omgegaan met de afkoppeling van het hemelwater. De uitgangspunten voor het ontwerp zijn ondermeer:

  • er wordt geen neerslagwater op de riolering afgevoerd;
  • neerslag wordt bovengronds en onder vrijverval afgevoerd;
  • gezien de diepe grondwaterstand hoeft in het plangebied geen drainage te worden toegepast;
  • hemelwater dat afstroomt van daken, wordt aan de kant van de openbare weg bovengronds, op perceelsgrens aangeboden;
  • een deel van het water (minimaal 4 mm van de aangesloten verharding) infiltreert in de bodempassage in de bodem en wordt gezuiverd. Dit water wordt vervolgens via de onderliggende drain afgevoerd naar open water;
  • de bodempassages worden zodanig gedimensioneerd dat minimaal een neerslagsituatie van T=25 kan worden verwerkt.
  • de afvoer uit de berging van het Recessenpark, Musketruwe en de Hoek van Oud -Caberg richting het Zouwdal dient te worden gebaseerd op een 24uurs leegloop;
  • de berging van het hemelwater aan de locaties Recessenpark, Musketruwe en Hoek van Oud Caberg vindt tijdelijk plaats in een nieuw aan te leggen bufferbassin. Via het bassin wordt het water richting het Zouwdal afgevoerd;
  • Sportkwartier Zuid watert af op het oppervlaktewater van de vijver Via Regia.

Voor de locaties Sportkwartier, Recessenpark, Musketruwe, Hoek van Oud-Caberg en het centrum is in de waternotitie aangegeven hoe het watersysteem wordt ontworpen. Voor een nadere uitwerking wordt naar de genoemde notitie.

  • Sportkwartier: Het hemelwater wordt middels grijsgoten afgevoerd naar wadi's met een bodempassage, waarna het water naar de vijver Via Regia wordt afgevoerd. In totaal moet ruim 2300 m3 water geborgen worden.
  • Recessenpark: Het hemelwater wordt middels grijsgoten afgevoerd naar wadi's met een bodempassage in het Recessenpark en langs de Toustruwe, waarna het water naar het nog aan te leggen bergingsbassin in het Zouwdal wordt afgevoerd. In totaal dient binnen de locatie Recessenpark ruim 25.000 m2 verhard oppervlak te worden geborgen, overeenkomend met ruim 1.000 m3. Het beschikbare perceel voor het bergingsbassin heeft een oppervlakte van ongeveer 12.600 m2. Dit is voldoende voor de aanleg van de bergingsvoorziening.
  • Musketruwe: Het hemelwater wordt middels grijsgoten afgevoerd naar de wadi's met een bodempassage, waarna het water naar het nog aan te leggen bergingsbassin in het Zouwdal wordt afgevoerd. Het bassin dient (enkel) voor de bebouwing aan de Musketruwe 680 m3 te bedragen
  • Hoek van Oud-Caberg: Het hemelwater dient gezuiverd te worden middels een bodempassage in een wadi. Vervolgens vindt afwatering richting Zouwdal plaats. Uitgaande van een bebouwing van 50% van het gebied, is een infiltratiebassin met een inhoud van 135 m3 noodzakelijk.
  • Centrum: Het huidige centrum van Malberg wordt bijna volledig vernieuwd. Hierdoor neemt de verharding met ruim 4400 m2. Deze verharding wordt voornamelijk veroorzaakt door bebouwing. Het bestaande rioolstelsel op de locatie is reeds maximaal bezet. Derhalve dienen andere maatregelen getroffen te worden om het water van de bebouwing op te vangen. De daken van de bebouwing worden daarom ingericht met een vegetatiedak.

Overleg

Nu het stedenbouwkundig plan in samenhang met het beeldkwaliteitplan bepaald is, is ook het definitieve programma bekend aan de hand waarvan de watertoets in overleg met de desbetreffende waterbeheerders uitgewerkt is. Hierbij zijn onder andere het Zouwdal als onderdeel van het ecologisch netwerk en watersysteem en de mogelijkheden van retentie in en aan de rand van de wijk, in combinatie met buurtgroen en ecologie, door Grontmij en het Centrum voor Natuur- en Milieueducatie onderzocht. Met het Waterschap Roer en Overmaas heeft overleg plaatsgevonden. De verslagen van deze gesprekken zijn als bijlage toegevoegd.

6.9 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen

De herstructurering zijnde sloop, renovatie en nieuwbouw dient in ieder geval volgens de richtlijnen van het convenant duurzaam bouwen gewest Maastricht en Mergelland uitgevoerd te worden. Tevens dienen de resultaten van de nog uit te voeren haalbaarheidsstudie in acht genomen te worden bij de uitwerking van het buurtplan.

Uitgangspunten zijn:

Toepassing van het convenant duurzaam bouwen. Het convenant Gewest Maastricht en Mergelland is in februari 2001 vastgesteld. In dit convenant zijn de afspraken vastgesteld die zijn gemaakt tussen de gemeenten van het gewest Maastricht en Mergelland, de woningcorporaties, het georganiseerd bouwbedrijfsleven en diverse andere bij de bouw betrokken partijen, over de invoering van het Basispakket bij (bouw)projecten. e ondertekende partijen nemen het vrijwillig op zich maatregelen te nemen die strekken tot uitvoering van het Basispakket.

In dit convenant zijn diverse mogelijkheden aangegeven om een positieve bijdrage te leveren aan duurzaam bouwen. Het kunnen bepalen van concrete maatregelen

op deelplanniveau is afhankelijk van de specifieke ligging van het deelplan en de gekozen stedenbouwkundige vorm (grondgebonden woning of gestapelde woning).

Als algemene regel geldt dat van het duboconvenant tenminste alle vaste maatregelen en het overeengekomen deel (38 %) van de variabele maatregelen worden uitgevoerd, voor zover van toepassing.

Kansrijke uitgewerkte concepten zoals b.v. het certificaat "zonnewoning" worden daarbij in beschouwing genomen.

  • In de ontwerpen/bestekken worden geen (bouw)materialen toegepast die zware metalen (o.a. zink, koper) kunnen bevatten en kunnen uitlogen naar de bodem en/of het grondwater;
  • Het voor alle nieuwe woningen in Malberg realiseren van een EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) van ten hoogste 0.8 (= 0.2 onder de wettelijk maximaal toegestane waarde). Zodra de wettelijk toegestane maximale EPC (t.o.v. de huidige waarde van 1.0) per 01-01-2006 wordt verlaagd, zal het ambitieniveau opnieuw worden bezien;
  • Het tijdens het ontwerpproces verkennen van de mogelijkheden voor benutting van passieve en actieve zonne-energie. In het beeldkwaliteitplan is een passage gewijd aan de eventuele toepassing van zonne-energie.

Energie

Medio 2001 is in het kader van de Optimalisering Energie Infrastructuur (OEI) een algemene Energievisie 'Verkenning van milieuvriendelijke energievoorziening voor de herstructurering van de woonwijk Malberg' afgerond (KEMA, 30-07-2001).

Dit ambitieniveau wordt gekarakteriseerd door de Energie Prestatie coëfficiënt (EPc) voor de woningbouw. De GEM (Grondexploitatiemaatschappij Malberg) heeft zich geconformeerd aan een maximale waarde van 0,8; een waarde van 1,0 is wettelijk vereist (2002). In de energiehaalbaarheidsstudie (maart 2002) is het door de energievisie beoogde warmteproject op basis van warmte/kracht verder uitgewerkt. Hierbij zijn de benodigde investeringen alsmede de jaarlijkse kosten/baten nauwkeuriger bepaald. Verder is een voorstel gedaan voor het warmte tarief voor zowel klein- als grootverbruikers, in consistentie met het 'niet meer dan anders'-principe geldend voor de bewoners in Malberg. Dat wil zeggen dat zowel voor de koper, de Gemeente alsmede de ontwikkelaars van de opstallen de warmtelevering niet meer mag kosten als stoken met een individueel gestookte installatie.

Nu gebleken is dat de centrale warmtevoorziening door middel van een Warmtekrachtkoppeling niet rendabel te exploiteren is, is aanvullend onderzoek uitgevoerd naar overige rendabele energiebesparende maatregelen op gebouw- en/of installatieniveau om het gewenste ambitieniveau (EPC < = 0,8) te realiseren. Hierbij is verzocht te onderzoeken in hoeverre het type "zonnewoning" in economische/technische haalbaar is.

6.10 Externe Veiligheid

In het plangebied zijn geen risicodragers t.a.v. LPG-tankstations aanwezig met betrekking tot de externe veiligheid. Uit de inventarisatie van de in het plangebied aanwezige bedrijven blijkt dat Lanko International B.V. aan de Arrestruwe 29 een veiligheidscirkel heeft van 300 meter. De afstand van 300 meter is gebaseerd op het Bedrijven en Milieuzonering 1999 uitgave VNG. Aangezien er binnen deze veiligheidscirkel nieuwbouw van woningen is gepland is het betreffende bedrijf, in verband met de opslag van gevaarlijke stoffen, getoetst aan de grenswaarde (10-6contour) uit het concept Besluit Kwaliteitseisen Externe veiligheid milieubeheer. Naar verwachting zal het concept besluit in medio 2004 van kracht worden. Uit het in april 2004 opgesteld rapport door Geclas B.V. (rapportnummer: 10017-4) is gebleken dat de 10-6 contour is gelegen op ca. 75 meter van de opslaghal. Gelet op de resultaten kan geconcludeerd worden dat de nieuwbouwplannen buiten de veiligheidscirkel zijn gelegen en derhalve geen belemmering vormt voor de geplande activiteiten.

6.11 Luchtkwaliteit

De grenswaarde en de plandrempel ten aanzien van het 24-uursgemiddelde worden voor fijn stof in geheel Maastricht overschreden. Dit geldt ook voor deze locatie. Aangezien op dit moment geen landelijk beleid is geformuleerd hoe moet worden omgegaan met deze problematiek wordt thans een interim-beleid fijn stof door de gemeente Maastricht geformuleerd. Dit interim-beleid is onder andere noodzakelijk om ongewenste stagnatie van de (woning)bouwproductie te voorkomen. Gezien de reeds lange looptijd van voorliggend project en het pas recentelijk constateren van deze fijn stofproblematiek is het niet mogelijk voorliggend plan te laten wachten op de beleidsontwikkeling. Dit plan zal dan ook als een bestaande situatie beschouwd worden, waardoor toetsing aan het Besluit luchtkwaliteit komt te vervallen.

Ter toetsing aan het Besluit luchtkwaliteit is voor de verschillende woningbouwlocaties evenwel een berekening uitgevoerd met behulp van het programma CARII versie 4.0. Tevens is in de maatgevende situatie een berekening uitgevoerd voor de bestaande bebouwing.

Voor de verkeersgegevens is uitgegaan van de intensiteiten voor de maatgevende (toekomstige) situatie zoals ook gehanteerd in het bij het bestemmingsplan behorende akoestisch onderzoek (rapport nr. 200382-1 d.d. 30 maart 2004 door AFL). Omdat bij de luchtberekeningen is getoetst aan het jaar 2004 is gerekend met een worst case scenario. De intensiteiten in 2004 zijn immers lager dan de toekomstige. Bovendien wordt in het rekenprogramma nog geen rekening gehouden met de correctie voor zeezout, zodat voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof nog 3 µg/m3 en voor het aantal overschrijdingsdagen voor fijn stof nog 6 moet worden afgetrokken.

Uit de berekeningsuitdraaien blijkt dat zelfs zonder bovenstaande correctie aan de normwaarden van het Besluit luchtkwaliteit wordt voldaan. Ten aanzien van het besluit luchtkwaliteit bestaat voor onderhavig bestemmingsplan derhalve geen belemmering.

6.12 Flora- en faunaonderzoek

Er zijn twee locaties waar bebouwing van groen voorzien is: de locatie ten noorden van de Pandectendonk en het Sportpark West.

Ten aanzien van het Sportpark West heeft een globale inventarisatie van de te bebouwen sportvelden plaatsgevonden. Ter plaatse zijn enkele algemene soorten waargenomen die te verwachten zijn in slecht beheerd stedelijk groen. Op basis hiervan is besloten geen nader natuurwaardenonderzoek te doen.

6.13 Natuur en landschap

Gezien de ligging van het plangebied in het stedelijk gebied komen in Malberg en Oud-Caberg geen bijzondere natuurlijke of landschappelijke waarden voor. Ook de POL-kaart "Groene Waarden" geeft voor het plangebied en de directe omgeving geen belangrijke elementen aan.

7. Cultuurhistorie en monumenten

7.1 Maastrichts planologisch erfgoedregime

Onderdeel van de plantoelichting Deel B

De toelichting ten aanzien van het onroerend cultuurgoed is door de entree van een nieuw instrument in het bestemmingsplan een verhaal apart. Waar men normaal een gemeentelijke nota als medium zou hebben gebruikt, heeft de gemeente hier bewust gekozen voor de introductie van het MPE in een bestemmingsplan. Dit biedt de gelegenheid voor een eerste kennismaking door de burger op een niveau dat letterlijk zo dicht mogelijk bij huis ligt. Bovendien is het de bedoeling om de tervisielegging te benutten om eventuele kritische punten op het spoor te komen om daarmee de definitieve versie te verbeteren.

Als novum op landelijk niveau verkeert het MPE onvermijdelijk nog in de fase van experiment. Mede gelet op het voorgaande, betekent dit dat er tussen de tervisielegging en het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan nog de nodige inzichten verwerkt kunnen en moeten worden. Om dit mogelijk te maken, wordt het MPE hier dan ook in brede zin behandeld. In het vervolgstadium zal nog bekeken worden of met name de technische informatie uit de toelichting ingekort kan worden zonder de rechtszekerheid aan te tasten, die een bestemmingsplan primair dient te bieden.

'Missing link' tussen Wet RO, Woningwet en monumentenverordening

De gemeente Maastricht heeft op het gebied van stedenbouw en architectuur een naam te verliezen. Zoals men in de vigerende architectuur-, welstands- en monumentennota van 1998 al constateerde, staat de stad "niet alleen bekend om het hoge niveau van haar architectuur, maar ook om haar grote traditie op het terrein van het ruimtelijke kwaliteitsbeheer. Generaties lang heeft de stad geïnvesteerd in een duurzaam leefklimaat, in het behouden van haar rijke historische erfgoed, in de stadsvernieuwing, in de naoorlogse wijken en in het omringende landschap". Het erfgoed vormt hierbinnen geen statische component, maar een inspirerende trekker van ontwikkelingen: "de potenties en de wezenskenmerken van de plek ('genius loci')" worden door de gemeente bij grote ruimtelijke projecten ingezet om te voorkomen dat "er storende breuklijnen tussen oud en nieuw ontstaan. noot " Spelen hierbij zaken als cultureel besef, ambitie en identiteit een belangrijke rol, ook economisch neemt de stad door haar historische aanzien en eigentijdse levendigheid een hechte positie in. Dit vormt een waarde die in meer opzichten gekoesterd moet worden. Die zorg start op het niveau van de ruimtelijke ordening en het bouwen, waar het streven naar kruisbestuiving tussen oud en nieuw geleid heeft tot de ontwikkelingen van een nieuw regime voor het beheer van het onroerend cultuurgoed.

Beleidsdoelen – Om tot synergie tussen het ruimtelijk en cultuurhistorisch kwaliteitsbeheer te komen, heeft de gemeente voor een innovatieve methode gekozen, waarbij zij verschillende beleidsdoelen verenigt:

1.   een effectieve bescherming van het gemeentelijk hoogwaardig cultuurgoed;  
2.   een antwoord op de vraag van de politiek naar een gemeentelijke monumentenlijst;  
3.   de uitbreiding van het beschermd rijksgezicht dient planologisch ingekaderd te worden;  
4.   optimale harmonisatie van de bestaande wet- en regelgeving met zo min mogelijk nieuwe regels;  
5.   geen verzwaring van de lasten voor de burger door een extra vergunningenstelsel;  
6.   ruimtelijk kwaliteitsbeheer, waarbij het cultuurgoed ingezet wordt als vertrekpunt voor eigentijdse ontwikkelingen;  
7.   het anticiperen op de ontwikkelingsplanologie die met de Nota Ruimte en de nieuwe Wet RO in het verschiet ligt.  

Niet statisch, maar dynamisch – Om met de laatste punten te beginnen, de bescherming van onroerend erfgoed roept bij velen nog het beeld op van een openluchtmuseum, waar het historische beeld in een bevroren situatie voortbestaat. Deze mening heeft eigenlijk van meet af aan op een misverstand berust: constante jurisprudentie met betrekking tot de rijksbeschermde gezichten, op welke systematiek het MPE voortborduurt, geeft al aan dat de wetgever het bevriezen nooit als doel heeft gezien:

De vrees […]dat de aanwijzing beperkingen en belemmeringen voor de bevolking met zich zal brengen werd door de Kroon ongegrond geacht, omdat de aanwijzing er niet toe strekt de bestaande situatie te bevriezen. De Kroon heeft in dit verband reeds meerdere malen overwogen dat de aanwijzing bij de verdere ontwikkeling van het beschermd gezicht wel betekent dat de wenselijk of noodzakelijk geachte veranderingen slechts zo kunnen geschieden, dat aan het aspect van het geheel geen, althans zo weinig mogelijk, schade wordt toegebracht. noot

Deze visie op het inkaderen van veranderingen binnen het cultuurhistorisch grondpatroon kreeg met de rijksnota Belvedere nieuw leven ingeblazen: "Behoud door ontwikkeling" werd het motto. De gemeente heeft dit gedachtegoed tot uitgangspunt genomen van haar nieuwe monumentenbeleid. Vandaar dat het MPE niet afgestemd is op de traditionele toelatingsplanologie, maar inzet op ontwikkelingsplanologie. Bij de interpretatie van de voorschriften moet men dus niet uitgaan van een "Nee, tenzij", maar een "Ja, mits". Alleen op die manier kan in een dynamische stad de zorg voor het erfgoed op een realistische manier behartigd worden.

Harmonisatie regelgeving – Dit realisme zet ook de toon voor de opzet van het MPE. Hoewel in het verleden elders eerder pogingen zijn gedaan om monumentenzorg op gemeentelijk niveau binnen het bestemmingsplan een plaats te geven, stuitte dat op een aantal onoverkomelijke bezwaren. Het belangrijkste was, dat men het onroerend erfgoed als hoofdingrediënt van de ruimtelijke kwaliteit wel kon (en kan) inkaderen, maar dat het bestemmingsplan verder geen handvatten biedt voor het dagelijks beheer. Weliswaar heeft men hier lange tijd – en vaak onterecht – het aanlegvergunningenstelsel voor ingezet, maar als lex specialis biedt dat geen algemeen kader voor de afweging van cultuurhistorische belangen. Wel kan men het inzetten om specifiek omschreven handelingen als sloop, aantasting, rooien, vergraven et cetera te voorkomen. Aan dit ontbreken van een adequaat beheersinstrument kwam een einde met de introductie van het nieuwe, gebiedsgerichte welstandsbeleid in de herziene Woningwet (2003). Dit is er op gericht om bij het bouwen en verbouwen een nieuw hoofdstuk toe te voegen aan 'het verhaal van de plek'. Doordat de relatie tussen welstandsbeleid, Woningwet en bestemmingsplan wettelijk is vastgelegd, leek een hechte basis voorhanden om ruimtelijk en cultuurhistorisch kwaliteitsbeheer met elkaar te verenigen. noot

Koppeling monumentenverordening – Toch school er nog een adder onder het gras: dezelfde Woningwet die met het gebiedsgerichte welstandsbeleid de deur opent voor een effectieve koppeling met het bestemmingsplan, maakt ook een breder scala aan vergunningvrije bouwwerken mogelijk. Dat houdt in principe een bedreiging in voor het feitelijk beheer van hoogwaardig erfgoed, zoals bijvoorbeeld het dorpslint van Oud-Caberg. Wanneer te pas en te onpas dakkapellen, carports, schuurtjes, erfafscheidingen en wat dies meer zij, in een beschermenswaardige ambiance mogen worden gebouwd, dan boet de cultuurhistorische kwaliteit al snel aan betekenis in. Om deze lacune af te dekken is aansluiting gezocht bij de gemeentelijke monumentenverordening die via een regeling in de Woningwet een strenger welstandsbeleid mogelijk maakt: daar waar sprake is van vergunningvrije bouwwerken, vallen deze bij een gemeentelijk monument onder de categorie lichte bouwvergunningen, terwijl werkzaamheden die normaal een lichte bouwvergunning vergen opschuiven naar de reguliere vergunningplicht. noot Ondertussen blijft het aanlegvergunningenstelsel functioneren als poortwachter bij de meer rigoureuze ingrepen als het slopen, rooien of vergraven van cultuurgoed. Overigens betreft dat ook zaken als interieurs en gevelafwerking, waarop de Woningwet geen houvast biedt.

Aanvulling gereedschapskist – Doordat de klassieke monumentenzorg die exclusief op gebouwen was gericht, in het MPE op het terrein van de welstand komt te liggen, komt het accent bij de gebiedsgerichte welstandscriteria voor een belangrijk deel op de cultuurhistorische karakteristiek te liggen. In principe levert dat geen problemen op. Niet alleen speelt de huidige Welstandsnota van de gemeente Maastricht daar voorbeeldig op in, ook voorbeelden elders geven aan dat cultuurhistorie een werkbare grondslag is voor de formulering van welstandscriteria. De gemeente heeft echter nog een extra waarborg achter de hand: bij ieder bestemmingsplan dient in het kader van het MPE aan het begin van het traject een cultuurhistorisch basisonderzoek opgesteld te worden ter motivering van de plankaart en de beschrijving in hoofdlijnen met de beheer- en sturingskaart. Hierbij is gekozen voor een opzet, waarbij de afrondende hoofdstukken van het cultuurhistorisch basisonderzoek bestaan uit een beeldkwaliteitconcept met daarin een voorschot op de toekomstige (gebiedsgerichte) welstandscriteria. Zo kan de Welstandsnota bij tussentijdse evaluaties profiteren van voortschrijdend inzicht. Doordat het cultuurhistorisch basisonderzoek mede ter visie wordt gelegd, kunnen het voornoemde concept en de criteria vervolgens ingezet worden als beheersinstrument voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

Hoe wordt nu de schakel tussen monumentenverordening, welstandsbeleid en bestemmingsplan feitelijk gesmeed?

Aanpassing monumentenverordening

Begrip monument – Wanneer men regelingen in het leven roept die juridische consequenties hebben voor overheid en burger, dan is het van groot belang dat er duidelijkheid bestaat over de termen en begrippen die men hanteert. Vandaar dat we hier het woord monument nader preciseren. De Woningwet neemt in haar begrippenlijst van artikel 1 het woord monument niet op. Dat betekent dat volstaan moet worden met andere bronnen. Als eerste laten we de betekenis uit Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandse Taal volgen:

  1.   gedenkteken, gedenkzuil;  
  2.   overblijfsel van vroegere cultuur, kunst, nijverheid of wetenschap, bep. Uit een oogpunt van conservering.  

Het is van belang hier te benadrukken dat het begrip dus niet exclusief op gebouwen slaat. Dat blijkt ook uit de definitie die de Monumentenwet 1988 en de model monumentenverordening van de VNG hebben opgenomen. Aangezien deze gelijkluidend zijn, beperken we ons vanwege het gemeentelijke karakter tot het laatste:

  a.   monument:  
  1.   zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de
wetenschap of cultuurhistorische waarde;  
  2.   terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1; noot  

Gebruikelijk volgt na deze begripsbepaling de uitleg van "archeologisch monument"en "gemeentelijk beschermd monument". Wanneer men deze vanwege de integraliteit van het MPE in de aan te passen verordening samenvoegt, kan als volgt de relatie met het bestemmingsplan gelegd worden:

  b.   Maastrichts gemeentelijk beschermd monument:  
    onroerende monumenten, als hiervoor bedoeld sub a., waarvan de gronden en opstallen met de bestemming van Maastrichts erfgoed aangewezen zijn op de plankaarten en de beheer- en sturingskaarten van de bestemmingsplannen van de gemeente Maastricht, in de zin van artikel 10 lid 1en 2 van de Wet RO, juncto artikel 12 lid 1 sub c van het Besluit RO, waarbij per bestemmingsplan de verschillende gradaties in de bescherming worden vastgelegd. noot  

Dubbelbestemming – Met een dergelijke opzet heeft de gemeente Maastricht rudimentair al ervaring: men zou de hiervoor genoemde kaarten als een vertaalslag kunnen beschouwen van de kaart Ruimtelijke karakteristiek uit het bestemmingsplan Biesland-Campagne-Wolder (2000). Geënt op dat bestemmingsplan, wordt de verdere planologische bescherming analoog aan de "Dubbelbestemming Archeologisch Attentiegebied" geregeld via de "Dubbelbestemming Maastrichts erfgoed". In deze dubbelbestemming wordt – precies zoals het bestemmingsplan Biesland-Campagne-Wolder in de algemene bepalingen heeft opgenomen – een adviesmoment ingelast, waardoor de welstands/monumentencommissie bij concrete bouwplannen de gelegenheid krijgt om te toetsen of het plan al dan niet in strijd is met de bescherming van het Maastrichts erfgoed conform het "bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld" noot . Daarbij worden de plannen beoordeeld op grond van cultuurhistorisch onderbouwde welstandscriteria, terwijl de ingrepen in interieurs, gevelafwerking, bodemarchief en hoogwaardig groen getoetst worden voorafgaand aan de verlening van een aanlegvergunning. In beide gevallen vormt de beschrijving in hoofdlijnen het primaire toetsingskader.

Precedent door de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg – De gemeente Maastricht volgt hiermee een systeem dat op dit moment op rijksniveau een precedent heeft in het voorstel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, en wel in het bijzonder via de artikelen 38 tot en met 43. Ook op dit punt loopt het MPE volledig in de pas met de nieuwste inzichten op rijksniveau.

Opzet van en toelichting op de voorschriften van het bestemmingsplanregime

Voorschriften en coördinatieartikelen – De gemeente kan noch wil het de burger aandoen om op te veel verschillende plaatsen de regels te moeten zoeken van het MPE. Aangezien het bestemmingsplan het primaire stuk is, waar iedere burger zijn licht opsteekt wanneer hij bouwplannen heeft, zijn de algemeen verbindende voorwaarden van het MPE zoveel mogelijk in de bestemmingsvoorschriften ondergebracht. Daar waar dit niet mogelijk is, zoals bij het hiervoor behandelde artikel van de monumentenverordening, wordt daar in de onderhavige toelichting aandacht aan besteed. Wel krijgt dit een plaats in de begripsomschrijving van het bestemmingsplan.

Doordat bij het MPE de harmonisatie van de regelgeving centraal staat, moet met regelmaat verwezen worden naar andere wetgeving. De bestemmingsvoorschriften bestaan daardoor voor een deel uit coördinatieartikelen, hetgeen past in de filosofie van de afstemming op andere regelgeving die binnen de beschrijving in hoofdlijnen een belangrijke positie heeft. Het betreft vooral verwijzingen naar enkele andere bestemmingsplanartikelen, de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de gemeentelijke monumentenverordening, de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (die in feite een aanpassing is van de Monumentenwet 1988) en de Flora- en faunawet.

Toelichting op het regime

De toelichting wordt gestart met een uitleg van het kaartregime, waarna per voorschrift een uitleg volgt van artikel 13A met betrekking tot de dubbelbestemming Maastrichts erfgoed.

Het kaartregime

afbeelding "o105.jpg"   Bestemmingsplan-
kaart  
toont een vertaalslag van de beheer- en sturingskaart die deel uitmaakt van de beschrijving in hoofdlijnen:  
    afbeelding "o106.jpg"   de contourlijnen omgrenzen de gebieden en incidentele gebouwen die als Maastrichts erfgoed zijn bestemd  
    afbeelding "o107.jpg"   daarbinnen geldt de dubbelbestemming Maastrichts erfgoed  
    afbeelding "o108.jpg"   consequentie 1: behoud en versterking van de aanwezige waarden gaat voor vernieuwen en ontwikkelen  
    afbeelding "o109.jpg"   consequentie 2: vernieuwen en ontwikkelen gebeurt met respect voor de hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit.  

afbeelding "o110.jpg"   Beheer- en sturingskaart   vormt de vertaalslag van de waardenkaart vanuit het oogpunt van het praktisch beheer en de sturing van de ruimtelijke kwaliteit. Deze maakt deel uit van de Beschrijving in hoofdlijnen van de bestemmingsvoorschriften (lid 2). Binnen de contourlijnen op de bestemmingsplankaart staan de volgende zaken geregistreerd:  
    afbeelding "o111.jpg"   de dominante opstallen (in rood)  
    afbeelding "o112.jpg"   de beeldondersteunende/kenmerkende opstallen (in oranje)  
    afbeelding "o113.jpg"   de opstallen en gronden waarvan het beheer geregeld is onder de primaire bestemmingen (lichtgrijs met arcering). Deze primaire bestemmingen betreffen woongebied (artikel 5), agrarisch gebied (artikel 11) en groen- en watervoorzieningen (artikel 12).  
    afbeelding "o114.jpg"   de neutrale bebouwing (in lichtgrijs)  
    afbeelding "o115.jpg"   de archeologische attentiegebieden  
    afbeelding "o116.jpg"   de waardevolle groenelementen  
    afbeelding "o117.jpg"   de historische infrastructuur, de verkavelingspatronen en – indien aanwezig – het stedenbouwkundige ontwerp  
    afbeelding "o118.jpg"   de waardevolle cultuurhistorische elementen  
    Deze onderdelen vindt men in de legenda terug.  

afbeelding "o119.jpg"   Waardenkaarten   vormen een vertaalslag van de waardenstellingen uit het CHBO:  
    afbeelding "o120.jpg"   één kaart is gewijd aan het bodemarchief  
    afbeelding "o121.jpg"   één kaart is gewijd aan de bebouwing  
    afbeelding "o122.jpg"   één kaart is gewijd aan de structuur, het groen en de karakteristieke details  

Lid 1: bestemmingsomschrijving

Maastrichts erfgoed – Bij het erfgoed dat onder deze titel bestemd (beschermd) wordt, horen niet alleen de evidente materiële bestanddelen – opstallen, tuinen, weilanden, infrastructuur, straatmeubilair, et cetera – maar ook immateriële "aspecten" als bijvoorbeeld de stedenbouwkundige assen, de al dan niet bewust ontworpen zichtlijnen, de doorkijkjes en dergelijke. Hoewel geomorfologie strikt genomen geen cultuur, maar natuur is, is zij vaak voorwaardenscheppend voor het in cultuur brengen van gebieden. Als zodanig wordt ze in het MPE gerangschikt onder cultuurgoed. Deze niet limitatief bedoelde betekenis van cultureel erfgoed is opgenomen bij de begripsomschrijvingen.

De bescherming van het erfgoed wordt in feite geconstitueerd door de weigeringsgronden die geformuleerd zijn in artikel 44 van de Woningwet ten aanzien van het bestemmingsplan en het welstandsbeleid, in artikel 44 van de WRO ten aanzien van het aanlegvergunningenstelsel en artikel 8.1.6. van de Bouwverordening ten aanzien van sloop. Het praktische beheer wordt deels geregeld door de beschrijving in hoofdlijnen, deels door een aanlegvergunningenstelsel en deels door de koppeling aan artikel 1 van de monumentenverordening. Dankzij deze laatste manoeuvre is voor de dominante en beeldondersteunende/kenmerkende panden artikel 43 van de Woningwet van kracht. Dit betekent dat de vergunningvrije bouwwerken licht vergunningplichtig worden en de licht vergunningplichtige bouwwerken regulier vergunningplichtig worden. Het gevolg hiervan is dat meer ingrepen getoetst moeten worden aan de gebiedsgerichte welstandscriteria.

Lid 2: beschrijving in hoofdlijnen

Beschrijving in hoofdlijnen – Het bestemmingsplan hanteert het instrument van de beschrijving in hoofdlijnen dat is geïntroduceerd in het Besluit Wro 1985. Zoals vermeld, heeft dit zowel een toetsingsfunctie, een uitvoeringsfunctie als een afstemmingsfunctie (lid 2 sub II).

Om overlappingen te vermijden en omdat bestemmingsvoorschriften zich moeilijk lenen tot beschouwend proza en kaartmateriaal is er voor gekozen in de voorschriften te volstaan met verwijzingen naar de toelichting, waarbij de volgende onderverdeling is aangehouden:

afbeelding "o126.jpg"   toetsingskader   paragraaf 'Karakteristiek en perspectief' (vormt de feitelijke 'beschrijving in hoofdlijnen')  
    de beheer- en sturingskaart  
    het CHBO  
afbeelding "o125.jpg"   afstemming   onderhavige paragraaf met de toelichting op het MPE  
afbeelding "o123.jpg"   uitvoeringsaspecten   aanpassing monumentenverordening noot  
    evaluatie en bijstelling van de gebiedsgerichte welstandscriteria aan de hand van de voorzet uit het CHBO  

De paragraaf 'Karakteristiek en perspectief' in het voornoemde hoofdstuk van de toelichting behelst een karakteristiek van de drie deelgebieden Oud-Caberg, Malberg en de Donkenbuurt die gekoppeld is aan de beheer- en sturingskaart en de richtlijnen voor toekomstig beheer, versterking en ontwikkeling. Hiermee ligt het primaire toetsingskader voor bouwvergunningen en vrijstellingsaanvragen vast. Bij de toetsmiddelen in lid 5 zijn overigens ook het CHBO en, indien aanwezig, het projectonderzoek opgenomen.

Los van de voornoemde verwijzingen staan in de beschrijving in hoofdlijnen (lid 2 sub III onder a en c) bij de voorschiften wel de algemene spelregels vermeld die voor de bestemming Maastrichts erfgoed opgaan:

afbeelding "o127.jpg"   behoud gaat voor vernieuwen of ontwikkelen  
afbeelding "o128.jpg"   vernieuwen of ontwikkelen dient plaats te vinden binnen de cultuurhistorische randvoorwaarden  
afbeelding "o129.jpg"   op aanverwante wijze gaat bij archeologie conform het Verdrag van Valletta behoud in situ voor behoud ex situ (door opgravingen).  

Gradaties in de bescherming – In de beschrijving in hoofdlijnen (lid 2 sub III onder c) zijn de gradaties in de bestemming casu quo de bescherming nader omschreven: interventies bij het hoogst gewaardeerde erfgoed zal men op meer punten af moeten stemmen op de bestaande waarden, dan bij de lagere echelons. Bij het onderhavige bestemmingsplangebied leidt dat tot de volgende gradaties:

afbeelding "o130.jpg"  

Qua aantallen zijn er verhoudingsgewijs vooral panden die beschermd worden door de combinatie van welstandbeleid en de primaire bestemming woongebied. Op de tweede plaats komen de neutrale panden (alleen welstandbeleid), vervolgens de dominante panden en tenslotte – het minst in aantal – de kenmerkende panden. Voor alle nieuwbouwplannen binnen de contouren geldt dat zij ontwikkeld moeten worden vanuit de cultuurhistorische karakteristiek.

Wat betekent dit concreet:

afbeelding "o131.jpg"  

Bij het kleurenschema moet benadrukt worden dat bij dominant en kenmerkend een breder scala aan ingrepen cultuurhistorisch getoetst moet worden dan bij de overige categorieën. Bij primaire bestemmingen ligt de nadruk op beheer, bij neutraal zijn nieuwe ontwikkelingen een optie en soms zelfs gewenst. Slechts de top van de 'piramide' wordt dus zwaar beschermd, terwijl voor het gros van de bebouwing in de stad een basiskwaliteit wordt bereikt via het reguliere welstandsbeleid. noot Het verschil tussen de bescherming door primaire bestemmingen enerzijds en neutraal anderzijds is gelegen in de omvang en de structuur die in het eerste geval ook bij sloop leidend blijven. Dit betekent dus niet dat sloop tegen iedere prijs vermeden moet worden, maar dat er hogere eisen aan nieuwbouw worden gesteld, waarbij, in de lijn van het hiervoor gestelde, uitvoering gegeven kan worden aan het tweelinggebod: 'Behoud gaat voor vernieuwen/ontwikkelen', en 'Vernieuwen/ontwikkelen dient plaats te vinden binnen de cultuurhistorische randvoorwaarden'.

Bescherming door welstandstoezicht – De bescherming die het reguliere gebiedsgerichte welstandstoezicht biedt is bepaald niet onder de maat. Zelfs ten aanzien van zaken die niet vergunningplichtig zijn, zoals schilderen en de vrijgestelde bouwwerken, geldt immers dat zij volgens de Woningwet niet tot een situatie mogen leiden die "in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstands" noot . Wanneer dat wel het geval is kan de gemeente repressief optreden door achteraf te gelasten dat de betreffende ingrepen ongedaan worden gemaakt. Omdat dit een zeer zwaar middel is, wordt algemeen geadviseerd om vooraf te informeren of men met zijn plannen een dergelijk risico loopt. Hierbij gaat het overigens niet alleen om het bouwwerk op zichzelf, maar ook om de relatie "met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan" noot . De gemeente beschikt dus over mogelijkheden om ter bescherming van het relatief minder hoog gewaardeerde erfgoed een pro-actief beleid te ontwikkelen binnen de reguliere kaders van de Woningwet, waardoor aan het landelijke streven naar basiskwaliteit recht wordt gedaan. noot

Interieur en een "goede ruimtelijke ordening" – Bij dominante panden strekt de bestemming van Maastrichts erfgoed zich ook uit tot het interieur (lid 2 sub III onder c). Of men dit kan beschermen via het bestemmingsplan dient beoordeeld te worden in het kader van "een goede ruimtelijke ordening" die sinds 1965 als het belangrijkste uitgangspunt van het bestemmingsplan geldt. Bij respectievelijk het goedkeuren en het verlenen van vrijstelling van het bestemmingsplan mogen GS strijd met een 'goede ruimtelijke ordening als weigeringsgrond hanteren (artikel 15 lid 2 WRO).

Zoals hiervoor reeds kort aangestipt, is het belang dat de gemeente hecht aan beheer, behoud en ontwikkeling van cultureel erfgoed niet alleen cultureel bepaald, maar ook sociaal en economisch. In de jaren '90 heeft onderzoek immers al uitgewezen dat de historische binnenstad van Maastricht een economische aanjager van formaat is. Authenticiteit is daarbij een belangrijke kwaliteit, die door de organische samenhang van binnen en buiten zich ook tot het interieur van een monumentaal pand uitstrekt. Zo lang interne werkzaamheden consequenties hebben voor het exterieur, vallen deze per definitie onder de bestemmingsplanvoorschriften met betrekking tot de dominante panden. Dit dient dan ook bij bouwaanvragen zorgvuldig getoetst te worden.

Bezien vanuit een 'goede ruimtelijke ordening' spelen daarnaast argumenten die een integrale afweging van bouwplannen met betrekking tot het interieur nodig maken. Wat daarbij van belang is, is dat de gemeente beleid voorbereidt, waarbij faciliteiten aan monumenteneigenaren gekoppeld kan worden aan de bereidheid bij bepaalde gelegenheden het betreffende pand voor publiek open te stellen. Daarnaast zoekt de gemeente naar mogelijkheden om de instandhouding van Maastrichts erfgoed te helpen financieren. In pro-actieve zin heeft dit geleid tot een vrijstellingsvoorschrift, waarbij eigenaren van dominante panden planologisch meer bewegingsvrijheid krijgen om zelf dergelijke middelen te genereren. noot Alleen door een gezamenlijke inspanning kan immers de verantwoordelijkheid voor het voortbestaan van dit erfgoed genomen worden. Dat aan dit soort mogelijkheden behoefte bestaat', is gebleken bij een onderzoek uit 2002-2003 van het Limburgs Bureau voor Toerisme naar de mogelijkheid van bed and breakfast bij Limburgse kastelen en buitenplaatsen. De subsidieregeling die de provincie hiervoor in het leven had willen roepen, stierf een vroegtijdige dood, doordat bleek dat dit in verreweg de meeste gevallen planologisch niet mogelijk was. Ook met deze regeling vormt het MPE binnen de Nederlandse monumentenzorg een unicum.

De vrijstellingsregeling vraagt wel om voorzieningen in het kader van het MPE. Men kan dit vergelijken met detailhandel die, hoe extensief deze binnen een bestemmingsplangebied ook plaatsvindt, daarin wel geregeld moet worden. Hoewel het bij detailhandel gaat om een bestemming die binnen plaatsvindt, heeft deze consequenties voor de 'goede ruimtelijke ordening' die immers toeziet op zaken als infrastructuur, parkeermogelijkheden, spreiding van functies, et cetera. Op overeenkomstige wijze wordt vanuit dit standpunt gesteld dat de voornoemde vrijstellingsregeling vraagt om voorschriften met betrekking tot het cultureel erfgoed binnen de muren van het dominante pand. Vandaar dat hier een aanlegvergunningenstelsel aan verbonden is.

Om het beheer hiervan in de hand te houden en geen ongewenste bureaucratie in het leven te roepen, kan dit aspect telkens per ingediende aanvraag beoordeeld worden. Bij een aanvraag om een bouwvergunning voor een dominant pand zal de ambtenaar er dan ook alert op moeten zijn dat mogelijk ook nog een aanlegvergunning nodig is. Standaard dienen aanvragen voorzien te worden van informatie op grond waarvan de bestaande toestand beoordeeld kan worden. Een set foto's van het interieur kan al volstaan als indicatie om te bepalen of interne waarden verloren gaan. Mocht daar twijfel over bestaan dan kan, mede op grond van de voorschriften, altijd om nader onderzoek gevraagd worden.

Voor zover zich thans laat aanzien, heeft alleen de kerk van Oud-Caberg binnen het huidige bestemmingsplan een waardevol interieur. Het is echter zeer waarschijnlijk dat de historische boerderijen over tenminste een hoogwaardig 'bouwhistorisch archief' beschikken.

Interieur: onroerend door bestemming – Om tot een goede definitie van het interieur als onderdeel van het erfgoed te komen is het nodig vast te stellen dat het de positie heeft van onroerend goed. Wanneer het gaat om onderdelen van het casco, zoals trap, ramen, kelders en dakstoelen lijdt dat geen twijfel. Moeilijker ligt het bij zaken die ogenschijnlijk roerend zijn. Analoog aan hetgeen bij rijksmonumenten het geval is, kunnen in principe alle elementen en aspecten van het interieur die "onroerend door bestemming" zijn, als Maastrichts erfgoed getypeerd worden. Algemeen hanteert men de stelling dat onder meer orgels, altaren, beelden, kerkbanken, preekstoel en kandelaars in religieuze gebouwen, of schoorsteenmantels, stucwerk, tegeltableaus, de kleurafwerking, betengeling en lambriseringen in woonhuizen "aard- en nagelvast" zijn: zij zijn krachtens hun aard en bestemming verbonden met de onroerende zaak en maken dus op historisch-organische wijze deel uit van het Maastrichts erfgoed. In het oude Burgerlijk Wetboek werden roerende zaken als deze "onroerend door bestemming"genoemd. In het Nieuw Burgerlijk Wetboek is dit begrip verder uitgewerkt. Tegenwoordig geldt dat "al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, bestanddeel van die zaak" is (boek 3, artikel 4 lid 1). De wetgever stelt voorts dat een zaak "die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt, dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken, […] bestanddeel van de hoofdzaak" wordt (boek 3, artikel 4 lid 2).

Wanneer het dus om onroerende zaken als dominante opstallen gaat, kan een inrichting, mits zij voldoet aan het gestelde in dit artikel, als onroerend worden bestempeld. Daarbij is de vraag cruciaal of op het moment dat men een in het geding zijnde inrichting losmaakt van zijn architectonische 'huls', er sprake is van "een beschadiging van betekenis". Betekenis is hier niet bedoeld als omvang, maar aard, karakteristiek. Vandaar dat bij de begripsomschrijving wordt vastgehouden aan het ingeburgerde begrip "onroerend door bestemming". noot

Rijksbescherming – De rijksmonumenten en rijksbeschermde dorpsgezichten zijn uitgezonderd van gemeentelijke bescherming, omdat dat dubbelop zou zijn. De Monumentenwet 1988 kent immers voor rijksmonumenten een vrij zwaar vergunningenstelsel en voor rijksbeschermde gezichten een aparte sloopvergunning. Deze uitsluiting voorkomt bovendien dat de rijksmonumenten bij een toekomstig subsidiestelsel een te zware wissel trekken op de beschikbare gemeentelijke budgetten. Vanwege de afstemmingsfunctie van de beschrijving in hoofdlijnen (lid 2 sub II onder c), in welk bestemmingsplanvoorschrift naar de onderhavige paragraaf wordt verwezen, zijn de rijksmonumenten wel geregistreerd op de beheer- en sturingskaart, en wel in paars. In dit verband verdient het nog vermelding dat bij ingrepen in, aan en bij rijksmonumenten een verplichte advisering geldt door de welstands/monumentencommissie.

Het MPE voldoet overigens volledig aan het vereiste in de Monumentenwet 1988 dat in het bestemmingsplan de nadere bescherming van het rijksbeschermd gezicht dient plaats te vinden. Het kan dan ook in de toekomst ingezet worden voor de planologische inbedding van het beschermd gezicht van Maastricht.

Beschermde groenelementen en -structuren – De groenelementen en -structuren binnen het bestemmingsplan zijn op twee manieren beschermd:

afbeelding "o132.jpg"   als waardevolle groenelementen op de beheers- en sturingskaart  
afbeelding "o133.jpg"   via de primaire bestemmingen:  
  - agrarisch gebied (artikel 11)  
  - en groen- en watervoorzieningen (artikel 12)  

Deze bescherming wordt geboden, doordat in het agrarisch gebied niet gebouwd mag worden en doordat bij de groen- en watervoorzieningen, waartoe het gros van het publieke groen van Malberg behoort, het bouwen is beperkt tot "openbare, nuts- en verkeers- en speelvoorzieningen" (lid 12.2.1.a).

Hoewel dit enigermate afbreuk doet aan de integraliteit van artikel 13A met betrekking tot de bestemming Maastrichts erfgoed, doet het optimaal recht aan de integraliteit van de bestemmingsplanvoorschriften in hun totaal, doordat overlappingen in de bescherming worden vermeden. Op dit punt valt een parallel te trekken met de categorie panden die beschermd zijn krachtens de primaire bestemming 'woongebied' in Malberg.

Lid 3 en 4: bouwvoorschriften en aanlegvergunning

Toets – De primaire toets van de voorgenomen werkzaamheden in relatie tot de bestemming Maastrichts erfgoed vindt plaats in het kader van respectievelijk artikel 44 lid 1 sub c en d juncto lid 2 juncto artikel 12 e.v. (welstandsadvies) van de Woningwet, artikel 44 lid 1 sub a van de Wet RO en/of artikel 8.1.6. lid e van de gemeentelijke bouwverordening (sloopvergunning). Deze artikelen bevatten in de weigeringsgronden een bepaling die het mogelijk maakt om de aangevraagde vergunning op grond van strijd met het bestemmingsplan te weigeren.

In het geval van de bouwvergunning wordt deze strijd indirect getoetst via het welstandsadvies, doordat de welstandscriteria afgestemd zijn op de cultuurhistorische karakteristiek. In de toekomst zal dat in versterkte mate het geval zijn, doordat de resultaten van het CHBO betrokken zullen worden bij de tussentijdse evaluaties van de welstandsnota. Bovendien moeten bouwaanvragen getoetst worden aan de Beschrijving in hoofdlijnen.

Bij de aanlegvergunning (en via deze de sloopvergunning ingevolge de bouwverordening) vindt een meer directe toetsing plaats, doordat deze "ter handhaving en ter bescherming van een verwerkelijkte bestemming" als het Maastrichts erfgoed dient. Vandaar dat er in dit bestemmingsplan voor gekozen is die onderdelen van voorgenomen plannen die buiten de werking van de Woningwet vallen, aanlegvergunningplichtig te maken, inclusief de interieurs en de gevelafwerking.

Voor dit laatste is gekozen, omdat het hier om een schemergebied van welstand gaat. Kleur is formeel nog altijd geen welstandsbegrip, terwijl gevelreiniging niet bouwvergunningplichtig is. Hoewel dit aspecten van ondergeschikt belang lijken, hebben ze in de praktijk een vergaande invloed op de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Bij deze schemerzones moet de gemeente over een instrument beschikken om in ieder geval op basis van gebruik in strijd met het bestemmingsplan te kunnen ageren.

Nadere voorschriften – Hoewel dit formeel niet opgenomen behoeft te worden in de planvoorschriften, is toch de standaardclausule toegevoegd dat de vergunning aan voorwaarden kan worden verbonden. Dit is gedaan bij wijze van anticipatie op de wijziging van de Monumentenwet 1988 in de vorm van artikelen die gangbaar gepresenteerd worden als Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Door deze bepaling expressis verbis te vermelden voldoet het bestemmingsplan in de nabije toekomst ook aan deze regelgeving.

Op overeenkomstige wijze geldt dit voor de Flora- en faunawet en wel in het bijzonder met betrekking tot de mitigerende maatregelen die in bepaalde gevallen ten behoeve van dier- en platsoorten getroffen moeten worden om ontwikkelingen ten uitvoer te kunnen brengen.

Ten aanzien van de nadere voorschriften die aan een vergunning verbonden kunnen worden, bestaat op dit moment de nodige discussie. In een onderzoek dat Royal Haskoning in opdracht van de ROB noot heeft verricht, wordt niet ten onrechte gesteld dat het verbinden van voorwaarden aan de bouwvergunning of de vrijstelling van de bestemmingsplanvoorschriften ten behoeve van – in casu – het verantwoord vrijleggen van het bodemarchief voorafgaand aan bouwwerkzaamheden en de transformatie van de bodemvondsten van in situ naar ex situ tenminste zou moeten leiden tot de aanpassing of het buiten werking stellen van artikel 56 van de Woningwet en artikel 15, derde lid, eerste volzin, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. noot

In beide gevallen gaat het er om dat aan een vrijstelling of bouwvergunning slechts voorwaarden mogen worden verbonden ter bescherming van de belangen, ten behoeve waarvan respectievelijk de bepalingen in het bestemmingsplan zijn opgenomen, dan wel de voorschriften strekken krachtens welke de vergunning wordt verleend en waaraan het bouwwerk, waarop de aanvraag betrekking heeft, moet voldoen. Ook hierin laat het specialiteitenbeginsel zich gelden. Vandaar dat deze beperking formeel ook opgaat voor de aanlegvergunning, waar ze in artikel 44 lid 2 van de WRO staat omschreven.

Bij de aanlegvergunning lijkt het probleem echter non-existent, doordat hierbij de "bescherming van de belangen ten behoeve waarvan de bepalingen strekken krachtens welke de vergunning wordt verleend" samenvallen met het doel van het bestemmingsplan, in casu de bescherming van Maastrichts erfgoed.

Doordat in het Maastrichtse regime in de doelomschrijving ook de ontwikkeling vanuit de cultuurhistorische randvoorwaarden is opgenomen, doet het probleem met de vrijstelling zich op dit punt evenmin voor. Dat wordt nog eens extra benadrukt door dit aspect in de vrijstellingen een eigen positie te geven. In de modellen van Royal Haskoning houdt de vrijstelling echter direct een afwijking in van de bestemmingsomschrijving van archeologisch beschermd attentiegebied. Opnieuw benadrukt dat het belang van de integrale bestemming Maastrichts erfgoed.

Op aanverwante wijze gaat dit op voor de bouwvergunning. In Maastricht staat, zoals gezegd, behoud, versterking én ontwikkeling centraal. Met name dit laatste begrip houdt steeds een belangenafweging in die in principe tot schade van het cultuurgoed in situ zou kunnen leiden. Indien die belangenafweging ten voordele van het voorgenomen bouwplan uitvalt, zal de gemeente door het stellen van voorschriften aan de vergunning het betreffende erfgoed optimaal veilig stellen, of dit nu het bodemarchief betreft, hoogwaardig groen of een gebouw. De bestemmingsvoorschriften strekken immers tot integraal behoud van de tot de gronden behorende objecten en structuren. De aanvraag van een bouw- of een aanlegvergunning die tot vernietiging van bijvoorbeeld het bodemarchief leidt, zal daardoor in strijd zijn met het bestemmingsplan en dus tot weigering moeten leiden. Alleen door in de afweging het accent op ontwikkeling te leggen en behoud ex situals vereiste te stellen, vermijdt men strijd met het bestemmingsplan.

Men kan de vraag of bepalingen ten behoeve van het bodemonderzoek opgenomen mogen worden, aanvullend oplossen door te beargumenteren dat opgravingen in zo'n geval tot een bijzondere vorm van grondverzet en voorbereidende funderingswerkzaamheden gerekend kunnen worden, die wel degelijk onderwerp kunnen en mogen zijn van nadere voorschriften in de vergunning. Die relatie dient dan wel in de tekst van de vergunning tot haar recht te komen, zodat er een duidelijke en kenbare motivering ligt. Voorop staat uiteraard dat ook bij behoud door ontwikkeling, behouden voor vernieuwen gaat. In de belangenafweging rond de vergunningverlening dient ook dit zorgvuldig tot uitdrukking gebracht te worden.

Mocht deze Prinzipienreiterei in de praktijk nog altijd op problemen stuiten, dan zou men in de monumentenverordening een bepaling kunnen opnemen over wat er moet gebeuren met archeologische bodemvondsten, zodra zij niet meer in situ zijn en dus formeel niet meer onder de werking van het bestemmingsplan vallen.

Adviesfunctie welstands/monumentencommissie – De introductie van de welstands/monumentencommissie als adviesorgaan vindt steun in de volgende deels wettelijke, deels planologische regelingen:

afbeelding "o134.jpg"   Artikel 44 lid 1 sub d juncto in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a van de Woningwet  
afbeelding "o135.jpg"   Artikel 40 van de door de Raad van State goedgekeurde wijziging van de Monumentenwet 1988 (Wet op de Archeologische Monumentenzorg)  
afbeelding "o136.jpg"   Artikel 3 lid 6 sub d van het bestemmingsplan Campagne-Biesland-Wolder (2000) dat als onherroepelijk bestemmingsplan precedentwerking heeft.  

De welstands/monumentencommissie zou met een ecoloog uitgebreid kunnen worden ter beoordeling van de natuurhistorische aspecten van cultuurhistorie en de vereisten ingevolge de Flora- en faunawet. Aan de mitigerende maatregelen ingevolge de Flora- en faunawet kunnen welstandsaspecten kleven. De ervaring elders heeft bovendien geleerd dat deze verstrekkende gevolgen kunnen hebben voor de aanwezige cultuurhistorische waarden.

In de routeplanner is met behulp van twee schema's aangegeven hoe de procedure van aanvraag tot toetsing en besluit werkt.

Lid 5: voorbereidend projectonderzoek

Toetsmiddelen – Algemeen dient de beschrijving in hoofdlijnen als toetsingskader. In dit bestemmingsplan worden echter ook het CHBO en – indien aanwezig – het projectonderzoek als toetsmiddel opgevoerd. Het basisonderzoek bevat verschillende uitgangspunten voor het concrete beheer van het erfgoed, zoals de waardenstelling, het beeldkwaliteitconcept met daarin de potentiële gebiedsgerichte welstandscriteria. Aangezien het basisonderzoek met het bestemmingsplan ter visie wordt gelegd, kunnen de betreffende toetsmiddelen formeel ingezet worden.

Nader onderzoek – Hoewel in principe voorafgaand aan ieder bestemmingsplan een cultuurhistorisch basisonderzoek dient plaats te vinden, betekent dit niet dat dat voldoende is voor de uitvoering van elk concreet project. Afhankelijk van de aard en de omvang van de ingrepen, kan het zijn dat nader onderzoek nodig is. Dat geldt niet alleen voor bijvoorbeeld de herbestemming van een complex (boerderij, kerk), maar ook voor ingrepen binnen het archeologisch attentiegebied. Dat geldt te meer, omdat men hier geen afzonderlijk verkennend onderzoek heeft laten verrichten, maar de bevindingen ten aanzien van het Lanakerveld vanwege de geomorfologische eenheid met Oud-Caberg heeft geëxtrapoleerd.

Om dit projectgebonden onderzoek mogelijk te maken is er voor gekozen om analoog aan de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (conform artikel 39) in de bestemmingsplanvoorschriften een extra bepaling op te nemen. Om een beeld te krijgen van de procedure is een routeplanner opgenomen in schema III. noot

In verreweg de meeste gevallen zal het cultuurhistorisch basisonderzoek, met het daaraan gekoppelde beeldkwaliteitconcept, zowel de initiatiefnemer, het adviesorgaan als het bestuursorgaan voldoende informatie bieden voor ontwikkeling enerzijds en beoordeling anderzijds. Op dit moment wordt nog bekeken of het nodig is om in de monumentenverordening een bepaling op te nemen dat vóórafgaand aan het opstellen van een bestemmingsplan een cultuurhistorisch basisonderzoek dient plaats te vinden.

Het is de bedoeling dat het projectonderzoek zo wordt ingericht dat het desgewenst tevens kan dienen als projectplan in de zin van de Flora- en faunawet. De gemeente overweegt om het CHBO in de toekomst te koppelen aan een flora- en faunaonderzoek, omdat, zoals aangegeven natuurhistorische waarden vrijwel altijd een cultuurhistorische component hebben.

Overige bestemmingsplanbepalingen (artikel 1, artikel 17 en artikel 18)

Begripsomschrijvingen – In de begripsomschrijvingen zijn de verschillende aan het MPE gelieerde begrippen opgenomen. Daarbij verdient het aandacht dat het begrip Maastrichts erfgoed pas volledig werkzaam wordt na aanpassing van de Monumentenverordening. noot

De meeste begrippen zijn in de voorgaande toelichting op het MPE al aan de orde geweest.

Algemene bepalingen – Het belang dat Maastricht hecht aan haar erfgoed dient ook tot uitdrukking gebracht te worden in de algemene bepalingen. Er wordt een extra item aan artikel 17 lid 3 toegevoegd om aan te geven dat strijdig gebruik met nadruk verboden is bij de dubbelbestemming Maastrichts erfgoed.

Vrijstelling ten koste van behoud – Voornoemd belang vergt bovendien dat aan de vrijstellingsregeling (artikel 18) met betrekking tot de dubbelbestemming Maastrichts erfgoed aandacht wordt besteed. Aangezien het beleid steeds gericht is op beheer, behoud én ontwikkeling, en behoud voor vernieuwen gaat, kan deze beperkt blijven tot de bepaling dat mochten B&W zich genoodzaakt voelen ontwikkelingen toe te laten die ten koste gaan van behoud, deze slechts om zwaarwegende redenen én binnen de cultuurhistorische randvoorwaarden dienen plaats te vinden. Het vereiste van ontwikkeling blijft dan gerespecteerd.

Vrijstelling met het oog op afwijkend gebruik – De vrijstelling die afwijkend gebruik van Maastrichts erfgoed mogelijk maakt ten behoeve van het genereren van middelen voor de instandhouding, is reeds toegelicht bij het interieur.

7.2 Cultuurhistorische onderbouwing met kaarttoelichting

Om cultureel erfgoed via het bestemmingsplan te beschermen, dient een onderbouwing opgesteld te worden die resulteert in een waardenstelling en een waardenkaart. Deze waardenkaart is in het kader van de praktische beheerskant van het MPE vertaald in een beheer- en sturingskaart waarvan vervolgens de hoofdlijnen als erfgoedcontour in de bestemmingsplankaart zijn vastgelegd. De beheer- en sturingskaart zelf heeft een formele status doordat zij deel uitmaakt van de beschrijving in hoofdlijnen, waardoor zij als toetsmiddel ingezet kan worden.

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe de onderbouwing door middel van het cultuurhistorisch basisonderzoek (CHBO) is opgezet en tot welke inhoudelijke resultaten dat heeft geleid. Uitgaande van het CHBO is een paragraaf 'Karakteristiek en perspectief' geschreven waarnaar in de beschrijving in hoofdlijnen van de bestemmingsvoorschriften wordt verwezen. Dit hoofdstuk eindigt met een overzicht van de waardenkaarten en de beheer- en sturingskaart.

Het cultuurhistorisch basisonderzoek (CHBO)

Zoals in de toelichting op het MPE is aangegeven, bestaat de onderbouwing van de positieve bestemming van de opstallen en gronden binnen het bestemmingsplangebied uit het cultuurhistorisch basisonderzoek (CHBO). Dit is als volgt opgebouwd:

Cultuurhistorisch basisonderzoek (CHBO)  
afbeelding "o137.jpg"   Verhaal van de plek  
  Hierin worden de verschillende verhaallijnen uit het verleden van het projectgebied in cultuurhistorisch perspectief geplaatst.

Dit onderdeel vormt de basis van:
 
afbeelding "o138.jpg"   Waardenstelling  
  De waardenstelling vormt de kurk waarop de bescherming via het bestemmingsplan drijft. Zij vormt het uitgangspunt van de beheer- en sturingskaart die als onderdeel van de beschrijving in hoofdlijnen de status heeft van bestemmingsvoorschrift. Vandaar dat de opzet hier kort wordt toegelicht:  
  -   Aan de hand van de criteria uit de monumentenverordening en de gangbare subcriteria en aandachtspunten die landelijk worden toegepast, worden de verschillende materiële en immateriële kwaliteiten geobjectiveerd. Op deze criteria komen we hierna terug.  
  -   In de waardenstelling worden de conclusies uit het inhoudelijk onderzoek thematisch verwerkt en van een score voorzien. Deze thema's bestaan primair uit de hoofdcriteria die de gemeente Maastricht in het kader van het MPE hanteert. Deze sluiten aan op hetgeen men landelijk algemeen vanuit het oogpunt van monumentenzorg toetst, zoals blijkt uit de Monumentenwet 1988. Hierbij moet benadrukt worden dat de zorg voor monumenten in de gemeente Maastricht niet beperkt blijft tot objecten, maar dat het om beheer, behoud én ontwikkeling gaat van 'monumenten' of 'herinneringstekens' in de breedste zin van het woord. Dat wil zeggen dat het beleid zich richt op onroerend cultuurgoed inclusief zaken als historisch groen, verkavelingspatronen en bodemarchief. Hoewel de geomorfologie strikt genomen niet behoort tot cultuurgoed, maar wel nagenoeg steeds voorwaardenscheppend is geweest voor ruimtelijke ontwikkelingen, wordt ook dit aspect in de waardenstelling meegenomen.  
  -   Bij de hoofdcriteria is verder zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Monumentenwet 1988 om er voor te zorgen dat een uniform afwegingsbeleid wordt uitgevoerd ten aanzien van erfgoed en Rijksmonumenten. Dat bevordert op termijn de efficiëntie in het beheer. Vanwege de rol van het Verdrag van Valletta zijn deze aangevuld met een aparte rubriek "betekenis voor het bodemarchief":  

  1.
Ruimtelijke samenhang/structuur

2.
Schoonheid

3.
Betekenis voor de wetenschap

4.
Cultuurhistorische waarde

5.
Betekenis voor het bodemarchief  

  -   Bij het verifiëren hiervan worden verschillende subcriteria gehanteerd, waaronder in ieder geval geomorfologie en typologie. Daarnaast worden ook andere verfijningscriteria toegepast om de uiteenlopende kwaliteiten van het complex te specificeren. Hierbij wordt onder meer gebruik gemaakt van de criteria van het MSP, waaronder architectuurhistorische waarden, ensemblewaarden, gaafheid/herkenbaarheid en zeldzaamheid.  
  -   Apart daarvan hanteert de gemeente binnen het MPE specifieke subcriteria als "stadshistorische betekenis" oftewel "geheugenwaarde", die in de matrix onder "cultuurhistorische waarde" is gerangschikt.  
  -   De score wordt aangegeven door middel van de tekens ++, +, +/- en ter objectivering van de waarden. Een enkele keer is de n voor neutraal toegevoegd. Overlappingen doen zich (vanzelfsprekend) voor. Dat wil zeggen dat een bepaalde kwaliteit die esthetisch hoog scoort, tegelijkertijd van cultuurhistorisch belang kan zijn en zo voorts. In de waardenstelling zijn deze 'dubbelscores' via verwijzingen genoteerd.  
  -   Voor het onderhavige bestemmingsplangebied zijn twee waardenstellingen gemaakt: in de ene staat Oud-Caberg centraal, waarbij tevens de geomorfologische opbouw, het bodemarchief en de cartografische waarden zijn betrokken. De andere is gewijd aan Malberg. De tussenliggende Donkenbuurt is in beide waardenstellingen vertegenwoordigd, ook al maakt deze formeel deel uit van Oud-Caberg.  

afbeelding "o139.jpg"   Het bodemarchief  
  Aan het bodemarchief wordt steevast een apart hoofdstuk gewijd. Hierin worden in ieder geval de kaartprojecties opgenomen van de huidige situatie op een of meer historische ondergronden om aan te geven, waar in ieder geval rekening mee gehouden moet worden. Als nieuw element zijn bij dit bestemmingsplangebied ook projecties van hoogtelijnen opgenomen om een beeld te geven van het grondverzet bij de nieuw aangelegde wijken.

In het onderhavige geval heeft de gemeente geen afzonderlijk archeologisch verkennend onderzoek laten verrichten vanwege de fysieke, geomorfologische samenhang met het Lanakerveld: ter bepaling van de omvang van het attentiegebied was het voldoende de aldaar opgedane ervaringen te extrapoleren.
 
afbeelding "o140.jpg"   De inventarisatie in spreadsheets en database  
  De opstallen zijn systematisch geïnventariseerd en gecategoriseerd via spreadsheets die weer omgezet zijn in een database. noot De inventarisatie is zo opgezet dat hieruit het beeldkwaliteitconcept en de gebiedsgerichte welstandscriteria afgeleid kunnen worden.

In de toekomst is het de bedoeling om ook het groen en de karakteristieke details in het spreadsheet en de database op te nemen.  

Waardenstelling en res novae

Zoals hiervoor is aangegeven, vormt de waardenstelling de basis voor de aanwijzing van het hoogwaardige erfgoed op de bestemmingsplankaart. We laten hier de hoofdconclusies volgen, waarbij de Donkenbuurt is geïntegreerd in die van Malberg. Vooraf wordt een overzicht geboden van de res novae die uit het CHBO naar voren zijn gekomen. Samen met de reeds bekende gegevens ten aanzien van het historische profiel van de deelgebieden zijn deze verwerkt in de waardenstellingen en de karakteristiek.

De vertaalslag van de waardenstellingen via de waardenkaarten naar de uiteindelijke selectie van Maastrichts erfgoed en de registratie daarvan op de beheer- en sturingskaart is gemotiveerd in paragraaf 3.2.5.

Res novae

Uit het CHBO zijn de volgende res novae (nieuwe zaken) naar voren gekomen:

  Oud-Caberg  
  door de kaartprojecties is duidelijk geworden hoe gaaf de onderliggende structuur van het dorpslint behouden is gebleven. Met name de projectie van de huidige kadastrale configuratie op de kadastrale minuutkaart van 1812 geeft aan dat op een groot aantal locaties in Oud-Caberg de patronen naadloos samenvallen.  
  door de kaartprojecties is nagenoeg de exacte positie van het bodemarchief vastgesteld, voor zover het verdwenen hoeves betreft (enige toleranties zijn aan de orde).  

afbeelding "o142.jpg"  

  Projectie van huidige kadastrale onderlegger op de minuutkaart. Bij de aanleg van de nieuwe wijken heeft geen afstemming plaatsgevonden op de bestaande perceelgrenzen. Wel zijn de hoogtelijnen en een deel van de historische infrastructuur als spelverdeler gebruikt.  
   
  voor zover thans bekend is Oud-Caberg het enige Zuid-Limburgse dorpslint waarvan de bebouwing dwars op de kam van het (Wan)dal is opgericht. Elders in het heuvelland liggen de bebouwingslinten parallel aan het (droog)dal. Dit tekent de ouderdom van de Van Akenweg die de ruimtelijke spelverdeler van Oud-Caberg vormt.  
  in zijn huidige vorm toont Oud-Caberg wat betreft de oudste bebouwing een grotendeels achttiende-eeuws aanzien, waarvan het dorpse karakter door een bewuste architectuur een wat stadse allure kreeg.  
  zoals ook elders nabij de vestingwerken van de stad naar voren is gekomen, vormt Maastricht een bijzondere variant op het thema 'En de boer hij ploegde voort': hoewel de boeren in het buitengebied met grote regelmaat te maken kregen met krijgsgeweld, ploegde men voort, desnoods tussen de bastions en slagvelden door.  
  hoewel vandaag de dag daar niets meer van getuigt, was Oud-Caberg in vroegere tijden een wijndorp. De benaming Moletteplein verwijst niet zomaar naar een locale druivensoort uit het verleden.  
  de kapel in het Zouwdal vormt door de beschadiging als observatiepost in de Eerste Wereldoorlog één van de weinige Nederlandse fysieke getuigenissen van de krijgshandelingen over de grens op het 'slagveld van Europa'.  

  Malberg  
  de wijk Malberg blijkt als helft van 'dubbelstad Groot Maastricht' de parel in de kroon te zijn van de naoorlogse uitbreidingscampagne onder leiding van hoofddirecteur Openbare Werken drs J.J.J. van de Venne en stadsarchitect Frans Dingemans.  

afbeelding "o143.jpg"  

  Drs J.J.J. van de Venne tijdens zijn toespraak bij gelegenheid van de opening van het buurthuis van Malberg  
   
  Malberg getuigt van het streven van Van de Venne naar de "regeneratie van de stad", waarbij het saneren van krotwijken en de restauratie van historisch Maastricht hand in hand ging met de opzet van nieuwe, schone wijken en het oplossen van zowel het volkshuisvestingsvraagstuk als de heropvoeding van de "onmaatschappelijken" en "achterblijvers".  
  anders dan algemeen wordt aangenomen is Malberg niet als tabula rasa op die plek aan de westrand van Maastricht verschenen. Hoewel grondverzet nodig bleek, heeft men destijds het bestaande reliëf optimaal gehandhaafd en als ruimtelijk belevingsaspect in de wijk geïntegreerd.  
  nauw samenhangend met het voorgaande, heeft men in Malberg afgezien van een sterke stedenbouwkundige structurering door middel van openbaar groen. Bezien door de gebruikelijke stedenbouwkundige bril wordt de wijk dan ook als 'bloot' en 'kaal' ervaren. Op die manier is Openbare Werken er echter in geslaagd het open en glooiende terrein waarop Malberg tot stand kwam binnen de wijk beleefbaar te houden. Het 'doorspoelen met groen', zoals Van der Venne het typeerde, was geen uiting van stedenbouwkundige armoede, maar van een bewuste landschappelijke setting die tot in de plantsoenachtige inbedding van de patiowoningen doorzet.  
  Malberg getuigt van de kracht van de negentiende-eeuwse opvatting dat volkswoningbouw een instrument vormt voor de sociale verheffing van het volk.  

  De Donkenbuurt  
  de Donkenbuurt is illustratief voor de wijze waarop in de jaren '70 een nieuwe wijk bij een historisch dorpslint werd ontworpen. Dit blijkt met name door vergelijking met de structuur van Malberg: hoewel hierbij verrassend rekening werd gehouden met het landschap, is dat als ideaalbeeld van een moderne wijk op het "maagdelijke agrarische gebied" geprojecteerd. Daartegenover zien we hoe bij de Donkenbuurt het stedenbouwkundige plan zich voegt naar het dorpslint: doordat het dwars op de hoogtelijnen gelegen is, bepaalde dat het stramien van het weefsel van de Donkenbuurt.  
  bij de Donkenbuurt blijkt het groen niet zozeer ingezet te zijn om het landschap in de wijk toe te laten als wel om een zachte overgang naar het historische lint te bewerkstelligen.  
  de kwaliteit van de bebouwing van de Donkenbuurt haalt vergeleken met Malberg een middenpositie tussen de top van de hiërarchie in de vorm van de patiowoningen en de daaronder gelegen niveaus van 'gewone' eengezinswoningen en de wijken voor de 'achterblijvers'. Door materiaalgebruik en compositie is hier extra cachet aan gegeven.  

Samenvatting van de waardenstelling van Oud-Caberg

       
1.   Ruimtelijke samenhang/structuur   Het dorpslint van Oud-Caberg met zijn agrarische bebouwing, holle wegen, huisweiden, verkavelingspatronen en geomorfologische ondergrond is zeer gaaf behouden gebleven. Deels is de Van Akenweg hier de ruimtelijke spelverdeler geweest, deels de praktische logistiek van een boerenbedrijf in vroegere tijden.   ++  
2.   Schoonheid   Het gebied met zijn bebouwing en groen getuigt van een schilderachtige schoonheid, waar boerenesthetica en stadse elementen hand in hand gaan. Door de ligging in het heuvelland met zijn vue op het buitengebied is de belevingswaarde hoog.   ++  
3.   Betekenis voor de wetenschap   Typologisch zijn de (infra)structuur, de bebouwing en het groen karakteristiek voor dit soort dorpslinten, waarbij als bijzonderheid geldt dat dit een uitzondering vormt op de regel dat nederzettingen in het heuvelland evenwijdig aan het dal worden opgezet.   +  
4.   Cultuurhistorische/ stadshistorische waarde   Zowel op agrarisch-historisch gebied, kerkhistorisch, als in het kader van de belegeringen van Maastricht, vertegenwoordigt het gebied een hoge waarde.   +  
5.   Betekenis voor het bodemarchief   Als geomorfologisch onderdeel van het Lanakerveld is de archeologische verwachting hoog tot zeer hoog.   ++  

Samenvatting van de waardenstelling van Malberg en de Donkenbuurt

Samengevat aan de hand van de vijf hoofdcriteria resulteert de inhoudelijke waardenstelling, ondanks enkele minpunten, in de volgende score:  
1.   Ruimtelijke samenhang/ structuur   Bij Malberg is sprake van één groot ensemble met een zeer evenwichtige opbouw en verdeling van functies en bewoners. Het gebied vormt als de helft van de "dubbelstad" een deel van het "Groot Maastricht" op welk doel het in vorm en functie duidelijk is afgestemd.
Zeer bijzonder is de wijze waarop het reliëf van het landschap het stedenbouwkundige ontwerp van Van der Wusten heeft gedicteerd. Samenhangend daarmee is de wijk 'doorspoeld met groen' om slechts een van de metabolisch geladen watermetaforen te gebruiken.  
++  
    De structuur van de Donkenbuurt valt op door de wijze waarop zij zich langs het oude dorpslint van Oud-Caberg vleit en dit aan de noordzijde afrondt. Het afstemmen op het dorpslint werd gecombineerd met het volgen van de hoogtelijnen in de straten die uitlopen op de Van Akenweg.   +  
2.   Schoonheid   Uitgaande van de oorspronkelijke opzet van uniformiteit, maar niet eentonigheid, met goede en gezonde woonmogelijkheden en als nadere uitwerking van het Nieuwe Bouwen consequent doorgevoerd, is de schoonheid duidelijk aanwezig. Evenwichtigheid is het sleutelwoord in deze: proportionele maatvoering in bouwhoogten (geen extremen) en rood in groen ingebed. Hier en daar zijn er architectonische uitschieters zoals de bebouwing aan de Malbergsingel en de patiowoningen. De stedenbouwkundige opzet heeft esthetische kwaliteiten vanwege de evenwichtige verdeling van huizen, groen en wegen.   +  
    De Donkenbuurt vormt een karakteristieke wijk uit de jaren'70, waarbij uniformiteit en kwaliteit van de bebouwing hand in hand gaan.    
3.   Betekenis voor de wetenschap   De woonwijk was (ook) na de oorlog een sociologisch instrument. De wijken verschaffen een goed inzicht in de visie van toen op dit gebied. Typologische kwaliteiten zitten in het voortzetten van de tuinstadgedachte van circa 1900 en de doelbewuste differentiatie binnen de verschillende soorten gebouwen, waarmee in Malberg een duidelijke hiërarchie tot uitdrukking werd gebracht.   +  
4.   Cultuurhistorische waarde   Voor cultuurhistorische begrippen gaat het om weliswaar jonge wijken, maar nu al kan gezegd worden dat het projectgebied een grote betekenis heeft vanwege de achterliggende totaalvisie, waarbij het element van regeneratie van de stad opvalt.   ++  
5.   Betekenis voor het bodemarchief   Onder de niet onderzochte greens, groene bufferzones en delen van de sportterreinen kan zich een zelfde gelaagdheid voordoen als in de Lanakerveld.   +  

De resultaten van deze waardenstellingen zijn verdisconteerd in de waardenkaarten die hierna volgen.

afbeelding "o145.jpg"  
Oud-Caberg: projectie van de kaart van de belegering van Maurits van Saksen 1748 op de kadastrale minuutkaart van 1822: voor een deel zijn de boerderijen na die veldslag herbouwd.  

Waardenkaarten

Aan het CHBO zijn, zoals gezegd, drie waardenkaarten gekoppeld:

1.   de kaart met de archeologische verwachtingen  
2.   de waardenkaart met de bebouwing  
3.   de waardenkaart met het groen, de ruimtelijke assen, zichtlijnen en doorkijkjes en de karakteristieke details  

In dit verband dient het volgende benadrukt te worden:

  de waardenkaarten hebben in principe een signaalfunctie. Dat wil zeggen dat ze het resultaat zijn van een puur inhoudelijke beoordeling van de waarden. Pas na een beleidsmatige vertaalslag krijgt datgene dat ook formeel planologisch beschermd gaat worden een plaats op de beheer- en sturingskaart.  
  de groene component heeft in het kader van het CHBO geen aparte ecologische, c.q. plantkundige waardering gekregen. Maastricht beschikt niet over een groenlijst met soortaanduidingen. Bij het groen is dus uitsluitend gekeken naar de cultuurhistorische en/of ruimtelijke betekenis van de verschillende elementen. Doordat de vereiste informatie ontbrak kleven hier enige toleranties aan die inherent zijn aan het karakter van een pilot.  
  de voor planologisch bescherming genomineerde panden van Oud-Caberg staan in het CHBO na de waardenstelling op een aparte lijst vermeld. Nogmaals moet benadrukt worden dat het genomineerd zijn op zich niet betekent dat het betreffende pand automatisch beschermd gaat worden. Dat is afhankelijk van de besluitvorming door de gemeente Maastricht waarvan de uitkomst kenbaar wordt gemaakt via de beheer- en sturingskaart die in het bestemmingsplan is opgenomen en deel uitmaakt van de voorschriften. Daar komen we in de volgende paragraaf op terug.  
  anders dan bij Oud-Caberg volgt op de waardenstelling van Malberg in het CHBO geen pandenlijst sec, maar worden blokken en incidentele panden per kwadrant gegroepeerd. Bij de blokken is telkens één van de hoofdwegen binnen Malberg ter bepaling van de ligging aangeduid.  
  aangezien de Donkenbuurt vrijwel integraal als kenmerkend is opgenomen, worden hier na de waardenstelling in het CHBO alleen de typen vermeld en als inbreiding op de rand van Malberg en de Donkenbuurt het complex van Theo Teeken.  

Een en ander wordt gereflecteerd door de drie waardenkaarten:

Indicatieve kaart bodemarchief met hoogtelijnenprojectie

Waardenkaart van de bebouwing

Waardenkaart van het groen en de karakteristieke details

De selectie van Maastricht in de beheer- en sturingskaart: de panden, het groen en de karakteristieke details

Pandenlijsten – Met behulp van het CHBO en de waardenkaarten is een vertaalslag gemaakt naar de beheer- en sturingskaart. Bij de toelichting op het bestemmingsplanvoorschrift is uitgelegd dat hierbij sprake is van vier categorieën panden:

afbeelding "o146.jpg"  

Om tot een definitieve selectie te komen heeft de gemeente Maastricht het volgende overwogen:

  zijn er van de panden op de waardenkaart andere en betere voorbeelden te vinden in Maastricht?  
  kan bij bepaalde panden volstaan worden met een bescherming op stedenbouwkundig en structuurniveau via de primaire bestemming 'woongebied'?  
  wat dient na uitsluiting van deze vragen beschermd te worden op objectniveau?  

Het resultaat van deze afweging is als volgt geworden:

  in Oud-Caberg zijn enkele panden van dominant kenmerkend geworden en enkele kenmerkende panden tegen de achtergrond van het gehele historische pandenbestand in Maastricht te licht bevonden.  
  in Malberg worden geen dominante panden aangewezen, omdat het merendeel daarvan – de patiowoningen – via de primaire bestemming 'woongebied' beschermd kan worden.  
  bovendien staat vast dat er interessantere patiowoningen binnen het historische pandenbestand in Maastricht voorhanden zijn.  
  om dezelfde redenen worden ook de galerijflats van Piet Dingemans langs de Malbergsingel via de primaire bestemming 'woongebied' beschermd.  
  noch van de plankostenwoningen voor achterblijvers, noch die van de daaropvolgende categorie eengezinswoningen wordt een blok aangewezen, omdat hier de reguliere welstand voldoende bescherming biedt.  
  bovendien kan op dit moment niet vastgesteld worden dat dit type woningen in Malberg een hogere waarde heeft dan elders in vergelijkbare wijken van Maastricht.  
  de kerk van Malberg wordt als kenmerkend aangewezen, omdat het interieur in relatie tot de overige Maastrichtse kerkelijke architectuur van die tijd geen meerwaarde bezit.  
  tenslotte wordt wel de verwarmingstoren van de wijkverwarming van het blok eengezinswoningen (hoogte van Arkebusruwe 44 en 46) als kenmerkend beschermd.  
  voor het integrale woningenbestand in de Donkenbuurt geldt hetzelfde als hiervoor ten aanzien van de plankostenwoningen is opgemerkt.  
  de blauwe gemarkeerde panden uit de waardenkaart van de bebouwing, waarvoor het inmiddels vastgestelde beeldkwaliteitplan voor Malberg leidend is, zijn op de beheer- en sturingskaart wit (transparant) weergegeven. noot Ten aanzien hiervan heeft de gemeenteraad overwogen: "Het cultuurhistorisch basisonderzoek over Malberg van het Bureau Res nova, heeft de kennis en het begrip van de ontstaansgeschiedenis van de wijk bevorderd en heeft bijgedragen aan een zorgvuldige doch duurzame herinterpretatie van de stedenbouwkundige structuur van de wijk. Dit document is bovendien inspiratiebron geweest voor de ruimtelijke en architectonische vernieuwing die wordt voorgesteld in dit beeldkwaliteitplan voor Malberg". noot  

Dominante en beeldondersteunende panden (in donkerrood en respectievelijk oranje) en rijksmonumenten (in paars) in Oud-Caberg op de beheer- en sturingskaart

Adres   Huisnrs.   Toelichting  
Dominant:      
Postbaan   19   Woonhuis, onderdeel van gesloten carréhoeve (XIXA)  
Postbaan   21   onderdeel van gesloten carréhoeve (XIXA)  
Van Akenweg   61   pastorie (XIXB)  
Van Akenweg   63   Heilige Hart van Jezuskerk (1877 en 1936)  
Van Akenweg   Bij 83   Spijker voor graanopslag op perceel MTT, sectie L, nr. 3032  
Kenmerkend:      
Postbaan   15a   onderdeel van carréhoeve Postbaan 17 (XIXA)  
Postbaan   17   woonhuis, onderdeel van gesloten carréhoeve (XIXA)  
Postbaan   39   gesloten carréhoeve (XVIII)  
Postbaan   50, 54   woonhuis (XVIIA)  
Postbaan   58   gesloten carréhoeve (1901)  
Van Akenweg   21   woonhuis (XVIIA), maakt onderdeel uit van Postbaan 50, 54  
Van Akenweg   95   woonhuis (1936)  
Rijksmonument:      
Van Akenweg   83, 85   gesloten carréhoeve (XVIIB en XIXA)  
Van Akenweg   101   gesloten carréhoeve; rechterdeel verdwenen en
'nieuwe' versie aangebouwd die dienst doet als appartementencomplex. Neutraal wat betreft de 'nieuwe' vleugels voor de hoeve (Van Akenweg 103) (XVIIIB)  
Van Akenweg   107   gesloten carréhoeve, verbouwd tot appartementen (XVIIIB)  

Dominante en beeldondersteunende panden (in donkerrood en respectievelijk oranje) en rijksmonumenten (in paars) in het plangebied Lanakerveld

Adres   Huisnrs   Toelichting  
Dominant:      
Postbaan   8   gesloten carréhoeve (1805)  
Postbaan   10   hoeve (1935)  
Van Akenweg   74   naoorlogse boerderij (1956)  
Van Akenweg   90   eclectisch woonhuis (XIXB)  
Van Akenweg   96, 96a   gesloten carréhoeve (XVIIIB)  
Kenmerkend:      
Postbaan   40   kleine boerderij (XXA)  
Van Akenweg   64   voormalige kleine boerderij (XIXB)  
Rijksmonument:      
Van Akenweg   80-82   gesloten carréhoeve (1892)  
Van Akenweg   84-86   Tisiushoeve: gesloten carréhoeve (XVIIIA en XXA)  
     

Beeldondersteunende panden in Malberg op de beheer- en sturingskaart

Kwadrant   Blok/straat   Toelichting  
Oost   Dukaatplein   Kerk van de vier Evangelisten  
West   Tussen de Arkebusruwe en het Vendelplein ter hoogte van Arkebusruwe 44 en 46   toren van wijkverwarmingsinstallatie  

Panden uit Malberg beschermd via 'primaire bestemmingen' op de beheer- en sturingskaart

Kwadrant   Blok/straat   Toelichting  
Noord   vier langgerekte blokken aan de Laathofruwe   patiowoningen Gerard Snelder  
     
Oost   vijf langgerekte blokken aan de Schellingruwe   patiowoningen Gerard Snelder  
  negen geschakelde blokken aan de Malbergsingel   galerijflats van Piet Dingemans  
     
Zuid   twee langgerekte en driemaal twee korte blokken aan de Schepelruwe   patiowoningen Gerard Snelder  
     
West   tweemaal vier geschakelde blokken aan de Floretruwe   patiowoningen van Gerard Snelder  

Waardevol groen – Voor het groen is voor een overeenkomstige oplossing gekozen als bij de panden. Zoals bij de toelichting op de bestemmingsplanvoorschriften is uitgelegd, worden de groenelementen en -structuren op twee manieren beschermd:

afbeelding "o147.jpg"   als waardevolle groenelementen op de beheers- en sturingskaart (artikel 13A)  
afbeelding "o148.jpg"   via de primaire bestemmingen:  
  - agrarisch gebied (artikel 11)  
  - en groen- en watervoorzieningen (artikel 12)  

Omdat de bescherming onder alledrie de voorschriften gelijkwaardig is, is de selectie hiervan niet bepaald door kwaliteitsoverwegingen, maar door de planologische systematiek: alleen die groenelementen die niet of onvoldoende konden worden beschermd door middel van de primaire bestemmingen hebben een specifieke plaats op de beheer- en sturingskaart gekregen. Dit betekent:

afbeelding "o149.jpg"   de huisweiden en akkers bij de boerderijen van Oud-Caberg zijn beschermd als agrarisch gebied.  
afbeelding "o150.jpg"   de akkers en weiden ten noorden van het noordelijke kwadrant van Malberg (in het Zouwdal) zijn eveneens beschermd als agrarisch gebied.  
afbeelding "o151.jpg"   de greens en groene kamers van Malberg zijn beschermd als groen- en watervoorzieningen.  
afbeelding "o152.jpg"   de hagen, boomgaarden en het overige bijzondere groen van Oud-Caberg is beschermd als waardevolle groenelementen op de beheers- en sturingskaart  
afbeelding "o153.jpg"   de onderliggende verkavelingspatronen in Oud-Caberg zijn beschermd als onderdeel van de contour Maastrichts erfgoed.  
afbeelding "o154.jpg"   met de overige groenelementen waarmee de wijk wordt doorspoeld en de oorspronkelijke hagen in Malberg wordt rekening gehouden via de richtlijnen in de beschrijving in hoofdlijnen.  

Karakteristieke details – De karakteristieke details uit de waardenkaart van Oud-Caberg zijn op de beheer- en sturingskaart geselecteerd als waardevolle cultuurhistorische elementen. Ten aanzien van Malberg worden geen karakteristieke details beschermd, omdat deze niet zodanig kwetsbaar van karakter zijn dat voor een dergelijk zwaar instrument gekozen behoeft te worden. Het voortbestaan daarvan wordt voldoende afgedekt door de richtlijnen in de Beschrijving in hoofdlijnen.

Overige aspecten – Immateriële zaken als zichtlijnen en doorkijkjes behoeven niet op de beheer- en sturingskaart te worden geregistreerd, doordat deze in de beschrijving in hoofdlijnen zijn opgenomen als aspecten waarmee men bij eventuele bouwplannen rekening moet houden. Deze signaalfunctie ervan is verzekerd door ze af te beelden op de waardenkaart met het groen en de karakteristieke details.

Een en ander heeft tot volgende beheer- en sturingskaart geleid:

Beheer- en sturingskaart (met aanpalende deel Lanakerveld)

Karakteristiek en perspectief (beschrijving in hoofdlijnen)

De karakteristiek en het perspectief van de deelgebieden Oud-Caberg, Malberg en de Donkenbuurt geven niet alleen de praktische bevindingen uit het onderzoek aan met richtlijnen voor beheer, versterking en ontwikkeling, maar vormen tevens de tekst van de beschrijving van hoofdlijnen. Om herhalingen te voorkomen wordt in het betreffende bestemmingsvoorschrift naar de onderhavige paragraaf verwezen.

  Karakteristiek Oud-Caberg  
  Het dorpslint Oud-Caberg is ondanks de naoorlogse inbreidingen gaaf behouden gebleven. Talloze karakteristieke panden, structuren, groenelementen en bijzondere details bepalen vandaag de dag de hoge ruimtelijke kwaliteit van het vroegere dorp:  
   
  Lintstructuur – Opmerkelijk genoeg heeft de lintbebouwing zich niet parallel aan een beekdal ontwikkeld, zoals gebruikelijk, maar juist haaks op het beekdal. Dit komt doordat de Van Akenweg de primaire ruimtelijke spelverdeler was. Dit is tot de dag van vandaag, met name ter hoogte van het Moletteplein in het straatbeeld zichtbaar: hier vormt de Van Akenweg waar deze het Wandal doorkruist, een holle weg.  

afbeelding "o156.jpg"  
Holle Van Akenweg ter hoogte van het Moletteplein.  
   
  Infrastructuur – De historische infrastructuur behelst behalve holle wegen, stoeploze straten die voor een deel nog aanwezig zijn. Daarnaast bestaat het wegennet rond Maastricht uit een radiaal uitwaaierend net met verschillende dwarsverbindingen. Deze spinnenwebstructuur is elders grotendeels verdwenen, maar rond Oud-Caberg nog in hoge mate gaaf. Een weg valt samen met de vroegere waterloop van (inmiddels) het droogdal van de Zouw.  
   
  Bestrating – Oorspronkelijk kende de infrastructuur van Zuid-Limburgse dorpjes 'de betegelde stoep' niet. De wegen waren voorzien van beklinkerde molsgoten aan weerszijden van het tracé die voor de afwatering zorgden. Deze goten gaven het 'berijdbaar' deel van de weg aan. Tussen de molsgoten en huizen was de veilige zone voor voetgangers mocht er verkeer door de straat komen. Voor sommige huizen was wel een beklinkerd stoepje aanwezig maar meer als kleine opstap.  
  Verkavelingspatroon – Het bestaande verkavelingspatroon van de percelen, waaronder de huisweiden, de boomgaarden en de omhaagde landbouwgronden, is vrijwel identiek met dat van de kadastrale minuutkaart van 1822.  

afbeelding "o157.jpg"  

  Bebouwing – De bebouwing aan de Van Akenweg is duidelijk in twee groepen te verdelen:  
  -   ten zuiden van de kerk bestaat het bebouwingsbeeld uit een diversiteit van gebouwen uit diverse perioden uit de twintigste eeuw. Dit gebied heeft lange tijd gediend als landbouwgrond. In de jaren dertig werden hier de eerste woonhuizen gebouwd.  
  -   ten noorden van de kerk wordt de straat gekenmerkt door haar open karakter en landelijke uitstraling. De bebouwing bestaat voornamelijk uit grote, monumentale boerderijen met daaromheen huisweiden met boomgaarden. Wat betreft de oudste panden overheerst een grotendeels achttiende-eeuws aanzien, waarvan het dorpse karakter door een bewuste architectuur een wat stadse allure kreeg.  
  -   de bebouwing aan de Postbaan is een samenkomen van eeuwenoude hoeven en twintigste-eeuwse woonhuizen.  

afbeelding "o159.jpg"   afbeelding "o160.jpg"  
Van Akenweg 90. Het eerste 'woonhuis' in Oud-Caberg.   Van Akenweg 25, 27. Twee voorbeelden van jaren dertig bebouwing, inclusief voortuin.  

  -   naast de stadse uitstraling van de woondelen van een aantal van de hoeven verschijnen vanaf het eind van de negentiende eeuw ook gebouwen in het straatbeeld van Caberg die geen enkele agrarische functie vervullen. Het vroegste en fraaiste voorbeeld van een dergelijk gebouw is Van Akenweg 90. Deze woning, met haar baksteenpolychromie en baksteendecoraties luidde een nieuw tijdperk in in het boerendorp.  
  -   een belangrijke rol in de uitstraling van een dorp spelen de Einzelgänger. Daartoe behoren in ieder geval de panden waarvan er binnen een dorp algemeen maar één aanwezig is. Door hun functie hebben deze meestal een bijzondere uitstraling tussen de 'gewone' bebouwing en vormen zij een blikvanger, zoals de kerk.  

  Landschap en groene bufferzone – Bezien vanaf de kam van het Wandal opent zich een weids landschap gekarakteriseerd door holle wegen, hagen, restanten van hoogstamboomgaarden en contouren van hoeven. Doordat het landelijke karakter van het Lanakerveld wordt voortgezet binnen de bebouwingsstructuur van het dorp, door middel van huisweiden en haagstructuren als perceelafscheiding, was de overgang van het landschap naar het dorp diffuus. Dit betekende niet dat er geen afbakening was van een dorp. De haagstructuren vormden immers een duidelijke scheidslijn en hoogstamboomgaarden fungeerden als buffer. Deze afbakening had echter de zelfde landelijke uitstraling als het omliggende gebied waardoor een vloeiende overgang ontstond. Dit aspect is bij de aanleg van de Donkenbuurt gerespecteerd, waardoor in die richting de zachte, groene buffer behouden bleef. Ondanks latere inbreidingen in het dorpslint, waarbij een deel van de huisweiden verdwenen is, is er een aantal doorkijkjes tussen de bebouwing door naar het open landschap.  

afbeelding "o161.jpg"  
Belangrijk voor de authentieke uitstraling van het noordelijk deel van de Van Akenweg is het ontbreken van de stoep.  

  Historisch groen en erfafscheidingen – Anders dan in onze tijd bestond de erfbeplanting tot en met de eerste helft van de twintigste eeuw uit een sobere, betrekkelijk soortenarme, maar vooral voor de mens nuttige verzameling boomsoorten, struiken, moestuingewassen en kruiden. Siertuinen waren in de negentiende eeuw een onbekend fenomeen bij agrarische en kleinburgerlijke bebouwing. Het grondgebruik nabij de diverse bebouwingsconcentraties richtte zich op moestuinen, huisweiden, hoogstamfruitbomen en hagen als perceelsbegrenzing. Naast fruitbomen waren er natuurlijk ook diverse andere loofbomen. Zo waren in de negentiende en de eerste helft van de twintigste eeuw knotessen algemeen in het Heuvelland en werd bijvoorbeeld de vlier veelvuldig toegepast als insectenwerende struik bij bakhuisjes. De haagstructuren bestonden veelal uit beuk-, meidoorn-, hulst- en buxushagen. Stekelig en makkelijk snoeibaar hout overheerste, zodat passerend vee buiten het erf werd gehouden.  
   
  Water – Zowel naast de Van Akenweg 96 als achter de Van Akenweg 80 bevinden zich twee eeuwenoude dorpspoelen. Beide zijn opgedroogd, reden waarom men laatstgenoemde onlangs opnieuw heeft aangelegd.  

afbeelding "o164.jpg"  
Uitzicht op de huisweiden tussen Van Akenweg 74 en 80.  

  Karakteristieke elementen – Zoals de meeste Zuid-Limburgse dorpen kent Oud-Caberg een groot aantal bijzondere details in de vorm van wegkruisen, kruisen, kapelletjes, beeldnissen, stootstenen, ijzeren hekjes en hekpijlers, bakhuisjes en zelfs een spijker voor graanopslag.  
   
  Richtlijnen voor beheer, versterking en ontwikkeling van Oud-Caberg  
  Bij toekomstige ingrepen in de ruimtelijke structuur moet men de bestaande situatie zoveel mogelijk respecteren, c.q. handhaven.  
   
  Het eeuwenoude verkavelingspatroon handhaven en gebruiken als uitgangspunt bij eventuele bebouwing en parcellering en de rooilijn daarbij respecteren.  
   
  De ruimtelijke structuur van het noordelijk deel van de Van Akenweg, bestaande uit grote hoeven en huisweiden niet opvullen, maar het agrarische karakter dat hier aanwezig is juist benadrukken.  
   
  Bijzondere ontwikkeling van lintbebouwing haaks op Wandal zichtbaar laten.
 
  Bij toekomstige bouw inspiratie putten uit de aanwezige architectuur. De typologie van de carréhoeve leent zich bijvoorbeeld uitstekend voor appartementenbouw. Bij de aanbouw aan de hoeve Van Akenweg 103 is men uitgegaan van deze typologie. Dit moet op een verantwoorde manier gebeuren, waarbij de noodzakelijke aandacht wordt besteed aan detaillering en afwerking. Dit wil niet zeggen dat er historiserend te werk moet worden gegaan, maar dat de typologie puur als uitgangspunt dient.  
   
  Het kleurenpalet en materiaalgebruik aanpassen aan de 'boerenesthetica'. Dat wil zeggen gebruik maken van donkerrode baksteen, al dan niet witgesausd en aansluitende dakbedekking. Algemeen wordt geadviseerd aardse tinten toe te passen en synthetische kleuren en materiaal te voorkomen.  

afbeelding "o165.jpg"  
Van Akenweg 83, Leen van Pietersheim. De Schauseite van de hoeve heeft een opmerkelijk stadse uitstraling.  

  Bij nieuwbouw kijken of functie en ontwerp zich lenen tot een vormgeving als Einzelgänger.  
   
  Om het karakter van de eeuwenoude Van Akenweg te bewaren is het noodzakelijk deze niet als doorgaande weg te gebruiken. Het bochtige verloop, het ontbreken van stoepen op het noordelijk deel van de weg, de holle weg ter hoogte van het Moletteplein en even buiten de stadsgrenzen bepalen voor een groot deel het aanzien van de straat. Verbreding zou ten kosten gaan van het landelijke karakter.  
   
  Het verloop van de veldwegen moet, waar mogelijk, in tact blijven. Zij maken deel uit van de historische spinnenwebstructuur van wegen rondom de stad en zijn in sommige gevallen meer dan duizend jaar oud.  
   
  De zachte overgang van stadswijk, via historisch dorp naar platteland optimaal bewaren door onder meer af te zien van harde straatelementen als stoepen.
 
  Het landschap vanaf de Van Akenweg optimaal beleefbaar houden. Een 'scherm' van bebouwing parallel aan de Van Akenweg is hierdoor af te raden.  
   
  Zorgen dat de aanwezige doorkijkjes zoveel mogelijk hun 'functie' van landschapsbeleving behouden.  
   
  Bij het aanplanten van nieuw groen en aanbrengen van erfafscheidingen aansluiten bij de oude soorten van de hagen en boomgaarden.  
   
  Met nieuw groen inspelen op het oude karakter van Oud-Caberg als wijndorp (de Molettedruif)  

afbeelding "o166.jpg"   afbeelding "o167.jpg"  
Christusbeeldje Postbaan 50.     Mariabeeldje Van Akenweg 84.  

  Huisweiden intact laten, overgaan tot opnieuw aanplanten hoogstamfruitbomen (is al in gang gezet), hagen in stand houden en prikkeldraad vervangen door hagen.  
   
  Het functioneren van de dorpspoelen bewaken en herstellen.  
   
  De karakteristieke details als kruisen, beeldnisjes, bakhuisjes, gevelstenen, et cetera moeten met zorg gehandhaafd worden en kunnen als uitgangspunt dienen voor hedendaagse toevoegingen in dit genre.  

afbeelding "o170.jpg"   afbeelding "o171.jpg"  
Spijker of graanopslag op het erf van Van Akenweg 83.     Bakhuisje op het erf van Van Akenweg 107.  

  Karakteristiek van Malberg  
  De waarde van Malberg is vooral gelegen in de bijzondere opzet en uitvoering van deze naoorlogse wijk. Hoewel de stedenbouw en volkshuisvesting uit de jaren zestig pas zeer recent onderwerp van wetenschappelijk onderzoek is geworden, valt op dit moment goed te overzien dat het ontwerp van grote locale betekenis is. Bij de beschrijving van de karakteristiek zijn die onderdelen buiten beschouwing gelaten, die worden geherstructureerd onder invloed van de afwegingen in het kader van het BKP en vanwege het belang van hedendaagse volkshuisvesting. Om Malberg als hoogwaardig ensemble te beschrijven, vormen deze, zoals ook uit het CHBO blijkt, een waarde ten overvloede.  
   
  Omliggende landschap – Malberg is vanwege zijn concept als een volledig nieuwe wijk op "maagdelijk agrarisch gebied" gebouwd. Van de Venne heeft daarvoor bewust gekozen want alleen zo kon hij zijn uitgangspunten verwezenlijken. In de onderlegger van de wijk was geen bebouwing aanwezig. Wel was er een oude verkaveling die buiten het projectgebied op de akkers en weilanden nog aanwezig is. Aan de westzijde wordt het gebied afgezoomd door agrarisch gebied met daarachter het Albertkanaal. Aan de andere zijden ligt de wijk tegen andere buurten aan. De wijk is als compleet bouwdeel in het landschap neergezet. Rijmt dit beeld tot zover met de algemene praktijk van de nieuwbouwwijken uit de jaren '60, de verrassende gaafheid van het oorspronkelijke profiel van het heuvelland binnen Malberg blijft verbazen.  

afbeelding "o173.jpg"  
Volgens de hoogtelijnenprojectie is de geaccidenteerdheid van het oude landschap binnen Malberg opmerkelijk gaaf behouden gebleven.  

  Overgangen van platteland naar de stedelijke bebouwing – In het algemeen zijn de overgangen van het platteland naar Malberg hard te noemen. Toch is er wel degelijk rekening gehouden met een overgang vanuit de stad naar het platteland. De structuur van de Musketruwe is bewust open, waardoor het platteland als het ware de stad invloeit. De kaart met de hoogtelijnen benadrukt nog eens hoezeer juist met deze stedenbouwkundige oplossing is ingespeeld op de bestaande geaccidenteerdheid. Ten oosten van die bebouwing is een vista, een doorkijk naar verre einden zonder een eindpunt te ontmoeten. Een oude landweg die daar lag, de Rosbaan begeleidt visueel deze groene ruimte: een groene long die uiteindelijk tot het Malbergplein doorloopt! Voor het overige wordt Malberg omsloten door andere bebouwing.  
   
  Doorkijkjes – In Malberg is de reeds genoemde vista een goed voorbeeld van een bewust gecreëerde doorkijk. Daarnaast is er, eveneens vanuit het centrum van de wijk een zichtas naar Oud-Caberg toe via de Malbergsingel en Vezeldonk.  
   
  Structuur – Malberg kent een kenmerkende ruimtelijke structuur. Deze is geordend en helder. De wijk is dan ook bijna mathematisch opgebouwd, met een open centrum in het midden, goed zichtbaar van meerdere zijden en er omheen de diverse woonbuurten.  
   
  Kwadranten en buurten – De woonbuurten zijn in vier units ondergebracht, gangbaar betiteld als kwadranten. Iedere unit kent zijn eigen, soms verbijzonderde invulling van de verschillende categorieën architectuur. De buurten liggen rondom een centraal plein gegroepeerd. Zo'n plein is steeds groen gestoffeerd. De kwadranten zijn onderling gescheiden door groene bufferzones: één tussen de noordelijke twee kwadranten (met de vista), één tussen de twee westelijke kwadranten, nu grotendeels volgebouwd en de Malbergsingel met zijn royale groen tussen de twee zuidelijke kwadranten alsmede tussen de twee westelijke kwadranten.  

afbeelding "o174.jpg"  
Het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan van Malberg van drs J.J.J. van de Venne en ir H. van der Wusten en met zijn vier kwadranten is bijzonder gaaf behouden.  

  Verkaveling – De huidige verkaveling sluit daarop aan. Dat betekent grotendeels een lineair patroon, uitmondend in bouwclusters. Daar waar afwijkingen voorkomen, heeft de stedenbouwkundige het oorspronkelijke reliëf gevolgd (zie de hoogtelijnenkaart).  
   
  Elementaire EinzelgängerEr is een aantal Einzelgänger, blikvangers in de wijk aan te treffen. Te denken valt onder meer aan de kerk op het Dukaatplein en de scholen. In het projectgebied zijn verder de vele inbreidingen in de groene buffer tussen Malberg en Oud-Caberg voor een deel door hun afwijkende typologie als Einzelgänger aan te merken. Dat geldt ook voor de flats op het Busselplein, aan de Tournooiruwe en Laathofruwe.  
   
  Infrastructuur – De infrastructuur heeft een hard karakter. Van de oude wegen in het gebied is slechts één exemplaar nog aanwezig: de Rosbaan, nu Schildruwe, die als oude holle weg fraai opgenomen is in het ter plekke aanwezige groen. In het huidige Malberg is uiteraard een heel patroon van geasfalteerde straten aanwezig, van groot naar klein vertakkend. Malberg is één van de eerste wijken waar bij voorbaat rekening is gehouden met de auto. Dat is zowel te merken aan het wegenplan als aan de royale parkeervoorzieningen inclusief stallingmogelijkheden via de vele garageboxen.  

afbeelding "o175.jpg"  
De Vier Evangelistenkerk aan het Dukaatplein vormt een karakteristiek 'Einzelganger'.  

  Interparochiële weg – De Malbergsingel en het verlengde ervan, de Papyrussingel. De lus die beide straten met elkaar vormen, verbindt Malberg en Oud-Caberg met de rest van de stad. In het oosten komt de Papyrussingel uit op de internationale uitvalsweg, de Brusselseweg. De Malbergsingel is niet direct op de daar in de buurt gelegen internationale Via Regia aangesloten. Vanaf de Via Regia betreedt men eerst de beneden lopende Cantecleerstraat om vervolgens bij het eerste verkeersplein linksaf de omhoog lopende Malbergsingel op te gaan: een even duidelijke als markante entree van de wijk. Aan deze singel zijn toonaangevende gebouwen gelegen, inclusief de centrumbebouwing.  
   
  Hoofdparochiële weg – Vanaf de interparochiële weg vertakken diverse hoofdparochiële wegen zich om de kwadranten te ontsluiten. Per buurt zijn er dat meestal twee. Te noemen zijn bijvoorbeeld: Taliënruwe en Schepelruwe in het zuidwestelijke kwadrant. Tussen het zuidoostelijk kwadrant en de verderop gelegen Donkenbuurt is de Velijndonk doorgetrokken. In de Donkenbuurt is een parallelweg naast de Van Akenweg aangelegd: Pergamijndonk. Van daaruit ontspruiten de woonstraten, waaronder nog een gradatie van paden bestaat.  
   
  Overige infrastructuurTenslotte zijn er diverse parkeerplaatsen in de wijken aangelegd. Van centrale parkeerplaatsen tot parkeerstroken langs de straten. Om de auto in de wijk te stallen zijn er verschillende garageboxen gebouwd. Een typisch fenomeen uit de jaren ' 50 tot midden jaren '70.  
   
  Historisch groen – Historisch groen van voor 1960 is in de wijk nagenoeg niet aanwezig. In het gebied was voor de bouw van de wijk nauwelijks geboomte aanwezig. Hier en daar treft men een oud exemplaar aan.  
   
  Groene kamers als variant op de huisweiden – Net als in Oud-Caberg zijn er in Malberg huisweiden aanwezig. Maar dan nieuw ontworpen exemplaren: tussen de flats langs westen de Malbergsingel. De 'weiden' worden door hagen omzoomd, die daarmee tevens de flats onderling verbinden. Dit zijn waardevolle elementen.  

afbeelding "o176.jpg"  
De flats van Piet Dingemans met de latere glasvliesgevels zijn een markant voorbeeld van jaren '60 bouwen. Daartussen liggen de omhaagde, groene 'huisweiden'.  

  Boombeplanting – In Malberg is weinig laanbeplanting toegepast. De Malbergsingel kent semi-laanbeplanting en in een enkele cluster (blok 21 bijvoorbeeld) zijn boomrijen aanwezig. Rondom de groene pleinen zijn meer bomen te vinden. Soms in een rij, meestal dun gegroepeerd om de openheid van het plein te handhaven.  

  Overige onderdelen van de groenaanleg – Naast het geboomte is er veel meer groen aanwezig:  
  -   op de pleinen in de kwadranten en in de buffers/vista. Het is steeds open groen dat ruimtelijkheid ademt. Het plein- en buffergroen is nog steeds in goed onderhouden staat. De geleding ervan is kenmerkend voor zijn tijd;  
  -   daarnaast bevinden zich in het achter- c.q. middengebied van de verschillende blokken groene afscheidingen, waarvan de meest opvallende de ligusterhagen zijn in de middenwoningen van het noordelijke kwadrant (bij de verwarmingstoren);  
  -   opvallend is het groen in hetzelfde kwadrant bij de patiowoningen: enerzijds werkt dit als structurerend element rond de parkeerplaatsen op het middenterrein. Anderzijds is de metafoor van het water opvallend, met name daar waar de volumes gelegen zijn in een vijver aan plantsoenachtig laagstruweel;  
  -   tenslotte zijn er dan nog de lage hagen bij de flats die een functie hebben van groene plinten.  

  Gestandaardiseerde bouwtypen – Om veel en tegen een redelijke kostprijs en bovendien snel te kunnen bouwen is er gekozen voor seriebouw. Er zijn woningen in series gebouwd. De verschillende typen zijn uit de blokkendoos gehaald en verspreid over de kwadranten. Per buurt betreft het vaak één type woning. Hier en daar zijn er wat uitzonderingen.  

afbeelding "o177.jpg"  
De patiowoningen van Gerard Snelder waren een novum, waar Van der Venne bewust op aanstuurde om de uniformiteit van de wijk te doorbreken.  

  Woningdifferentiatie – De toegepaste woningdifferentiatie is toegespitst op de bewoners die er zouden gaan wonen. Die verschillende doelgroepen, werden zorgvuldig uit elkaar, dan wel juist bij elkaar gezet. De woningtypen reflecteren nog steeds die gedachte. De uitwerking is steeds het resultaat van een bouwteam onder leiding van één architect.  

afbeelding "o178.jpg"  
Het niveau van de woningdifferentiatie is ook merkbaar aan de flats van Piet Dingemans. Deze danken hun uitstraling onder meer aan het terughoudende kleurenschema dat voor de bepleisterde liftschachten en blinde muren werd gebruikt. Ook hier is de adem van het Nieuwe Bouwen over heen gegaan.  

afbeelding "o179.jpg"  
De woningen voor 'achterblijvers' aan de Schildruwe zijn tekenend voor de standaardisatie in de naoorlogse volkshuisvesting. Opvallend is dat de rooilijn het oude verloop van de Rosbaan in de richting van het landschap volgt.  

  Inbreidingen – Na de oplevering van Malberg in 1969 en de Donkenbuurt begin jaren '70 hebben er diverse inbreidingen in het gebied plaatsgevonden, altijd in bestaand groen. Het varieert van hoogbouw (zevenlaags) op het Busselplein, aan de Tournooiruwe en Laathofruwe tot een miniwijkje op het Vendelplein tot grootschalige inbreidingen in de groene buffer tussen Malberg en Oud-Caberg. De architectonische kwaliteit is divers, echter in veel gevallen niet aangepast aan de overige architectuur en stedenbouwkundig niet passend. Een positieve uitschieter zijn de zes stroken in de groene buffer van Theo Teeken.  
   
  Richtlijnen voor beheer, versterking en ontwikkeling van Malberg  
  De stedenbouwkundig open structuur van de noordwestelijke grens van Malberg is als bijzonder en waardevol aan te merken, geheel passend in de stijl van de rest van de wijk. Het laat onverlet dat de bebouwing zelf vervangen zou kunnen worden.  
   
  De vista en de zichtas zijn zonder meer te combineren met eventuele nieuwe invullingen in het gebied. Doordat zij sterk afhankelijk zijn van de infrastructuur, is het zaak deze te bewaken.  
   
  De bebouwing die aan het landschap grenst, is nu bijna overal laag dan wel zodanig gebouwd dat de overgangen toch niet echt hard zijn te noemen. Bij vervanging is het aan te bevelen geen hoger bouwvolume dan het huidige te realiseren.  
   
  Ook de dakvorm is daarbij van belang: een donker zadeldak geeft een zachtere overgang dan een plat dak.  
   
  De Einzelgänger die tot de oorspronkelijke bebouwing behoren zijn van belang vanwege hun overwegend kenmerkende architectuur en de bijzondere plaats die ze stedenbouwkundig innemen. Deze kunnen als referentie benut worden voor nieuwe ontwikkelingen.  
   
  In het algemeen vormen de inbreidingen in de groene wig tussen Malberg en de Donkenbuurt een aantasting van de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet. Ze zijn immers in een groenzone gebouwd die bewust als zodanig is aangelegd. Dat neemt niet weg dat ontwikkelingen hier niet uitgesloten mogen worden. Indien de verdichting doorzet vormt het complex van Theo Teeken een inspirerend referentiebeeld.  
   
  Het valt aan te bevelen de bijzondere Einzelgänger in toekomstige plannen in te passen.  

afbeelding "o181.jpg"  
  De garageboxen vormen in Malberg een karakteristiek onderdeel van het concept, ontstaan in een tijd dat de auto nog niet als ongewenst onderdeel uit het straatbeeld was verbannen.  
   
  Voor zover bekend voldoet het stratenplan in het projectgebied nog steeds uitstekend. Het patroon is karakteristiek voor de wijk en representeert de achterliggende totaalvisie van Van de Venne. De bouwclusters die even geordend als het stratenplan zijn passen goed in het recht toe recht aan stratenplan. Dat wil zeggen:  
  -   het verdient aanbeveling dit plan als stedenbouwkundige grondlegger van de wijk intact te laten;  
  -   dat geldt ook voor de overige voorzieningen, zeker ook voor de garageboxen die een karakteristiek onderdeel van het straatbeeld vormen;  

afbeelding "o180.jpg"  
Ligusterhagen als erfafscheidingen tussen de tuinen (noordwestelijk kwadrant)  

  Al het groen vervult nog steeds de functie waarvoor het is ontworpen. Bovendien is er een bepaalde hoeveelheid groen per wooneenheid voorgeschreven. Dat heet kwaliteit. Daarom verdient het aanbeveling om al het groen in zijn huidige vorm en staat van onderhoud te handhaven. In het bijzonder moet gelet worden op:  
  -   de zeldzame resten van het historisch groen  
  -   de greens op de pleinen  
  -   de groene kamers  
  -   de parkachtige boompartijen op de greens  
  -   de groene buffers  
  -   de groene erfafscheidingen  
  -   de groene structurerende hagen die bij de flats als plinten werken  
  -   de groene 'waterpartijen' met name rond de patiowoningen.  

  De woningen zijn de essentie van de wijk. Zij bepalen uiteindelijk het karakter van de wijken. Vanwege het achterliggende gedachtegoed, de doordachte opzet en de aard van Gesamtkunstwerk, zullen uitbreidingen en inbreidingen steeds zo goed mogelijk moeten aansluiten bij het oorspronkelijke type ruimte en woning. Dat wil zeggen dat vervangende architectuur van de zelfde korrelgrootte (blokkendoos) hoort te zijn met respect voor de strokenbouw of het andersoortige stedenbouwkundige patroon ter plaatse. Ook de bijbehorende stoffering – het afscheidingsloze groen en karakteristieke details – dienen in overeenstemming met het Gesamtkunstwerk te zijn.  

afbeelding "o184.jpg"  
De volumes naar ontwerp van Theo Teeken vormen een geslaagd referentiebeeld voor nieuwe bebouwing in Malberg.  

  In Malberg is een aantal karakteristieke elementen aanwezig, zoals de eerste steen, de stadsverwarmingtoren, de oorspronkelijke straatlantaarns, kleine sculpturen, een enkele authentieke zandbak (bij de westelijkste flats aan de Musketruwe en bij de flat aan de Arrestruwe, hoek Poortersruwe) en de architectuursculptuur bij de kerk. Deze dienen niet alleen behouden te blijven, maar ook als type model te staan bij toekomstige interventies.  

afbeelding "o182.jpg"  
De verwarmingstoren als restant van de verdwenen stadsverwarming  

  Karakteristiek van de Donkenbuurt  
  De Donkenbuurt uit de jaren zeventig die flankerend aan Oud-Caberg aangelegd is, is als jonge wijk nog zeer gaaf. Hoewel haar betekenis voor het Maastrichts erfgoed pas in de loop van de komende decennia zal uitkristalliseren, heeft zij nu al een positieve ruimtelijke uitstraling.  
   
  Overgangen van platteland naar de stedelijke bebouwing – Voor de Donkenbuurt geldt dat zij "ter afronding van het oude dorp" Oud-Caberg is gebouwd. Dat betekent dat deze wijk eenvoudigweg tegen het oude dorpslint aan is gebouwd. De noordzijde van de wijk ontmoet het omliggende landschap: door de laagbouw (tweelaags met een donker zadeldak) is vanaf het platteland geen harde overgang te ervaren.
Door de huisweiden, hoogstamboomgaarden en hagen te respecteren ontstaat er een verbindende zone tussen de wijk en de historische bebouwing van de Van Akenweg. Om deze zachte overgang te benadrukken is er gebruik gemaakt van laanbeplanting en groenaccenten op de hoeken van de Donken. Wanneer men vanuit deze Donken de Van Akenweg benadert ontstaat een aangenaam zichtveld, dat zich via de bebouwing aan de Van Akenweg laat doorvoeren naar het open landschap van het Lanakerveld. Omgekeerd vormt de laanbeplanting in combinatie met de huisweiden en groenaccenten een zachte overgang van platteland naar stedelijk gebied.  
   
  Groen – In de Donkenbuurt is meer en volgens een strakker plan geboomte aanwezig. Met name langs de Pergamijndonk en rond het plantsoen ter hoogte van de Atlasdonk en langs de Papyrussingel. Een en ander heeft ook te maken met de overgang naar Oud-Caberg. De flankerende fruitbomen bij de drie teruggelegen parkeerplaatsen vormen een vondst die tot navolging strekt.  

afbeelding "o183.jpg"  
Uitzicht vanaf de Pergamijndonk richting het Lanakerveld.  

  Gestandaardiseerde bouwtypen – Ook bij de Donkenbuurt is gekozen voor seriebouw in stroken. Hier en daar zijn er wat uitzonderingen (blok 3 in de Donkenbuurt). De enige Einzelganger vormt het drielaags flatgebouw aan de (verlengde) Malbergsingel.  
   
  Woningdifferentiatie – Symptomatisch voor de veranderde inzichten is dat in de Donkenbuurt minder woningdifferentiatie toegepast: er zijn in feite twee hoofdtypen toegepast – de kubussen van J. Kurvers aan de Filigraandonk en Velijndonk en de bichrome standaardwoningen met zadeldak – die het beeld dan ook sterk bepalen.  

afbeelding "o185.jpg"  
Type woningen dat het beeld van de Donkenbuurt domineert. De naam van de architect is niet achterhaald  

afbeelding "o186.jpg"  
De 'kubussen' van J. Kurvers  

  Karakteristieke details – De details bij de Donkenbuurt blijven beperkt tot het motief van de veldkeien die als schampstenen werken.
 
  Richtlijnen voor beheer, versterking en ontwikkeling van de Donkenbuurt  
  De richtlijnen vermeld onder Malberg zijn van overeenkomstige toepassing, met als speciale vermelding dat binnen de oorspronkelijke Donkenbuurt Einzelgängerniet echt op hun plaats zijn en binnen de seriebouw dus ook vermeden dienen te worden.  

afbeelding "o187.jpg"  
Vervallen boerderij in Oud-Caberg  

  Richtlijnen voor onderhoud en herstel (restauratie) van dominante en kenmerkende panden  
  Behalve richtlijnen ten aanzien van de beeldkwaliteit, dient deze paragraaf als beschrijving in hoofdlijnen ook te voorzien in een leidraad voor de omgang met dominante en beeldondersteunende/kenmerkende panden.  
   
  Behoud gaat vóór vernieuwen of ontwikkelen.  
   
  Vernieuwen en ontwikkelen geschiedt vanuit de cultuurhistorische randvoorwaarden.  
   
  De Schauseite(n) van het pand moet men zoveel mogelijk in tact laten.  
   
  Bij restauratie moet men de historische gelaagdheid en de afleesbaarheid van het verleden in vormgeving, constructie en materiaalgebruik respecteren.  
   
  Bij herstel, onderhoud en/of restauratie dient zoveel mogelijk aansluiting gezocht te worden bij de historische materialen en substanties, tot op het niveau van de samenstelling van de mortel voor het voegwerk.  
   
  Toevoegingen dienen bij voorkeur tot stand te komen op, in of bij de minst kwetsbare plekken van het beschermde pand.  
   
  Toevoegingen dienen proportioneel en materieel aan te sluiten bij het hoofdvolume; ook met de korrelgrootte van de omgeving dient rekening gehouden te worden.  
   
  Toevoegingen dienen van hetzelfde gehalte te zijn als het bestaande. Moderne materialen daarbij zijn mogelijk, mits passend bij de bestaande textuur en het kleurengamma.  
   
  De oorspronkelijke detaillering in de vorm van voegwerk, gevelafwerkingslagen, decoraties, metselpatronen, roedeverdelingen in vensters, et cetera dient optimaal gerespecteerd te worden. Eigentijdse interventies dienen hier bij voorkeur vermeden te worden.  
   
  De detaillering dient qua maat en schaal in overeenstemming te zijn met het historische karakter van het pand. Hetgeen hiervoor over toevoegingen staat vermeld is van overeenkomstige toepassing.  
   
  Bij interieurs dienen authentieke onderdelen en de oorspronkelijke indeling zoveel mogelijk in tact te blijven.  
   
  Indien het gebruik en/of de haalbaarheid dat vergt, mag bij herbestemming ingegrepen worden in de oorspronkelijke indeling en structuur van een pand, mits dit gebeurt met de grootst mogelijke zorgvuldigheid, optimaal aansluiting gezocht wordt bij het oorspronkelijke concept en gebleken is dat dit noodzakelijk is.  
   
  Bij de beoordeling van plannen tot sloop van (delen van) een dominant of beeldondersteunend/kenmerkend pand is de gangbare jurisprudentie terzake van rijksmonumenten van toepassing. Dit wil zeggen dat bij de planvorming:  
  -   een exercitie en doorberekening dient plaats te vinden van een scenario met integraal behoud.  
  -   aangetoond dient te worden dat het optimale scenario niet haalbaar is en het niet doorgaan van de herbestemming tot een (versterking van de) neerwaartse spiraal ten aanzien van het voortbestaan van het pand zal leiden.  
  -   een haalbaar scenario opgesteld dient te worden met het meest monumentvriendelijke alternatief.  
  -   het voorbereidend projectonderzoek (artikel 13A lid 5 van de bestemmingsplanvoorschriften) dient in het onderhavige geval tevens ter documentatie van hetgeen door sloop gaat verdwijnen.  

8. Maatschappelijke en economische Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor wat betreft het verslag van de inspraak en het vooroverleg, zoals behandeld in de vergadering van de raadcommissie d.d. 24 mei 2005, wordt verwezen naar bijlage 3.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente Maastricht heeft samen met de woningstichtingen Woonpunt, Servatius en marktpartij Amstelland één grondexploitatiemaatschappij (GEM) voor Malberg (voor Oud-Caberg worden geen grootschalige ontwikkelingen voorzien) opgericht. Het GEM voert de grondexploitatie voor het gebied uit, en draagt hiervoor verantwoordelijkheid en risico.

afbeelding "o188.jpg"  

Tabel 7: Economische uitvoerbaarheid bestemmingsplan Malberg en Oud-Caberg

Bijlagen

Bijlage 1. Bedrijvigheid in Malberg en Oud-Caberg

Bijlagen als pdf-bestand in gegevensset conform DURP standaard opgenomen.

Klik hier voor bijlage

Bijlage 2. Verslaglegging waterparagraaf

Bijlagen als pdf-bestand in gegevensset conform DURP standaard opgenomen.

Klik hier voor bijlage

Bijlage 3. Verslag inspraak en vooroverleg

Bijlagen als pdf-bestand in gegevensset conform DURP standaard opgenomen.

Klik hier voor bijlage

Bijlage 4. Bijlage Maastrichts planlogisch erfgoedregime

Bijlagen als pdf-bestand in gegevensset conform DURP standaard opgenomen.

Klik hier voor bijlage

Bijlage 5. Raadsbesluit

Bijlagen als pdf-bestand in gegevensset conform DURP standaard opgenomen.

Klik hier voor bijlage

Bijlage 6. Besluit hogere grenswaarden

Bijlagen als pdf-bestand in gegevensset conform DURP standaard opgenomen.

klik hier voor bijlage