logo gemMtr klr

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Gebruiksvoorschriften,

deel uitmakende van het partieel bestemmingsplan, regelen­de de bestemming voor de gronden, begrensd door de Schar­nerweg, het Oranjeplein, de Atillaweg, de Prins Mauritslaan, de grens tussen de gemeente Heer en de gemeente Maastricht, de westgrens van de spoorlijn Maastricht - Luik, de Duitse Poort en de Heerderweg tot aan de Scharnerweg, verder aange­duid als het plan " Zuidelijk deel van Wijckerpoort en Oos­termaas ", zoals dit is aangegeven op de plankaart no. T 842C

 

 

Samengevoegd met artikel10, raadsbesluit d.d. 10 december 1973 (wijziging):

 

Onder detailhandel dient te worden verstaan het bedrijfsmatig aan particulieren verkopen van goederen.

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor bouwwerken ten behoeve van detailhandel, welke niet of bezwaarlijk in woonbuurten kan worden uitgeoefend.

 

Artikel 13:

4.      Burgemeester en Wethouders kunnen van het onder 1 en 2 be­paalde, voor wat betreft de afmetingen en van het onder 3 bepaalde voor maximaal 2 bijgebouwtjes, vrijstelling verle­nen indien de bestemming van de gebouwen, of de ligging daarvan ten opzichte van elkaar of de afmetingen van de ach­tertuin het verlenen van vrijstelling wettigen en mits voor wat betreft de in lid 2 bedoelde  bijgebouwtjes niet meer dan 1/3 van de beschikbare oppervlakte wordt bebouwd.

 

Wijziging raadsbesluit d.d. 10 december 1973

 

Artikel 15: lid 4: wijziging, lid 5 en 6 toevoeging  raadsbesluit d.d. 26-7-1971

4.      Burgemeester en Wethouders kunnen van het lid 1 en 3 omschreven verbod  bepaalde vrijstelling verlenen, behoudens de in artikel 10 bedoelde bestemming groothandel, mits de ver­wezenlijking van het plan hierdoor niet wordt belemmerd, bemoeilijkt c.q  resp. een gerealiseerde bestemming niet wezenlijk wordt aangetast.

5.      Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de in artikel 10 genoemde gronden, welke zijn bestemd voor groothandel, vrijstelling verlenen ten behoeve van detailhandel, welke niet of bezwaarlijk in woonbuurten kan worden uitgeoefend.

6.      Burgemeester en wethouders verlenen van het in lid 1 en 3 bepaalde vrijstelling als strikte toepassing van de voorschriften leidt tot een beperking van het meest doelmatig gebruik, die niet door dringende reden gerechtvaardigd wordt.           

 

Artikel 17: lid 1, 2, 3, 4 zijn toegevoegd en aangepast, raadsstuk d.d. 10 december 1973

1.      ten aanzien van de bebouwingsklassen M, Mg, Mp en B  de bebouwings­grenzen hiervan aan de achterzijde van het bebouwingsvlak te overschrijden, zulks ten dienst van de verruiming van de woon-, winkel- of werkaccomodatie met dien verstande dat:

A.     1.       de overschrijding, indien deze plaats vindt over de volle breedte van de achtergevel maximaal 2,75 meter, buitenwerks gemeten, mag bedragen.    

2.      de overschrijding, anders als bedoeld in punt 1 hiervorengenoemd, maximaal 6 meter, buitenwerks gemeten, mag bedragen.

B.      de hoogte, buitenwerks gemeten, niet hoger mag zijn dan de bovenzijde van de laagste volledig boven het terrein gelegen bouwlaag van het gebouw zelf;

C.      bij het gebouw een achtererf aanwezig moet blijven met een onbebouwd oppervlak dat tenminste gelijk is aan het product van 5x de breedte van de achtergevel. Voor de bepaling van dit onbebouwd oppervlak mogen de bijgebouwtjes als bedoeld in artikel 13 niet buiten beschouwing worden gelaten;

D.      door het verlenen van vrijstelling de belangen van de eigenaars en/of gebruikers van de belendende percelen niet onevenredig worden geschaad.

 

2.      Om ten aanzien van de bebouwingsklassen M, Mg, Mp en B de bebouwingsgrenzen of het ingevolge de bebouwingstabel te bebouwen oppervlak aan de zijkant van het bebouwingsoppervlak te overschrijden, zulks ten dienste van de verruiming van de woon-, werkaccommodatie, met dien verstande dat:

A.      1.      de overschrijding maximaal 3 meter, buitenwerks gemeten, mag bedragen;

2.      de diepte van de uitbouw het verlengde van de achtergevel, met niet meer dan 2,75 meter, buitenwerks gemeten, mag overschrijden;

3.      het bepaalde in artikel 13 onder 1 sub c, van overeenkomstige toepassing is;

B.      de hoogte, buitenwerks gemeten, niet hoger mag zijn dan de bovenzijde van de laagste volledig boven het terrein gelegen bouwlaag van het gebouw zelf niet in strijd wordt gehandeld met het bepaalde in lid 1 sub c van dit artikel door het verlenen van vrijstelling de belangen van de eigenaars en/of gebruikers van de belendende percelen niet onevenredig worden geschaad.

 

3.      Voor het oprichten op de bestemming achtererf van duivenhokken, volières en soortgelijke bouwwerken, met dien verstande dat de hoogte maximaal 4 meter en de oppervlakte maximaal 12m² mag bedragen en het bepaalde onder lid 1 sub c van overeenkomstige toepassing is.

 

4.      ten aanzien van de plaats en/of richting van de bebouwingsgrenzen en de wegen, van de maximum hoogte voorzover de afwijking van geringe aard is, en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is , respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en daardoor geen belangen van derden worden geschaad.

 

 

 

INHOUD

 

 

PARAGRAAF I  ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1     Begripsbepalingen

Artikel 2     Meetbepalingen

 

PARAGRAAF II  BESTEMMINGSBEPALING

Artikel 3     Bebouwingsklassen M, Mg en Mp

Artikel 4     Bebouwingsklassen E3g, E4, E6 en E14

Artikel 5     Bebouwingsklasse B

Artikel 6     Bebouwingsklasse K

Artikel 7     Bebouwingsklasse A

Artikel 8     Gebouwen voor bijzondere doeleinden

Artikel 9     Bedrijfsgebouwtjes

Artikel 10  Bedrijven en lichte industrie

Artikel 11  Benzineverkooppunt

Artikel 12  Spoorwegdoeleinden

Artikel 13  Bijgebouwtjes

Artikel 14  Overige bestemmingen

 

PARAGRAAF III  AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 15 Bepalingen betreffende het gebruik van de grond

Artikel 16  Overgangsbepalingen

Artikel 17  Vrijstellingsbevoegdheid

Artikel 18  Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 19  Strafbepaling